ECLI:NL:RBOVE:2017:3178

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
08/910009-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging van politieagenten in Nijverdal

Op 9 augustus 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man die werd beschuldigd van het bedreigen van meerdere politieagenten in Nijverdal. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juli 2017. De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, had vrijspraak gevorderd, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de bedreiging van dien aard was dat bij de bedreigden redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf gepleegd zou worden.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 4 januari 2015, te Nijverdal, meerdere politieambtenaren had bedreigd met de dood of zware mishandeling. De verdachte had tijdens een telefoongesprek met het Politieservicecentrum dreigende woorden geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

In haar oordeel heeft de rechtbank overwogen dat de bedreigende uitlatingen van de verdachte niet zodanig waren dat bij de politieagenten redelijke vrees kon ontstaan voor de uitvoering van het bedreigde misdrijf. De verdachte was kwaad vanwege een huiszoeking die kort na een steekincident had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de bedreigden daadwerkelijk vrees hadden ervaren, en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/910009-15 (P)
Datum vonnis: 9 augustus 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte één of meer politieagenten heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2015, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (medewerkster van het Politieservicecentrum) en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (allen opsporingsambtenaren van politie) en/of een politieambtenaar heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen, althans een politieambtenaar, dreigend (telefonisch) de woorden toegevoegd: ‘De eerste de
beste politieagent die bij mij aan de deur komt of de auto die langs rijdt, schiet ik overhoop’ en/of ‘Laat er geen auto langs de [adres] rijden, want ik schiet ze naar de tering’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het tenlastegelegde gevorderd omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook gepleegd zou worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij de tenlastegelegde uitlatingen heeft gedaan tijdens een telefoongesprek met een medewerkster van het Politieservicecentrum op 4 januari 2015. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment erg kwaad was omdat de politie, kort nadat verdachte was neergestoken, een huiszoeking in zijn woning had gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659; HR 10 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:686) is voor een veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat aan dit vereiste niet wordt voldaan. Verdachte was kwaad, omdat er een huiszoeking in zijn woning had plaatsgevonden kort nadat verdachte was neergestoken en aan zijn verwondingen was behandeld op de eerste hulp. In die toestand heeft hij het Politieservicecentrum gebeld en de hem tenlastegelegde uitlatingen gedaan. Een medewerker van de politie heeft verdachte vrijwel direct na het bewuste telefoongesprek teruggebeld en verdachte heeft in dat gesprek toegegeven dat zijn gedrag fout was. De politieambtenaren hebben vervolgens geen nadere actie richting verdachte ondernomen en hebben in hun processen-verbaal van bevindingen geen melding gemaakt van gevoelens van vrees of angst als gevolg van de door verdachte geuite bedreigende woorden. Onder voornoemde omstandigheden en gelet op de in algemene termen gedane uitlatingen van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat bij één of meer in de tenlastelegging genoemde politieagenten de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook daadwerkelijk zou worden gepleegd.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2017.
Buiten staat
Mr. Wentink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.