ECLI:NL:RBOVE:2017:3886

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
207889 / KG RK 17-918
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in kinderzaak niet-ontvankelijk verklaard

Op 6 oktober 2017 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van twee verzoekers tegen mr. A. Flos, rechter en kinderrechter. De verzoekers, beiden wonende te [woonplaats], hebben op 27 september 2017 een verzoek tot wraking ingediend, omdat zij van mening zijn dat mr. Flos partijdig is in de behandeling van hun zaken. Verzoekster sub 1 heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven het wrakingsverzoek in te trekken, waardoor dit verzoek niet verder inhoudelijk is beoordeeld. Verzoeker sub 2 is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep, en zijn verzoek tot wraking is beoordeeld op ontvankelijkheid.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker sub 2 niet als partij kan worden aangemerkt in de onderliggende procedure, omdat hij geen gezag heeft over het ongeboren kind waar de zaak betrekking op heeft. De wrakingskamer heeft daarbij verwezen naar artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin staat dat alleen partijen en belanghebbenden een wrakingsverzoek kunnen indienen. Aangezien verzoeker sub 2 niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, is zijn verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 207889 / KG RK 17-918
Beslissing van 6 oktober 2017
in de zaak van

1.[verzoeker 1] en

2.
[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers tot wraking
hierna ook wel verzoekster sub 1 respectievelijk verzoeker sub 2 dan wel gezamenlijk verzoekers te noemen,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Op 27 september 2017 hebben verzoekers een verzoek tot wraking gedaan van
mr. A. Flos, rechter in deze rechtbank en in zijn hoedanigheid van kinderrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder C/08/207128/JE RK 17/1549 .
1.2.
Bij schrijven van 28 september 2017 heeft mr. Flos medegedeeld niet in de wraking te berusten.
1.3.
Het wrakingsverzoek van verzoekers is op 4 oktober 2017 ter terechtzitting behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoekster sub 1 verschenen. Verzoeker sub 2 is, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen, niet verschenen. Mr. Flos heeft laten weten niet te zullen verschijnen, tenzij de wrakingskamer dit noodzakelijk zou achten.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekers hebben aan hun verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat mr. Flos vanaf 2014 met grote regelmaat voorzittend rechter is in zaken van kinderen van verzoeker sub 2 en dat hij in die zaken nimmer een voor die kinderen een positieve uitspraak heeft gedaan en nog nooit heeft geluisterd naar verzoeker sub 2. Verzoekers verwachten dat mr. Flos wederom niet zal luisteren en een beslissing zal nemen welke niet in het belang van het kind zal uitvallen. Verder is een verzoek tot uitstel van een zitting niet in behandeling genomen, hetgeen verzoekers eveneens een gevoel van partijdigheid geeft.

3.Het standpunt van mr. Flos

3.1.
Mr. Flos heeft niet in de wraking berust. Hij heeft - kort gezegd - aangevoerd dat verzoekers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ten aanzien van verzoekster sub 1 voert mr. Flos aan dat zij reeds op 7 september 2007 op de hoogte is gesteld van het gegeven dat mr. Flos de behandelend rechter is. Het wrakingsverzoek dateert echter van
27 september 2017 en is naar de mening van mr. Flos te laat ingediend. Immers het verzoek is niet ingediend zodra de feiten en omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen bij verzoekers bekend zijn geworden. Om die reden dient ook verzoekster sub 1 niet ontvankelijk te worden verklaard.
Verzoeker sub 2 dient niet-ontvankelijk te worden verklaard nu hij geen partij en/of belanghebbende is in de procedure.
Het klopt wel dat op een uitstelverzoek niet is gereageerd maar de oorzaak daarvan is gelegen in het gegeven dat mr. Flos eerst na kantoortijd kennis heeft genomen van het uitstelverzoek, de griffie op dat moment onbemenst was en de zitting al de volgende ochtend plaats zou vinden.

4.De beoordeling

4.1.
Verzoekster sub 1 heeft bij de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij om haar moverende reden het wrakingsverzoek wenst in te trekken.
Aan een verdere inhoudelijke beoordeling voor wat betreft het wrakingsverzoek van verzoekster sub 1 wordt derhalve niet meer toegekomen.
4.2
Ter beantwoording ligt voor de vraag of verzoeker sub 2 ontvankelijk is in zijn verzoek. De bevoegdheid tot wraking komt volgens artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in dagvaardingsprocedures toe aan ‘een partij’ en in verzoekschriftprocedures moeten daaronder tevens belanghebbenden worden begrepen.
4.3
Het wrakingsverzoek ziet op de behandeling door mr. Flos van het door de Raad van de Kinderbescherming ingediende verzoekschrift met zaaknummer C/08/207 128 / JE RK 17/1549 en betrekking hebbend op [verzoeker 1] ongeborene’. Het antwoord op de vraag of verzoeker sub 2 ontvankelijk is in zijn verzoek is derhalve afhankelijk van het antwoord op de vraag of hij in die zaak belanghebbende is.
4.4
In artikel 798 Rv is omschreven wie in andere dan scheidingszaken als belanghebbende moet worden aangemerkt namelijk degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. In het procesreglement Civiel Jeugdrecht is onder artikel 2.3 gepreciseerd wie als belanghebbende heeft te gelden o.a. en voor verzoeker sub 2 relevant is/zijn dat de ouder(s) met gezag belast.
4.5
Dat verzoeker sub 2 wellicht de verwekker van voormelde ongeborene vrucht is, mag zo zijn, familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de vader ontstaan eerst vanaf de geboorte en dan ook nog eens alleen indien de vader het kind erkend heeft. Dat betekent, nu op dit moment van gezag nog geen sprake kan zijn en niet is gebleken dat verzoeker sub 2 de ongeborene reeds erkend heeft, verzoeker sub 2 in de zaak onder zaaknummer C/08/207 128 / JE RK 17/1549 niet als belanghebbende in de zin van 798 Rv kan worden aangemerkt. In dat kader kan nog verwezen worden naar het antwoord van de Hoge Raad op de prejudiciële vraag of de ouder zonder gezag in een procedure tot (verlenging van) ondertoezichtstelling belanghebbende is of niet. De Hoge Raad heeft op die vraag negatief geantwoord [1] .
4.6
Het vorenstaande leidt ertoe dat verzoeker sub 2 geen partij is in de zin van artikel 37 Rv zodat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1
verklaart het verzoek van verzoeker sub 2 tot wraking van mr. A.Flos niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A.E Zweers, G.G. Vermeulen, en G. van Eerden, in tegenwoordigheid van de griffier M.J. Weghorst en in openbaar uitgesproken op
6 oktober 2017.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HR 12 september 2014 ECLI:NL:HR:2014:2665