ECLI:NL:RBOVE:2017:346

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
5650523 VV EXPL 17-6
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tot schorsing van een vonnis in kort geding gewezen tot ontruiming van een woning wegens structurele overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] verzocht om schorsing van een eerder vonnis dat hem veroordeelde tot ontruiming van zijn woning vanwege structurele overlast. De ontruiming was aangezegd voor 31 januari 2017. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende nieuwe feiten waren die zouden leiden tot een noodtoestand voor [eiser]. De rechtbank concludeerde dat de vordering van [eiser] moest worden afgewezen, omdat er geen overtuigende aanwijzingen waren dat hij zich in de toekomst als een goed huurder zou gedragen. De rechtbank overwoog dat de overlast die door [eiser] was veroorzaakt, onder andere door zijn huisdieren en alcoholprobleem, nog steeds aanwezig was. De rechtbank wees ook op eerdere vonnissen waarin de huurovereenkomst al was ontbonden vanwege huurachterstand en overlast. De vordering van SWZ tot betaling van huurachterstand werd toegewezen, en [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2017.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer: 5650523 VV EXPL 17-6
Vonnis in kort geding van 27 januari 2017
in de zaak van
[eiser],
wonend te [plaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: ‘ [eiser] ’,
gemachtigde mr. M. Mulderij te Zwolle,
toegevoegd d.d. 19 januari 2017 onder nr. 2FK1694,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING SWZ,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen: ‘SWZ’,
gemachtigde mr. B.J. van den Berg te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 17 januari 2017, met producties
- de brief van mr. Mulderij van 24 januari 2017, met bijlage
- de akte van SWZ houdende vordering in reconventie, met producties
- de brief van SWZ van 23 januari 2017, met producties 4 t/m 6
- de mondelinge behandeling van 25 januari 2017
- de pleitnota van SWZ.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Met ingang van 27 april 2004 verhuurt SWZ aan [eiser] de (zelfstandige) woning aan [adres] (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de “Algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte” d.d. 1 januari 2002 (hierna: de algemene huurvoorwaarden). Deze voorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 5
Verplichtingen huurder
Huurder zal de verschuldigde huurprijs en bijkomende vergoedingen vóór de eerste van ieder maand voldoen. Dit kan door storting of automatische overschrijving op een door de verhuurder nader aan te geven bank- of girorekeningnummer.
Artikel 6
Gebruik en onderhuur
1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.
Artikel 12
Anti-overlastbeding
Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt. Hieronder kan onder andere worden verstaan overlast die het gevolg is van: huisdieren, het veroorzaken van geluid, vervuiling van de woning, de tuin of directe omgeving, crimineel gedrag, druggebruik, het uiten van dreigementen, openbare dronkenschap, e.d.
2.2
Eerder is bij verstekvonnis van 18 mei 2010 en bij verstekvonnis van 23 september 2014 de huurovereenkomst tussen SWZ en [eiser] ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning in verband met huurachterstand. Deze vonnissen zijn niet ten uitvoer gelegd nadat [eiser] alsnog de huurachterstand heeft voldaan.
2.3
Vanaf begin 2014 heeft [eiser] geregeld (ernstige) overlast veroorzaakt. Het gaat daarbij om door huisdieren van [eiser] veroorzaakte geluids- en stankoverlast en ernstige vervuiling van de woning en tuin. Ook was er bij [eiser] sprake van een alcoholprobleem.
2.4
Op 21 oktober 2016 heeft de kantonrechter bij vonnis in kort geding (hierna te noemen: het vonnis) op vordering van SWZ d.d. 27 september 2016 [eiser] veroordeeld tot ontruiming van gehuurde op een termijn van 3 maanden (procedure met zaaknummer 5368423 VV EXPL 16-66). In dat vonnis is onder 4.4. onder meer overwogen:
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat [eiser] een dusdanige mate van overlast veroorzaakt dat sprake is van ernstig tekortschieten van [eiser] in zijn verplichtingen als goed huurder. [eiser] heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat in de toekomst verbetering van zijn gedrag valt te verwachten.
2.5
Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.6
SWZ heeft het vonnis op 25 oktober 2016 aan [eiser] betekend. De ontruiming is bij brief van de deurwaarder van 10 januari 2017 aangezegd tegen dinsdag 31 januari 2017.

