Het is niet eenvoudig om de beoordeling van de 'mate van verwijtbaarheid', het beginpunt voor de billijke vergoeding voor partijen inzichtelijk te maken, te motiveren.
De kantonrechter 'waardeert' de mate van verwijtbaarheid in deze specifieke zaak, waarbij laakbaar gedrag is gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar, in een fictieve schaal van 1 tot 10 (waarbij 1 nauwelijks ernstig verwijtbaar en 10 zeer ernstig verwijtbaar is), op een 3.
Voorts zal rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontbinding voor zover die zijn toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen/nalaten van M-Pact.
In het kader van de gevolgen indachtig de uitzonderlijke omstandigheden van het onderhavige geval zal de kantonrechter rekening houden met de omstandigheid dat [verweerster] slechts gedurende drie maanden recht op een WW-uitkering heeft en geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding aangezien zij nog geen 24 maanden in dienst van M-Pact is geweest. Vervolgens moet beoordeeld worden hoe groot het inkomensverlies van [verweerster] zal zijn. Het inkomensverlies wordt beperkt door het (fictieve) moment waarop de arbeidsovereenkomst anders vermoedelijk zou zijn geëindigd, bijvoorbeeld omdat de Gemeente een eenhoofdige directie als harde voorwaarde zou (gaan) stellen, hetgeen niet onvoorstelbaar is gelet op de mail van 25 augustus 2017 of omdat de arbeidsovereenkomst om andere redenen ook zodanig verstoord zou zijn geraakt dat voorzetting van de arbeidsovereenkomst niet langer van M-Pact gevergd kon worden. Voorts wordt het inkomensverlies beperkt het moment waarop [verweerster] in staat geacht moet worden vervangen inkomsten te verwerven. Partijen hebben zich daarover geen van beiden uitgelaten.
De exacte duur van fictieve voortzetting van de arbeidsovereenkomst en/of de datum waarop [verweerster] vervangende inkomsten zal verwerven, is niet vast te stellen. Daarmee is ook de exacte inkomensschade niet te berekenen. De kantonrechter schat in dat [verweerster] binnen een half jaar vervangende inkomsten moet kunnen verwerven. Rekening houdend met drie maanden te ontvangen WW-uitkering, welke overigens lager zal zijn dan haar inkomen, zal de kantonrechter met gebruikmaking van artikel 6:97 BW de inkomensschade schatten en vaststellen op een bedrag van € 15.000,- bruto (ruim drie maandsalarissen en enige compensatie voor de maanden waarin [verweerster] een lagere WW-uitkering zal ontvangen).
Voor de mate van verwijtbaarheid en overige uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat [verweerster] , die V053 en later M-Pact (mede) vorm heeft gegeven, vervolgens, nadat zij heeft meegewerkt aan de fusie en haar met het aanbieden van de arbeidsovereenkomst verwachtingen zijn gewekt, zo kort na de indiensttreding afscheid moet nemen, zal de kantonrechter een bedrag van € 7.000,- bruto toekennen. Aldus wordt de totale billijke vergoeding vastgesteld op een bedrag van € 22.000,- bruto.