ECLI:NL:RBOVE:2018:1957

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
08.770271-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS met dwangverpleging na zware mishandeling met kokend water

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man die op 1 augustus 2017 in Balkbrug, gemeente Hardenberg, kokend water over een sociotherapeut heeft gegooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, dat ernstige brandwonden bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft hem ter beschikking gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank baseerde haar oordeel op twee deskundigenrapporten die wezen op een ernstige psychische stoornis bij de verdachte, waaronder schizofrenie en een verstandelijke beperking. De officier van justitie had een nieuwe TBS-maatregel gevorderd, wat de rechtbank heeft toegewezen, gezien het gevaar voor recidive en de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank benadrukte de impact van het delict op het slachtoffer, die door de mishandeling ernstige lichamelijke en psychische schade heeft opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770271-17
Datum vonnis: 7 juni 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. de Weert en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 1 augustus 2017 met voorbedachten rade kokend heet water over [slachtoffer] , op dat moment werkzaam als sociotherapeut in [instelling] , heeft gegoten waardoor zij ernstige brandwonden heeft opgelopen, last heeft van ernstige bewegingsbeperkingen en onbehandelbare pijn lijdt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, aan [slachtoffer] , sociotherapeut van [instelling] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- brandwonden op het hoofd: groot spoelvormig rood litteken van 2e graads verbranding op de linkerwang en/of verlitteking rondom de buitenste ooghoek van het linkeroog, waardoor het oog 'hangt' en het ooglid problemen met zien en ogen sluiten geeft en/of
- 2e en 3e graads brandwonden in de hals: vanuit de kaakhoek links naar de nek/hals doorlopend tot op beide borsten aan de voorzijde en in de nek en bovenzijde rug op de achterzijde en/of opvallende strengvormige verdikkingen van littekensweefsel op diverse plaatsen op beide borsten maar meest opvallend als dikke streng van midden op de borst doorlopend tot hoog in de hals rechts (onder het oor) en/of
- 2e en 3e graads brandwonden op borst en/of buik en/of rug: over het grootste deel van beide borsten aan de voorzijde en in de nek en bovenzijde rug op de achterzijde en/of een groot ovale gebied links op de buik en/of
- 2e graads brandwonden op de bovenarm: bleke verkleuringen van de huis als litteken aan onderzijde scherp afgegrensd door bovenliggende kleding en/of grote blijvende zichtbare ontsierende littekens die niet meer verder verbeteren en/of
- 2e graads brandwonden aan de benen: enkele grote gebieden van bleek-roze verkleuring van de huid als littekens hoog op de voorzijde van het bovenbeen en/of grote blijvende zichtbare ontsierende littekens die niet meer verder verbeteren,
althans zeer ernstige cosmetische ontsierende littekens, waardoor die [slachtoffer] forse bewegingsbeperkingen en/of onbehandelbare pijn in de verbrande huiddelen heeft, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een grote hoeveelheid, althans een hoeveelheid, kokend/heet water, althans een kokende/hete vloeistof, te overgieten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 2 augustus 2017 werd vanuit het [instelling] gemeld dat een medewerkster was mishandeld door een patiënt. De patiënt had kokend water over de medewerkster gegooid, waardoor zij ernstige brandwonden had opgelopen.
Door de politie zijn vervolgens verschillende getuigen, alsmede het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) over het voorval gehoord. Uit die verklaringen komt naar voren dat verdachte, die in het kader van een eerder opgelegde terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege in [instelling] verbleef, op 1 augustus 2017 tijdens een recreatiemoment vanuit zijn kamer naar de keuken is gelopen om theewater te koken. Nadat hij het water had gekookt, heeft verdachte het in een kan gedaan en is hij naar de koffiehoek gelopen waar [slachtoffer] in gesprek was met een andere collega en een patiënt. Vanuit het niets heeft verdachte vervolgens de deksel van de kan gehaald en heeft hij het gekookte water uit de kan over [slachtoffer] gegooid. Vervolgens heeft verdachte de kan tegen het gezicht van [slachtoffer] gegooid. Hierna is verdachte naar zijn kamer gegaan en is [slachtoffer] ter koeling door een collega onder de koude douche gezet.
Verdachte heeft zowel tegenover de politie als ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij boos was, omdat hij geen depot medicatie wilde. Op zijn kamer had hij al bedacht dat hij heet water over [slachtoffer] wilde gooien.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde op basis van het zich in het dossier bevindende bewijsmateriaal wettig en overtuigend bewezen. De ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, waartoe de deskundigen concluderen, doet niet af aan de opzet en de voorbedachten rade, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat vrijspraak dient te volgen van het bestanddeel dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat bij verdachte, hoewel hij ogenschijnlijk weliswaar kalm leek, sprake was van een hevige drift, bestaande uit boosheid en uitzichtloosheid over zijn situatie. Nu hij vanuit deze emotie heeft gehandeld, was van kalm beraad en rustig overleg geen sprake.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank, nu verdachte dit feit heeft bekend, conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de vraag of verdachte al dan niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn handelen.
In dit geval heeft verdachte verklaard dat hij op zijn kamer reeds wist dat hij heet water zou gooien over [slachtoffer] . Verdachte is vervolgens naar de keuken gelopen, heeft het water gekookt, in een kan gegoten, is naar [slachtoffer] gelopen en heeft het kokend water over haar heen gegooid. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte handelde ter uitvoering van een eerder genomen besluit. Voorzover de raadsman heeft willen betogen dat de psychische stoornis van verdachte aan een bewezenverklaring van de voorbedachten rade in de weg staat, overweegt de rechtbank dat blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zoals HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB4959) de omstandigheid dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht niet uit sluit dat sprake is van voorbedachten rade. Met andere woorden, het feit dat in casu aan de totstandkoming van het plan van verdachte een psychische stoornis ten grondslag ligt, behoeft een bewezenverklaring van voorbedachten rade niet in de weg te staan.
Gelet op alle omstandigheden van het geval, de persoon van de verdachte, mede in het licht bezien van vorenstaande jurisprudentie, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval met voorbedachten rade is gehandeld door verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 1 augustus 2017 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, aan [slachtoffer] , sociotherapeut van [instelling] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- brandwonden op het hoofd: groot spoelvormig rood litteken van 2e graads verbranding op de linkerwang en verlitteking rondom de buitenste ooghoek van het linkeroog, waardoor het oog 'hangt' en het ooglid problemen met zien en ogen sluiten geeft en
- 2e en 3e graads brandwonden in de hals: vanuit de kaakhoek links naar de nek/hals doorlopend tot op beide borsten aan de voorzijde en in de nek en bovenzijde rug op de achterzijde en opvallende strengvormige verdikkingen van littekensweefsel op diverse plaatsen op beide borsten maar meest opvallend als dikke streng van midden op de borst doorlopend tot hoog in de hals rechts (onder het oor) en
- 2e en 3e graads brandwonden op borst en buik en rug: over het grootste deel van beide borsten aan de voorzijde en in de nek en bovenzijde rug op de achterzijde en een groot ovale gebied links op de buik en
- 2e graads brandwonden op de bovenarm: bleke verkleuringen van de huid als litteken aan onderzijde scherp afgegrensd door bovenliggende kleding en grote blijvende zichtbare ontsierende littekens die niet meer verder verbeteren en
- 2e graads brandwonden aan de benen: enkele grote gebieden van bleek-roze verkleuring van de huid als littekens hoog op de voorzijde van het bovenbeen en grote blijvende zichtbare ontsierende littekens die niet meer verder verbeteren,
waardoor die [slachtoffer] forse bewegingsbeperkingen en onbehandelbare pijn in de verbrande huiddelen heeft, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een grote hoeveelheid, kokend heet water te overgieten.
In de tenlastelegging is een schrijffout verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