3.De vordering

In conventie

3.1
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, bij wege van voorlopige voorziening, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SWZ zal gebieden om binnen één dag na dagtekening, respectievelijk na de betekening van het vonnis de executie van het vonnis van 21 oktober 2016 in de zaak met zaaknummer 5368423 VV EXPL 16-66 te staken en gestaakt te houden zolang er nog geen beslissing is in de bodemprocedure, onder veroordeling van SWZ in de kosten van deze procedure.
3.2
SWZ voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
In reconventie
3.3.
SWZ vordert, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 1.452,94 ter zake van huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2017 tot de dag der algehele betaling.
3.4.
[eiser] heeft het bestaan van de huurachterstand niet betwist.
In conventie en in reconventie
3.5
Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter, voor zover nodig, hierna ingaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1
De spoedeisendheid van de vordering is gelegen in de tegen 31 januari 2017 aangezegde ontruiming. Aangezien dit laatste tussen partijen vaststaat, is de spoedeisendheid van de vordering daarmee een gegeven.
4.2
De vordering van [eiser] is aan te merken als een executiegeschil. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Uit vaste jurisprudentie (zie ECLI:NL:HR:1983:AG4575, Ritzen/Hoekstra) volgt dat dit het geval kan zijn als het te executeren vonnis is gebaseerd op een kennelijke feitelijke of juridische misslag of indien de ontruiming klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan op grond van na het gewezen vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten.
4.3
Dat het vonnis van de kantonrechter van 21 oktober 2016 berust op een kennelijke feitelijke of juridische misslag is gesteld noch gebleken.
4.4
Vervolgens ligt de vraag voor of er sprake is van feiten die na het gewezen vonnis zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen en die ertoe leiden dat er aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal ontstaan wanneer uitvoering wordt gegeven aan de ontruiming. In verband daarmee wordt het volgende overwogen.
4.4.1
Evenals ten tijde van de mondelinge behandeling van 7 oktober 2016 en het daarop volgende vonnis van 21 oktober 2016, is er nog steeds sprake van een huurachterstand. Door SWZ is gesteld - en na toelichting daarvan door SWZ door [eiser] niet langer betwist - dat die achterstand - rekening houdend met de bijkomende vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 309,23 en de inmiddels door [eiser] betaalde aflossingen ad € 1.000,00 in totaal - nu € 1.452,94 bedraagt.
4.4.2
De lopende huur wordt door [eiser] niet volledig betaald. De huur bedraagt € 426,24 per maand, terwijl [eiser] over de maanden augustus t/m december 2016 telkens een bedrag van € 252,99 per maand heeft betaald. Daarover heeft [eiser] ter zitting verklaard dat hij er tot op heden vanuit is gegaan dat een deel van de lopende huur wordt voldaan via de aan hem toekomende doch rechtstreeks aan SWZ overgemaakte “huursubsidie”. Een dergelijke rechtstreekse ontvangst van aan [eiser] toekomende huurtoeslag is door SWZ bestreden, daarbij wijzend op de dienaangaande per 1 januari 2015 gewijzigde wetgeving. [eiser] heeft ook niet toegelicht waarom hij tot augustus 2016 wel zelf het volledige bedrag aan huur aan SWZ heeft voldaan, terwijl hij tevens stelt al lang daarvoor in aanmerking te zijn gebracht voor huurtoeslag.
4.4.3
[eiser] wordt momenteel niet begeleid door een schuldhulpverlener, terwijl hij in het kader van de behandeling van de op 27 september 2016 door SWZ gevorderde ontruiming nog heeft betoogd dat sprake was van het in gang zetten van een schuldhulp- traject. Gelet hierop en gezien het feit dat [eiser] er niet mee bekend is dat hij maandelijks te weinig huur betaalt, gaat de kantonrechter er vanuit op dat [eiser] op dit moment nog immer geen afdoende grip heeft op zijn financiën en zijn administratie.
4.4.4
Voorts was er ten tijde van de voorgaande procedure sprake van het starten van een hulpverleningstraject bij Tactus in verband met een alcoholprobleem. Daarover stelt [eiser] nu dat hij onlangs in januari een intakegesprek heeft gehad, maar dat er geen traject met wekelijkse contacten is opgestart. De kantonrechter begrijpt hieruit dat er kennelijk sprake is van een weinig intensief traject, welk traject overigens door [eiser] niet nader is toegelicht of nader met stukken is onderbouwd.
4.4.5
De overlast die in de vorige procedure aan de orde was, had voor een belangrijk deel te maken met de aanwezigheid van [eiser] hond (Tammo). Ondanks de uitdrukkelijke toezegging van [eiser] dat hij zijn hond weg zou doen, heeft [eiser] de hond, na een zo benoemde ‘logeerperiode’ elders, toch weer in huis genomen.
4.5
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden bestaat er naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter nog steeds, evenals ten tijde van het vonnis van 21 oktober 2016, serieuze twijfel of [eiser] zich in de komende tijd blijvend als goed huurder zal gedragen. De feiten die zich na dat vonnis hebben voorgedaan, bieden daarvoor geen overtuigende aanwijzingen. De hiervoor weergegeven ontwikkelingen bevestigen veeleer wat in de voorgaande procedure al is beschouwd, te weten dat [eiser] na aanvankelijke pogingen zijn (woon-)gedrag aan te passen doch daarin terugvalt of niet weet door te zetten.
Evenmin is gebleken van nieuwe feiten, na het vonnis ontstaan, die ertoe leiden dat er aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal ontstaan wanneer uitvoering wordt gegeven aan de ontruiming. Het daartoe aangevoerde woonbelang van [eiser] is immers al in de voorgaande procedure gewogen en heeft niet tot een afwijzing van de door SWZ gevorderde ontruiming geleid.
Een en ander leidt tot de conclusie dat het belang van SWZ bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 21 oktober 2016 over te gaan niet onaanvaardbaar is, zodat er geen reden is voor schorsing van die tenuitvoerlegging. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
4.6
Als in het ongelijk gestelde partij dient [eiser] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van SWZ begroot op € 400,= voor salaris gemachtigde.
In reconventie
4.7
De vordering van de huurachterstand ten bedrage van € 1.452,94 is - uiteindelijk na toelichting daarvan door SWZ - door [eiser] niet betwist en ligt daarom voor toewijzing gereed.
4.8
Als in het ongelijk gestelde partij dient [eiser] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van SWZ begroot op nihil, aangezien er voor deze vordering slechts een beknopte akte is genomen.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
In conventie
5.1
wijst de vordering van [eiser] af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van SWZ tot op heden begroot op € 400,00;
5.3
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
5.4
veroordeelt [eiser] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SWZ te voldoen de som van € 1.452,94 vermeerderd met de wettelijke rente daarover ex artikel 6:119 BW vanaf 10 januari 2017 tot de dag de algehele voldoening;
5.5
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SWZ begroot op nihil;
5.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2017. (ap)