ECLI:NL:RBOVE:2017:4803

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
C/08/210187 / KG ZA 17-373
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het te gelde maken van de voormalige echtelijke woning

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een machtiging gevorderd om de voormalige echtelijke woning te gelde te maken. Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest en zijn gescheiden op 15 oktober 2014. De echtscheiding is op 3 februari 2015 ingeschreven. De woning, die geen hypothecaire lening heeft, is in de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De vrouw woont elders, terwijl de man in de woning verblijft zonder gebruiksvergoeding te betalen. De vrouw heeft een bemiddelingsovereenkomst getekend met een makelaar om de woning te verkopen, maar de man werkt hier niet aan mee. De vrouw vordert nu op basis van artikel 3:174 BW de machtiging om de woning te verkopen, omdat de man niet meewerkt aan de verkoop en de vrouw niet kan beschikken over haar aandeel in de woning.

De man heeft verweer gevoerd en stelt dat hij de woning zelf wil overnemen, maar is het niet eens met de waarde die de vrouw aan de woning toekent. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man niet kan ontkennen dat de woning te koop is aangeboden en dat hij de verkoop heeft tegengehouden. De rechter stelt vast dat de onderhandse verkoopwaarde van de woning € 240.000,00 bedraagt en dat de vrouw recht heeft op een verdeling van de opbrengst. De voorzieningenrechter verleent de vrouw de gevraagde machtiging om de woning te verkopen, omdat de man niet meewerkt en de vrouw een spoedeisend belang heeft bij de verkoop. De rechter bepaalt ook dat de man moet meewerken aan de verkoop en legt een dwangsom op voor het geval hij dit niet doet. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/210187 / KG ZA 17-373
Vonnis in kort geding van 4 december 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H.W. Bongers te Ommen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Bij beschikking van 15 oktober 2014 van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 3 februari 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoort de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] , sectie [X] (hierna: de woning).
2.3.
Op de woning rust geen hypothecaire geldlening.
2.4.
De vrouw is in verband met de echtscheiding elders gaan wonen.
2.5.
De man verblijft in de woning. Hij betaalt geen gebruiksvergoeding aan de vrouw.
2.6.
Op 12 respectievelijk 17 juli 2017 hebben partijen een opdrachtformulier ondertekend tot bemiddeling bij de verkoop van de woning. Op grond daarvan heeft makelaardij Edwin van Vilsteren te Zwolle (hierna: de makelaar) de verkoop van de woning ter hand genomen.
2.7.
De woning heeft vervolgens te koop gestaan op Funda.nl voor een vraagprijs van € 245.000,00.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – machtiging ex artikel 3:174 BW om de woning te gelde te mogen maken. De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man, ondanks de partij-afspraak om de woning te verkopen, niet meewerkt aan de verkoop van de woning. Verder is de man niet bereid om mee te werken aan toedeling van de woning aan de man met inachtneming van een marktconforme waarde. Zelf wil de vrouw de woning niet overnemen. Nu de echtscheiding al enkele jaren een feit is en de man zonder het betalen van een gebruiksvergoeding aan de vrouw in de woning verblijft, vindt de vrouw dat van haar niet gevergd kan worden dat zij nog steeds niet kan beschikken over haar aandeel van de waarde in de woning. De woning moet daarom op korte termijn worden verkocht.
3.2.
De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft niet weersproken dat de makelaar, nadat partijen het hiervoor genoemde opdrachtformulier hadden ondertekend, in overleg met partijen de woning op Funda.nl te koop heeft gezet voor een vraagprijs van € 245.000,00 en dat dit heeft geleid tot een verzoek om bezichtiging door een potentiële koper. De man heeft evenmin betwist dat de man de bezichtiging vervolgens heeft afgezegd en dat ook verdere werkzaamheden in het kader van de verkoop zijn komen stil te liggen, omdat de man de woning zelf wil overnemen. Partijen zijn het niet eens over de waarde waartegen de woning verdeeld dient te worden.
4.2.