6.De strafbaarheid van verdachte

Ter beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank een tweetal Pro Justitia rapportages ontvangen. Het betreft een psychologische rapportage van
17 april 2018 van drs. B. Koudstaal en een psychiatrische rapportage van 10 april 2018 van drs. C.J. van Gestel, psychiater.
De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een ernstige vorm van schizofrenie, een verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie onder gereguleerde omstandigheden). De psycholoog omschrijft verdachte als ‘een ernstig zieke man die niet bij machte is om de aanloop naar zijn delicten te analyseren en/of te communiceren’.
Gezien de ernst van de stoornissen, de structurele beperkingen en de voortdurend falende realiteitstoetsing adviseert de psycholoog om het feit niet aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater komt tot dezelfde conclusies als de psycholoog en adviseert eveneens om het feit niet aan verdachte toe te rekenen. Hoewel de actie in zekere zin planmatig is geweest, is bij verdachte dermate weinig samenhang tussen impulsen en emoties, denken en doen, en tevens dermate weinig scheiding tussen de binnenwereld van verdachte en de realiteit dat het plan van verdachte (dat op geen enkele manier bij kon dragen aan het beoogde doel, namelijk vrijheid) niet duidt op enige mate van vrije wil.
De rechtbank acht de rapporten zorgvuldig tot stand gekomen en de conclusies voldoende onderbouwd en neemt daarom de inhoud daarvan over. De rechtbank is van oordeel dat verdachte vanwege zijn ziekelijke stoornissen volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, ontslaan van alle rechtsvervolging, nu de feiten hem niet kunnen worden toegerekend.

