V: Kent u de heer [medeverdachte] en [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ?
A: “Ja, dat is een klant bij ons kantoor en ik ben de relatiebeheerder.
V: Wat was uw opdracht voor dezen, welke werkzaamheden voert of voerde u uit?
A: “Het samenstellen van de jaarrekening en het doen van de aangiften inkomstenbelasting van de heer [medeverdachte] en mevrouw [verdachte] .”
V: Welke informatie, administratie, stukken werden verstrekt en door wie?
A:. “ [medeverdachte] bracht zijn computer en daarop stond zijn MS exact voor DOS, zijn boekhoudprogramma. Hij gaf ook een doos met bankafschriften en facturen. De bankafschriften zakelijk zaten er wel in, de privérekeningen betroffen jaaroverzicht met de begin en eindsaldi.”
V: Wie hield de administratie bij, hoe en in welk programma?
A: “De administratie werd gedaan door [medeverdachte] in het bovengenoemde programma. [medeverdachte] diende zelfde aangiften omzetbelasting in. Aan het einde van het jaar leverde hij de gegevens aan voor het opmaken van de jaarrekening.”
V: Wie deed de aangiften omzetbelasting in de periode 2010 tot en met 2014 en wie diende ze in bij de Belasting dienst?
A: “De heer [medeverdachte] .”
V: Wie berekende en maakte de suppletie aangiften omzetbelasting over de periode 2010 tot en met 2014 aan de hand van welke gegevens en wie diende ze in?
A: “De suppletie maakten wij op, er waren nogal wat suppleties. Ik deed dit aan de hand van de door hem aangeleverde administratie. De suppletieaangiften stuurde ik dan in, de laatste van 2014 weet ik niet zeker meer.”
V: Heeft u dingen opgemerkt inzake de aangiften omzetbelasting die door [medeverdachte] zijn ingediend?
A: “Wij vroegen eerder nog de exacte gegevens op bij de belastingdienst om een aansluiting te maken wat nu werkelijk betaald was. Het viel wel op dat [medeverdachte] afgeronde bedragen in de aangiften opgaf. Daar is eerder ook al door de Belastingdienst met hem over gesproken dat staat volgens mij ook in het dossier. Wij hebben hem ook geadviseerd om het beter te doen.”
(…)
V: Heeft u de bankafschriften van de bankrekening [rekeningnummer 1] van [verdachte] over de jaren ontvangen en ingezien?
A: “Nee, ik heb alleen de jaaroverzichten gezien met het begin en eindsaldo. Ik heb niet de
individuele bankafschriften gezien.”
V: Heeft de heer [medeverdachte] u in de jaren 2010 tot en met 2014 bij het aanleveren van zijn gehele administratie waaronder de bankafschriften van de bankrekening [rekeningnummer 1] van J. [verdachte] , ooit medegedeeld dat hij omzet had ontvangen op de bankrekening van [verdachte] , welke omzet nog niet was verwerkt in de geautomatiseerde administratie?
A: “Nee dat heeft hij nooit gezegd. [medeverdachte] heeft mij gebeld tijdens de controle van de Belastingdienst gebeld met de vraag of hij verplicht was de bankafschriften van zijn vriendin ook moest laten zien aan de Belastingdienst. Ik heb gezegd van wel als daar een gegronde reden voor is. [medeverdachte] vertelde dat op die rekening omzet was binnen gekomen die hij niet had aangegeven. Dit was voor de eerste keer dat hij mij dit vertelde. Ik had het nooit gezien en was niet op de hoogte dat er omzet was verzwegen.”
Opmerking verbalisanten: Wij tonen gehoorde een uitdraai van een e-mail bericht d.d. 4 november 2015, 21:29 (DOC-015), gericht aan [getuige] (Belastingdienst) meteen cc aan [belastingadviseur] . Het bericht vermeldt een bijlage “opgave [verdachte] 2014”. Kort zakelijk weergegeven schrijft [medeverdachte] dat in de bijlage alle omzetten van 2014 staan die door hem nog niet zijn doorgegeven aan de Belastingdienst. De BTW hierover zal nog moeten worden voldaan en 2015 volgt nog.
(…)