Ter zitting heeft de makelaar verklaard dat de woning een onderhandse vrije verkoopwaarde heeft van circa € 240.000,00. De man heeft dat niet betwist. Toch wil hij niet dat de woning voor € 240.000,00 aan hem wordt toegedeeld, al aangenomen dat hij de woning kan herfinancieren. Volgens de man dient rekening te worden gehouden met mogelijk toekomstige ontwikkelingen. Hij heeft een medische oogafwijking die verergert. De man sluit niet uit dat hij in verband daarmee binnen één of twee jaar al niet meer in de woning kan blijven wonen. Hij zal de woning dan moeten verkopen. De man vreest dat hij dan verlies lijdt als de woning nu aan hem wordt toegedeeld voor een waarde van € 240.000,00. Hij voert daarvoor aan dat de waarde van de woning binnen een paar maanden sterk kan dalen. In 2008 zag men de economische crisis ook niet aankomen. De man wil daarom dat de woning in de verdeling wordt betrokken voor een waarde van € 200.000,00. De vrouw stemt daar niet mee in. Als de man toedeling van de woning wenst, dient dat volgens de vrouw te geschieden met inachtneming van een waarde van € 240.000,00.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter miskent de man dat blijkens vaste jurisprudentie (recent HR 23 november 2017, ECLI:NL:HR:2007:BB6176) toedeling van de woning dient plaats te vinden met inachtneming van de onderhandse vrije verkoopwaarde van de woning ten tijde van de verdeling door de rechter. Verder heeft te gelden dat de vrouw op grond van artikel 3:178 BW te allen tijde verdeling van de woning kan vorderen. In samenhang bezien leidt dit ertoe dat, nu de man toedeling wenst van de woning, de toedeling dient te geschieden met inachtneming van € 240.000,00 als waarde van de woning. Dat is immers de waarde van de woning op dit moment en de vrouw mag verlangen dat de verdeling thans plaats vindt. De vrouw hoeft dan ook geen genoegen te nemen met toedeling van de woning aan de man voor € 200.000,00.
4.4.
Nu op grond van het bovenstaande de toedeling van de woning aan één van partijen niet tot de mogelijkheden behoort, en de vrouw als deelgenoot mag verlangen dat de onverdeeldheid met betrekking tot de woning zo spoedig mogelijk wordt opgeheven, zal de woning verkocht moeten worden, zoals partijen in juli 2017 al hadden afgesproken. De verkoopopbrengst dient vervolgens – niet weersproken – bij helfte te worden verdeeld, onder aftrek van de kosten. De man heeft niet toegezegd, of anderszins laten blijken, dat hij thans wel zal meewerken aan verkoop van de woning. Voldoende aannemelijk is daarom dat de man niet zal meewerken aan de verkoop van de woning. Dit geldt te meer omdat de man in de woning verblijft zonder daarvoor een gebruiksvergoeding te betalen aan de vrouw, en de woonlasten van de man ook laag zijn nu de woning hypotheekvrij is. De man lijkt derhalve belang te hebben bij voortzetting van de huidige situatie. Dat volgt ook uit de onweersproken stelling van de vrouw dat de man pas in september 2017, derhalve ruim nadat in juli 2017 de afspraak was gemaakt om de woning te gaan verkopen, kenbaar maakte zelf de woning te willen overnemen in het kader van een verdeling, en dat hij vervolgens, ondanks diverse aansporingen, lange tijd niets van zich heeft laten horen en pas recent het bod van € 200.000,00 heeft uitgebracht. Dit alles maakt dat de man het vertrouwen van de vrouw heeft geschaad dat hij de in juli 2017 gemaakte afspraak om de woning te verkopen zal nakomen. In al deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter voldoende gewichtige reden en tegelijkertijd een spoedeisend belang van de vrouw om de vrouw op grond van artikel 3:174 BW machtiging te verlenen tot het te gelde maken van de woning. In het verlengde daarvan zullen ook de nevenvorderingen worden toegewezen, op de navolgende wijze. Daarbij zal ambtshalve de gevorderde dwangsom worden beperkt.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de vrouw tot het te gelde maken van de voormalig echtelijke woning, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] , kadastraal bekend [gemeente] , sectie [X] ;
5.2.
machtigt de vrouw tevens om al datgene te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning;
5.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man om de woning via makelaardij Edwin van Vilsteren te Zwolle, dan wel de opvolger/vervanger daarvan, te koop te kunnen aanbieden en te verkopen tegen een door de makelaar te bepalen prijs, tenzij
beidepartijen niet akkoord gaan met deze prijs, alsmede dat dit vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht/levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
5.4.
veroordeelt de man tot medewerking, in de ruimste zin des woords, waaronder onder meer begrepen afgifte van een sleutel aan de door de vrouw ingeschakelde makelaar ten behoeve van bezichtiging door potentiële kopers en het leeg en schoon opleveren van de woning met aanhorigheden bij levering;
5.5.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 aan de vrouw per dag dat de man geen uitvoering geeft aan het bepaalde in 5.4. na betekening van dit vonnis, tot een maximum van in totaal € 50.000,00 is bereikt;
5.6.
bepaalt dat ieder van partijen gerechtigd is tot de helft van de opbrengst van de woning na aftrek van de voor rekening van partijen komende kosten welke redelijkerwijs gemaakt zijn in het belang van de verkoop en levering van de woning;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2017.
(mjd)