ECLI:NL:RBOVE:2017:3127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
6141583 CV EXPL 17-4279
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning in Enschede na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Domijn en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Woningstichting Domijn, vorderde ontruiming van een woning in Enschede vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurder, die sinds 17 oktober 2008 de woning huurt, had sinds januari 2016 herhaaldelijk de huur niet tijdig betaald en sinds oktober 2016 zelfs helemaal geen huur meer voldaan. De huurder had zich beroepen op gebreken aan het gehuurde en had een bodemprocedure lopen, maar de kantonrechter oordeelde dat de spoedeisendheid van de zaak aanwezig was, gezien de oplopende huurschuld van € 8.386,41. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de huurder geen bewijs kon leveren van tijdige betalingen, en dat eerdere betalingen waren gestorneerd vanwege een ontoereikend saldo. De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst en dat er voldoende grond was om de vordering tot ontruiming toe te wijzen. De huurder werd veroordeeld om de woning binnen drie dagen te verlaten en de sleutels aan Domijn te overhandigen, met de waarschuwing dat bij gebreke de ontruiming door een deurwaarder zou worden uitgevoerd. Tevens werd de huurder in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 6141583 CV EXPL 17-4279
Vonnis in kort geding van 3 augustus 2017 (jm)
in de zaak van
de stichting
Woningstichting Domijn,
gevestigd te Enschede,
eisende partij, hierna te noemen Domijn,
gemachtigde: mw.mr. B.M. Kramer-Eijkholt,
tegen
[gedaagde] ,
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mw. M.C.C. Maximus.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens Domijn betekende dagvaarding van 11 juli 2017 waarbij Domijn een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
[gedaagde] heeft een conclusie van antwoord in kort geding ingediend.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 20 juli 2017. Verschenen zijn Domijn, vertegenwoordigd door mevrouw. [naam 1] , consulent huurincasso, en de heer
[naam 2] , administratief medewerker, bijgestaan door mevrouw mr. Kramer, en de gemachtigde van [gedaagde] , mevrouw Maximus.
1.4.
Domijn heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde. De gemachtigde van [gedaagde] heeft tegen de vordering (aanvullend) verweer gevoerd. Ter zitting zijn door in te loggen op de bankrekening van Domijn de bij- en afschrijvingen op haar rekening, afkomstig van c.q. terugboekingen naar de rekening van [gedaagde] bekeken.
Van het verhandelde ter zitting is aantekening bijgehouden door de griffier.
1.5.
De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden tot 27 juli 2017 teneinde [gedaagde] , dan wel haar gemachtigde, in de gelegenheid te stellen, eveneens ter zitting, door in te loggen op haar bankrekening inzage te verschaffen in door [gedaagde] verrichte huurbetalingen en/of storneren van bedragen. Meegedeeld is dat verdere aanhouding niet zal worden verleend.
1.6.
[gedaagde] is bij de voortgezette behandeling van 27 juli 2017 niet verschenen. Haar gemachtigde liet weten dat zij geen contact had kunnen krijgen met [gedaagde] , en geen inzage kan geven in de door [gedaagde] verrichte huurbetalingen. De gemachtigde heeft laten weten geen aanhouding te vragen doch nog wel aanvullend het woord te willen voeren. Daartoe is zij in de gelegenheid gesteld. Kramer heeft vervolgens gereageerd.
1.7.
Van het verhandelde ter zitting van 27 juli 2017 is eveneens aantekening bijgehouden door de griffier.
1.8.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sedert 17 oktober 2008, aanvankelijk samen met mevrouw
[naam 3] , de woning c.a. aan de [adres] te Enschede voor de thans geldende huurprijs van € 689,74 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Op 3 juni 2013 is de tenaamstelling van het huurcontract gewijzigd in die zin dat [gedaagde] thans alleen huurder is.
2.2.