7.De op te leggen maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en een nieuwe terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. De officier van justitie acht oplegging van een nieuwe TBS-maatregel aangewezen, omdat zij het belangrijk vindt dat het gevaarlijke onberekenbare gedrag dat verdachte in deze zaak heeft laten zien voorop komt te staan in de behandeling en de benadering van verdachte, alsmede bij het oordeel over een eventuele verlenging van de maatregel. Voorts is de officier van justitie van mening dat de ernst van het strafbare feit een argument oplevert om de verantwoordelijkheid voor het verloop van de maatregel niet bij een andere rechtbank en parket te laten, maar zelf te nemen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht het opleggen van een nieuwe TBS-maatregel niet nodig en oneigenlijk. De maatschappij wordt reeds zo goed als mogelijk beveiligd door de TBS-maatregel die van kracht is. De deskundigen zien vanuit gedragskundig perspectief ook geen meerwaarde in het opleggen van een nieuwe TBS-maatregel. De raadsman heeft aangevoerd dat de thans lopende TBS-maatregel met dwangverpleging onlangs nog is verlengd en dat in de rapportages het huidige feit uitgebreid aan de orde is gekomen en is meegewogen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 1 augustus 2017 [slachtoffer] onbeschrijfelijk veel leed toe gebracht door, uit het niets, kokend heet water over haar gezicht en lijf te gooien toen zij als sociotherapeut werkzaam was in [instelling] . [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan ontsierende littekens, forse bewegingsbeperkingen en ondragelijke en onbehandelbare pijnen. Zij heeft veel zeer pijnlijke operaties moeten ondergaan. In haar schriftelijke slachtofferverklaring komt treffend tot uitdrukking hoeveel impact het feit op haar heeft en hoe het leven voor haar op dit moment voelt als overleven.
Dit treft des te meer, nu juist door de inzet en toewijding bij de TBS-behandeling door mensen als [slachtoffer] terbeschikkinggestelden kunnen werken aan terugkeer in de samenleving.
Nu hetgeen bewezen is verklaard niet aan verdachte kan worden toegerekend, kan van strafoplegging geen sprake zijn. Verdachte heeft het feit gepleegd terwijl hij in het kader van een lopende TBS-maatregel met verpleging van overheidswege werd verpleegd. De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of oplegging van een nieuwe TBS-maatregel met verpleging van overheidswege geboden is.
Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat er sprake is van een hoog risico op recidive. Uit het bewezenverklaarde feit is immers wel gebleken dat verdachte onverwacht tot zeer ernstig geweld kan komen, ook in een hoog beveiligde en gestructureerde TBS-instelling.
Beide deskundigen achten een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege de enige passende maatregel die het risico op recidive enigszins kunnen beperken.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden voor oplegging van een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege is voldaan. Verdachte wordt veroordeeld voor een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Over verdachte is verder gerapporteerd door twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater. Zoals hiervoor vermeld, staat voldoende vast dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens als bedoeld in artikel 37a Sr en dat de kans op recidive groot is.
De rechtbank stelt vast dat het feit dat thans bewezen is verklaard, namelijk een ernstig geweldsdelict, van andere aard is dan het feit waarvoor verdachte eerder een TBS-maatregel kreeg opgelegd, namelijk een zedendelict. De rechtbank acht het, net als de officier van justitie, van belang dat het onberekenbare en gevaarlijke gedrag dat verdachte in deze zaak heeft laten zien voorop dient te staan in de behandeling en bejegening van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen wederom de oplegging van de TBS-maatregel eist. Om dezelfde reden zal de rechtbank de verpleging van overheidswege bevelen. De maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a en 37b Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland genaamd: [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 2 augustus 2017, p. 16-17;
2. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 2 augustus 2017, p. 21-22;
3. het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 9 augustus 2017, p. 26-28;
4. het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 augustus 2017, p. 33-36.
5. een medische verklaring van deskundige S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts van 15 december 2017.