V.
de onder I-III genoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der onderhavige dagvaarding;
VI.
gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met € 100 nakosten en met de wettelijke rente indien het bedrag van de proceskostenveroordeling niet binnen veertien dagen is betaald.
Gedaagden hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser 1] in de proceskosten.
[verweerder 1 in incident] vordert primair dat zijn bewindvoerder, [eiser in incident] , de positie van eisende partij overneemt.
Subsidiair vordert [eiser in incident] dat hij zich aan de kant van [verweerder 1 in incident] zal mogen voegen.
Gedaagden hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [verweerder 1 in incident] en [eiser in incident] in de proceskosten.
Beoordeling in de hoofdzaak en in het incident
1. Het volgende staat vast.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 april 2016 zijn [X] en [Y] , handelend onder de naam [Z] Beheer, tot opvolgend bewindvoerders benoemd, nadat eerder, op 6 september 2013, de goederen van [eiser 1] onder bewind waren gesteld als bedoeld in art. 1:431 BW.
2. Dit leidde ertoe dat [eiser 1] niet zelf in rechte kan optreden. Hij wordt immers door zijn bewindvoerder(s) in en buiten rechte vertegenwoordigd (art. 1:441 BW).
3. In het arrest HR 2 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:147 staat onder meer het volgende:Ingeval een procedure aanhangig is gemaakt door iemand die procesonbekwaam is, kan de wettelijk vertegenwoordiger de procedure ‘overnemen’. Deze treedt dan als formele procespartij in de plaats van de vertegenwoordigde. De zaak betrof een eisende partij die in Spanje onder curatele (‘tutela’) was gesteld. Vergelijk HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014: 525 in het geval degene wiens goederen onder bewind zijn gesteld als gedaagde optreedt.
4.
Toepassing van deze regel leidt ertoe dat de bewindvoerder(s) van [eiser 1] diens positie als formele procespartij kan (kunnen) overnemen in die zin, dat de procedure voortaan op naam van de bewindvoerder(s) wordt gevoerd.
5. Uit art. 1:437 lid 2 BW volgt dat één bewindvoerder de werkzaamheden kan verrichten die tot het bewind horen, tenzij de kantonrechter anders heeft bepaald. Daarvan is ten aanzien van de bewindvoering over de goederen van [eiser 1] niet gebleken. Anders dan gedaagden hebben gesteld is het dus niet nodig dat beide bewindvoerders de positie van [eiser 1] als procespartij overnemen.
6. De gemachtigde van [eiser 1] heeft gesteld dat de bewindvoerder [eiser in incident] de procedure tegen gedaagden wil voortzetten. Uit de conclusie van repliek volgt, dat deze gemachtigde ook optreedt als gemachtigde van deze bewindvoerder Dat deze bewindvoerder is verbonden aan [Z] Beheer
B.V.zoals is gesteld, moet wel een misverstand zijn.
7. In het vervolg van de procedure zal, gelet op wat hiervoor is overwogen, in plaats van [eiser 1] de [eiser in incident] als eisende partij worden aangemerkt, uiteraard in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser 1] .
8. Bij deze stand van zaken kan de incidentele vordering van [eiser in incident] tot voeging buiten bespreking worden gelaten. Hij heeft daarbij immers geen belang meer. De vordering zal worden afgewezen. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd.
9. De kantonrechter had aanvankelijk een comparitie van partijen gelast, welke door omstandigheden niet is doorgegaan. Partijen hebben vervolgens doorgeprocedeerd over de (ambtshalve) opgeworpen vraag welke betekenis de onderbewindstelling voor de positie van [verweerder 1 in incident] als eisende partij heeft.
10. De kantonrechter zal, nu daarover duidelijkheid is verkregen, weer een comparitie van partijen gelasten ten einde het geschil met partijen te bespreken en eventueel een schikking te beproeven.
11. In verband hiermee zal de zaak naar de rolzitting van dinsdag 26 juni 2018 worden verwezen. Partijen kunnen hun verhinderdata in de periode tot en met oktober 2018 opgeven. Daarna zullen de datum en het tijdstip van de comparitie worden bepaald.
12. De agenda van de comparitie ziet er voorlopig als volgt uit:
1. Presentie.
2. Vaststelling inhoud dossier.
3. Bespreking van het geschil aan de hand van door de rechter te stellen vragen.
4. Nadere toelichting, indien nog nodig, door partijen en/of hun gemachtigden.
5. Bespreking van bereidheid van partijen tot schikking en eventueel schorsing van de zitting voor overleg tussen partijen.
6. Ingeval van een schikking: vastlegging van de gemaakte afspraken.
7. Ingeval van doorprocederen: eventueel mondeling tussenvonnis of eindvonnis, dan wel afspraken maken over de verdere gang van zaken en over het proces-verbaal van de zitting.
8. Sluiting.
13. Elke andere beslissing dan hierna genoemd, zal worden aangehouden.
1. gelast een comparitie van partijen voor het verschaffen van inlichtingen en eventueel het beproeven van een schikking;
2. bepaalt dat de comparitie dient te worden bijgewoond door – in elk geval – [eiser 1] , [eiser in incident] en [gedaagde 1] ;
3. verwijst de zaak voor de opgave van de verhinderdata tot en met oktober 2018 naar de rolzitting van
dinsdag 26 juni 2018 te 09.30, waarna de datum en het tijdstip van de comparitie zullen worden vastgesteld;
4. bepaalt dat stukken ten minste één week voor de comparitie aan de kantonrechter en de wederpartij toegestuurd dienen te worden;
5. houdt elke andere beslissing aan;
6. bepaalt dat de procedure aan de kant van [verweerder 1 in incident] vanaf heden wordt voortgezet door [eiser in incident] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [verweerder 1 in incident] , kantoorhoudende te [plaats 3] aan [adres] ;
7. wijst de vordering tot voeging af;
8. compenseert de proceskosten aldus, dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2018.