ECLI:NL:RBOVE:2018:2109

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
6424358 CV EXPL 17-6815
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewindvoering en procespositie van eisende partij in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 12 juni 2018, is de eisende partij, [eiser 1], onder bewind gesteld. Dit heeft geleid tot de vraag of de procedure door hem zelf aanhangig gemaakt kon worden, of dat dit diende te gebeuren door zijn bewindvoerder. De rechtbank oordeelt dat de bewindvoerder de positie van eisende partij kan overnemen, zoals ook is bevestigd in een arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser 1] niet zelf in rechte kan optreden, omdat hij door zijn bewindvoerder(s) vertegenwoordigd wordt. Dit is in overeenstemming met de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die de rol van bewindvoerders in dergelijke situaties beschrijven.

De procedure begon met een dagvaarding op 19 oktober 2017, gevolgd door verschillende conclusies en een tussenvonnis. In de hoofdzaak vorderde [eiser 1] onder andere de vernietiging van een overeenkomst en betaling van een bedrag van € 14.000, dat onverschuldigd aan de gedaagden zou zijn betaald. De gedaagden hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en veroordeling van [eiser 1] in de proceskosten.

In het incident vorderde [verweerder 1 in incident] dat zijn bewindvoerder, [eiser in incident], de positie van eisende partij overneemt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewindvoerder deze rol kan vervullen, en dat de procedure voortaan op naam van de bewindvoerder zal worden gevoerd. De rechtbank heeft ook een comparitie van partijen gelast om het geschil verder te bespreken en een mogelijke schikking te beproeven. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 26 juni 2018, waar partijen hun verhinderdata kunnen opgeven voor de comparitie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknr. : 6424358 CV EXPL 17-6815
Datum : 12 juni 2018
Vonnis in de hoofdzaak van:
[eiser 1],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
verder te noemen [eiser 1] ,
gemachtigde mr. J. Bouter, toegevoegd onder nummer 4KU5987,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
in persoon procederend,
en
de besloten vennootschap
[gedaagde 2],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. [A] .
Vonnis in het incident in de zaak van:
[eiser in incident],
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser 1] ,
zaakdoende te [plaats 3] ,
eiser,
verder te noemen [eiser in incident] ,
gemachtigde mr. J. Bouter,
tegen
[verweerder 1 in incident]
wonende te [plaats 1] ,
verweerder,
verder te noemen [verweerder 1 in incident] ,
gemachtigde mr. J. Bouter, toegevoegd onder nummer 4KU5987,
en
[verweerder 2 in incident ],
wonende te [plaats 2] ,
verweerder,
in persoon procederend,
en
de besloten vennootschap
[verweerder 3 in incident ],
gevestigd te [plaats 2] ,
verweerder,
gemachtigde mr. [A] .
Verloop van de procedure
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
– dagvaarding van 19 oktober 2017
– conclusie van antwoord
– tussenvonnis van 5 december 2017
– conclusie van repliek in de hoofdzaak/conclusie van eis in het incident tot voeging
– conclusie van dupliek in de hoofdzaak/conclusie van antwoord in het incident tot voeging.
Geschil in de hoofdzaak
[eiser 1] vordert:
I.
primair: te verklaren voor recht dat de overeenkomst d.d. 21 september 2012 op 23 oktober 2012 buitengerechtelijk is vernietigd;
subsidiair: de overeenkomst d.d. 21 september 2012 te vernietigen nu deze tot stand is gekomen op basis van dwaling, bedrog, dan wel misbruik van omstandigheden;
II.
primair: gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis van een bedrag ad € 14.000 nu dit onverschuldigd aan gedaagde(n) is betaald;
subsidiair: gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis van een bedrag ad € 14.000, nu gedaagde(n) ten laste van [eiser 1] ongerechtvaardigd wordt verrijkt door behoud van dit bedrag;
III.
te verklaren voor recht dat de [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser 1] en [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis van een bedrag ad € 14.000 in verband met de door de [gedaagde 1] gepleegde onrechtmatige daad veroorzaakte schade van [eiser 1] ;
IV.
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis van een bedrag ad € 915 wegens buitengerechtelijke incassokosten, subsidiair een bedrag zoals door U, Edelachtbare Heer/Vrouwe Kantonrechter, te bepalen;
V.
de onder I-III genoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der onderhavige dagvaarding;
VI.
gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met € 100 nakosten en met de wettelijke rente indien het bedrag van de proceskostenveroordeling niet binnen veertien dagen is betaald.
Gedaagden hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser 1] in de proceskosten.
Geschil in het incident
[verweerder 1 in incident] vordert primair dat zijn bewindvoerder, [eiser in incident] , de positie van eisende partij overneemt.
Subsidiair vordert [eiser in incident] dat hij zich aan de kant van [verweerder 1 in incident] zal mogen voegen.
