In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een verhoging van de door de man, verweerder, te betalen alimentatie, omdat haar behoefte aan levensonderhoud zou zijn toegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende inkomsten heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en dat haar behoefte aan alimentatie is berekend op € 3.030,- bruto per maand. De man heeft echter verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de alimentatie te verlagen naar nihil, stellende dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is. De rechtbank heeft de wijziging van de omstandigheden erkend, maar oordeelt dat de behoefte van de vrouw is verbleekt tot € 1.594,- bruto per maand. De rechtbank heeft de alimentatie verlaagd naar € 797,- bruto per maand, rekening houdend met de fictieve verdiencapaciteit van de vrouw. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw niet verplicht is om teveel ontvangen bedragen terug te betalen aan de man, gezien zijn draagkracht en de omstandigheden van de vrouw. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan in hoger beroep worden aangevochten.