In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 24 augustus 2017, gaat het om de schending van de inlichtingenverplichting door eisers in het kader van de Participatiewet. Eisers, die sinds 2 april 2012 bijstand ontvangen, hebben geen melding gemaakt van de tatoeëerwerkzaamheden van de heer [eiser]. Naar aanleiding van anonieme meldingen heeft het Team Handhaving van verweerder onderzoek gedaan, wat leidde tot de herziening en intrekking van hun bijstandsrecht voor bepaalde periodes, alsook tot de terugvordering van € 49.604,31 aan ten onrechte uitbetaalde bijstand.
De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering niet gerechtvaardigd zijn, omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de waarde van de tatoeages die [eiser] heeft gezet. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden van [eiser] niet als op geld waardeerbare activiteiten kunnen worden aangemerkt zonder nader onderzoek naar de gemiddelde waarde van een tatoeage. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 990,-. De rechtbank benadrukt dat het recht op bijstand niet zomaar kan worden ingetrokken zonder voldoende bewijs van de waarde van de werkzaamheden die eisers hebben verricht. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier P.J.H. Bijleveld.