Gedaagden hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [verweerder 1 in incident] en [eiser in incident] in de proceskosten.
Beoordeling in de hoofdzaak en in het incident
1. Het volgende staat vast.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2016 zijn [X] en [Y] , handelend onder de naam [Z] Beheer, tot opvolgend bewindvoerders benoemd, nadat eerder, op 6 september 2013, de goederen van [eiser 1] onder bewind waren gesteld als bedoeld in art. 1:431 BW.
2. Dit leidde ertoe dat [eiser 1] niet zelf in rechte kan optreden. Hij wordt immers door zijn bewindvoerder(s) in en buiten rechte vertegenwoordigd (art. 1:441 BW).
3. In het arrest HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:147 staat onder meer het volgende:
Ingeval een procedure aanhangig is gemaakt door iemand die procesonbekwaam is, kan de wettelijk vertegenwoordiger de procedure ‘overnemen’. Deze treedt dan als formele procespartij in de plaats van de vertegenwoordigde. De zaak betrof een eisende partij die in Spanje onder curatele (‘tutela’) was gesteld. Vergelijk HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:
525 in het geval degene wiens goederen onder bewind zijn gesteld als gedaagde optreedt.
4.
Toepassing van deze regel leidt ertoe dat de bewindvoerder(s) van [eiser 1] diens positie als formele procespartij kan (kunnen) overnemen in die zin, dat de procedure voortaan op naam van de bewindvoerder(s) wordt gevoerd.
5. Uit art. 1:437 lid 2 BW volgt dat één bewindvoerder de werkzaamheden kan verrichten die tot het bewind horen, tenzij de kantonrechter anders heeft bepaald. Daarvan is ten aanzien van de bewindvoering over de goederen van [eiser 1] niet gebleken. Anders dan gedaagden hebben gesteld is het dus niet nodig dat beide bewindvoerders de positie van [eiser 1] als procespartij overnemen.
6. De gemachtigde van [eiser 1] heeft gesteld dat de bewindvoerder [eiser in incident] de procedure tegen gedaagden wil voortzetten. Uit de conclusie van repliek volgt, dat deze gemachtigde ook optreedt als gemachtigde van deze bewindvoerder Dat deze bewindvoerder is verbonden aan [Z] Beheer
B.V.zoals is gesteld, moet wel een misverstand zijn.
7. In het vervolg van de procedure zal, gelet op wat hiervoor is overwogen, in plaats van [eiser 1] de [eiser in incident] als eisende partij worden aangemerkt, uiteraard in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser 1] .
8. Bij deze stand van zaken kan de incidentele vordering van [eiser in incident] tot voeging buiten bespreking worden gelaten. Hij heeft daarbij immers geen belang meer. De vordering zal worden afgewezen. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd.
9. De kantonrechter had aanvankelijk een comparitie van partijen gelast, welke door omstandigheden niet is doorgegaan. Partijen hebben vervolgens doorgeprocedeerd over de (ambtshalve) opgeworpen vraag welke betekenis de onderbewindstelling voor de positie van [verweerder 1 in incident] als eisende partij heeft.
10. De kantonrechter zal, nu daarover duidelijkheid is verkregen, weer een comparitie van partijen gelasten ten einde het geschil met partijen te bespreken en eventueel een schikking te beproeven.
11. In verband hiermee zal de zaak naar de rolzitting van dinsdag 26 juni 2018 worden verwezen. Partijen kunnen hun verhinderdata in de periode tot en met oktober 2018 opgeven. Daarna zullen de datum en het tijdstip van de comparitie worden bepaald.
12. De agenda van de comparitie ziet er voorlopig als volgt uit:
1. Presentie.
2. Vaststelling inhoud dossier.
3. Bespreking van het geschil aan de hand van door de rechter te stellen vragen.
4. Nadere toelichting, indien nog nodig, door partijen en/of hun gemachtigden.
5. Bespreking van bereidheid van partijen tot schikking en eventueel schorsing van de zitting voor overleg tussen partijen.
6. Ingeval van een schikking: vastlegging van de gemaakte afspraken.
7. Ingeval van doorprocederen: eventueel mondeling tussenvonnis of eindvonnis, dan wel afspraken maken over de verdere gang van zaken en over het proces-verbaal van de zitting.
8. Sluiting.
13. Elke andere beslissing dan hierna genoemd, zal worden aangehouden.
De beslissingen
De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
1. gelast een comparitie van partijen voor het verschaffen van inlichtingen en eventueel het beproeven van een schikking;
2. bepaalt dat de comparitie dient te worden bijgewoond door – in elk geval – [eiser 1] , [eiser in incident] en [gedaagde 1] ;
3. verwijst de zaak voor de opgave van de verhinderdata tot en met oktober 2018 naar de rolzitting van
dinsdag 26 juni 2018 te 09.30, waarna de datum en het tijdstip van de comparitie zullen worden vastgesteld;
4. bepaalt dat stukken ten minste één week voor de comparitie aan de kantonrechter en de wederpartij toegestuurd dienen te worden;
5. houdt elke andere beslissing aan;
in het incident:
6. bepaalt dat de procedure aan de kant van [verweerder 1 in incident] vanaf heden wordt voortgezet door [eiser in incident] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [verweerder 1 in incident] , kantoorhoudende te [plaats 3] aan [adres] ;
7. wijst de vordering tot voeging af;
8. compenseert de proceskosten aldus, dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.