Onder zaaknummer 5068755 CV EXPL 16-4300 is op 9 mei 2016 bij deze rechtbank door Domijn tegen [gedaagde] , een bodemprocedure gestart waarbij Domijn de ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] en de ontruiming van het gehuurde heeft gevorderd. Aangevoerd is dat sinds januari 2016 [gedaagde] bij voortduring nalatig is met de tijdige betaling van de verschuldigde huurpenningen en dat sinds oktober 2016 [gedaagde] in het geheel geen huur meer betaalt. [gedaagde] heeft zich onder meer op opschorting beroepen vanwege gebreken aan het gehuurde.
2.3.
Op 4 april 2017 is in de bodemprocedure tussenvonnis gewezen waarbij [gedaagde] onder meer in de gelegenheid is gesteld om middels een navraagprocedure bij haar bank aan te tonen dat de huurbetaling van 6 juni 2016 niet is gestorneerd. In dit vonnis is ten aanzien van de huurachterstand voorts overwogen:
“Het moge duidelijk zijn dat dit bedrag (per januari 2017 € 3.442,12 ervan uitgaande dat de betaling van 6 juni 2016 niet is gestorneerd) aan huurachterstand in ieder geval niet verder mag oplopen en dat in dat geval een en ander ernstige gevolgen heeft voor het voortbestaan van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst.”
2.4.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 juli 2017 heeft de onder 1.3. genoemde administratief medewerker van Domijn, in aanwezigheid van de gemachtigde van [gedaagde] , zoals weergegeven bij het procesverloop, ingelogd op de bankrekening van Domijn. Daarbij is geconstateerd, althans gezien, dat de door [gedaagde] gestelde betalingen van 7 april, 10 mei, 6 juni en 10 juli 2017 van telkens € 689,74 zijn gestorneerd vanwege een ontoereikend saldo.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Domijn vordert [gedaagde] - kort samengevat - te veroordelen om de woning c.a. aan de [adres] te Enschede, geheel te ontruimen en om de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Domijn te stellen, zulks met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aangevoerd wordt dat [gedaagde] ernstig tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst. Sedert januari 2016 is [gedaagde] voortdurend nalatig met de tijdige betaling van de huurpenningen. Sinds oktober 2016 is zelfs sprake van volledige opschorting van de huurbetalingsverplichtingen. Domijn stelt dat tot en met juli 2017 de huurachterstand € 8.386,41 bedraagt en deze ook na maart 2017 verder is opgelopen. Nu de achterstand zoveel verder is opgelopen, kan van Domijn in redelijkheid niet worden gevergd dat zij de tussen partijen bestaande huurovereenkomst nog langer laat voortduren.
3.3.
Het verweer
[gedaagde] concludeert primair tot afwijzing van de vordering en tot terug verwijzing van de zaak naar de lopende bodemprocedure, met veroordeling van Domijn in de proceskosten.
3.4.
Aangevoerd wordt dat geen sprake is van spoedeisendheid. Er is immers al een bodemprocedure gestart. Zo er al sprake zou zijn van spoedeisendheid, dan is dat slechts om de bodemprocedure te frustreren en te voorkomen dat Domijn in het ongelijk wordt gesteld. Door onnodig te procederen is sprake van misbruik van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 lid 2 BW. Verder stelt [gedaagde] dat er geen huurachterstand is, dat, wanneer de vordering in kort geding wordt toegewezen, [gedaagde] ernstig in haar rechtsbelang wordt geschaad doordat zij dakloos raakt en haar het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM wordt ontnomen.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, wanneer op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.2.
Anders dan [gedaagde] , is de kantonrechter van oordeel dat er wel sprake is van spoedeisendheid. Domijn stelt immers dat de huurachterstand tot en met juli 2017 is opgelopen tot € 8.386,41. Bij een dergelijke oplopende huurschuld is voldoende aannemelijk dat Domijn doorlopend en structureel schade lijdt. De spoedeisendheid van de zaak is daarmee gegeven. Het verweer ter zake wordt verworpen.
4.3.
