Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
14 augustus 2017. Ter zitting zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door
mr. P. van der Zalm, kantoorgenoot van mr. In het Veld, en de vader, bijgestaan door
mr. Maste. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de Raad”, is verschenen de heer [X] .
2.De feiten
[A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
8 januari 2014 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
1 augustus 2016 met [A] terug te keren naar [woonplaats ] .
25 februari 2016 in Duitsland ten uitvoer te mogen leggen en derhalve te bewerkstelligen dat [A] weer in [woonplaats ] gaat verblijven, afgewezen.
Arnhem-Leeuwarden. Daarnaast heeft hij het hof bij wijze van voorlopige voorziening verzocht om [A] voorlopig aan hem toe te vertrouwen.
3.De vordering in conventie
- de vader te veroordelen om terstond na betekening van dit vonnis [A] aan de moeder af te geven in afwachting van de uitkomst van het onderzoek van de Raad zoals beslist bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 28 juli 2017 en al hetgeen te doen dan wel te bewerkstelligen strekkende tot afgifte van [A] door de vader aan de moeder;
- de vader te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-,- per dag of gedeelte van een dag dat de vader in verzuim is aan dit vonnis te voldoen;
- de moeder voor zover nodig te machtigen om dit vonnis zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
- de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de kosten die gepaard gaan met het innen van de verbeurde dwangsommen en alle kosten verbonden aan het overbrengen van [A] naar de moeder in de ruimste zin van het woord en in de kosten verbonden aan het uitvoering geven aan alle veroordelingen van dit vonnis.
4.Het verweer in conventie
5.Het standpunt van de Raad
6.De beoordeling
27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid
(Brussel II- bis), is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van de moeder tot het treffen van voorlopige maatregelen.
5.De beslissing
Den Haag in de stand waarin deze zich bevindt.