In deze zaak vordert de man dat de vrouw medewerking verleent aan de verkoop van hun gezamenlijke woning aan een derde partij voor een prijs die de vrouw als te laag beschouwt. De rechtbank Overijssel heeft op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in een kort geding, waarin de man zijn vordering heeft onderbouwd met het argument dat hij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheek en dat de woning al geruime tijd te koop staat zonder dat er zich potentiële kopers melden. De vrouw daarentegen heeft verweer gevoerd en gesteld dat de woning voor een hogere prijs verkocht moet kunnen worden, en dat zij en de kinderen pas per 1 september 2018 over andere woonruimte kunnen beschikken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de vrouw uitvalt, omdat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij financieel risico loopt als de huidige situatie aanhoudt. De vordering van de man is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft partijen aangespoord om gezamenlijk te blijven proberen de woning voor een hogere prijs te verkopen.