Dat Domijn misbruik van bevoegdheid maakt als bedoeld in artikel 3:13 lid 2 BW valt onder de gegeven omstandigheden niet te begrijpen. Het staat Domijn vrij om bij een oplopende huurschuld de rechter in te schakelen, ook in kort geding. Domijn heeft vooralsnog gemotiveerd en onderbouwd aangevoerd dat de huurachterstand tot en met juli 2017 verder is opgelopen tot € 8.386,41. [gedaagde] heeft deze stelling, zoals hierna zal blijken, niet, althans niet voldoende, kunnen weerleggen ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van misbruik van recht is derhalve geen sprake.
4.4.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of er grond is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. In haar tussenvonnis van 4 april 2017 heeft de bodemrechter overwogen dat het verder oplopen van de huurachterstand ernstige gevolgen zal hebben voor de tussen partijen bestaande huurovereenkomst omdat ondanks beweerdelijk gebreken aan het gehuurde, een verdere opschorting volgens de bodemrechter buiten proportioneel werd geacht. Aan deze indringende waarschuwing heeft [gedaagde] zich niet gehouden. [gedaagde] heeft weliswaar, onderbouwd met een kopie overzicht van bankbetalingen gesteld dat zij de huur vanaf april heeft voldaan, maar die stelling is door Domijn gemotiveerd en onderbouwd weersproken. Domijn heeft gesteld dat die betalingen zijn gestorneerd. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 juli 2017 is door in te loggen op de bankrekening van Domijn, door de rechter in aanwezigheid van de griffier en de gemachtigden van partijen geconstateerd, dat sedert april 2017 een viertal, door [gedaagde] verrichte betalingen ten titel van huur, is gestorneerd vanwege een ontoereikend saldo. [gedaagde] heeft van de mogelijkheid om tijdens de zitting op 27 juli 2017 via internetbankieren te laten zien dat de bedragen niet zijn gestorneerd, in weerwil van de bevindingen op de bankrekening van Domijn geen gebruik gemaakt. Het dient er dan ook voor te worden gehouden dat [gedaagde] ook vanaf april 2017 geen huurbetalingen heeft gedaan en de huurschuld verder is opgelopen. Nu die in ieder geval meer dan drie maanden bedraagt is er grond aan te nemen dat de huurovereenkomst in de bodemzaak zal worden ontbonden, wat er ook moge zijn van eventuele gebreken. De vordering tot ontruiming zal worden toegewezen.
4.5.
Het ter zitting van 27 juli 2017 door de gemachtigde van [gedaagde] aangevoerde aanvullende verweer, inhoudende dat bij uitspraak van de familiekamer van deze rechtbank, zittingsplaats Almelo, van 10 juli 2017 C0820686/FARK, is bepaald dat [gedaagde] het gehuurde niet mag verlaten kan niet tot een ander oordeel leiden. [gedaagde] heeft deze stelling niet onderbouwd middels het in het geding brengen van die uitspraak, zodat reeds om die reden het verweer gepasseerd dient te worden. Bovendien kan de familierechter niet in een familierechterlijke zaak uitspraak doen over de relatie tussen Domijn als verhuurder en [gedaagde] als huurder.
4.6.
Hetgeen verder is aangevoerd kan evenmin tot een ander oordeel leiden.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing in kort geding

I Veroordeelt [gedaagde] het woonhuis met aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres] te Enschede, met alle zich daarop en daarin bevindende personen en niet aan Domijn toebehorende roerende zaken, te verlaten en te ontruimen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Domijn te stellen, met aanzegging dat wanneer [gedaagde] daarmee in gebreke mocht blijven, de ontruiming door de deurwaarder zal worden bewerkstelligd en [gedaagde] met alle zich daarop en daarin bevindende personen en niet aan Domijn toebehorende roerende zaken uit het voormelde perceel te doen brengen naar de openbare straat desnoods met behulp van de sterke arm.
II Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Domijn begroot op € 216,25 wegens verschotten en op € 400,-- wegens het salaris van de gemachtigde
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2017.