ECLI:NL:RBOVE:2017:3000

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
08/950117-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 26 juli 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige vrouw uit Langeveen, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 31 december 2015 in Harbrinkhoek. Tijdens het ongeval kwam een 18-jarige vrouw uit Geesteren, die als passagier in de auto zat, om het leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden door met een te hoge snelheid in te halen terwijl er tegemoetkomend verkeer naderde. De verdachte reed met een snelheid tussen de 91 en 138 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op die weg 80 kilometer per uur was. Na de inhaalmanoeuvre raakte de auto van de verdachte in een slip en botste tegen twee bomen, wat leidde tot de fatale afloop voor de passagier. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden op. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 12 juli 2017, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander werd gedood.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/950117-16 (P)
Datum vonnis: 26 juli 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juli 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. G.J. Ligtenberg, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurster van en personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden door met een te hoge snelheid te gaan inhalen terwijl op dat moment tegemoetkomend verkeer naderde, vervolgens in een slip is geraakt en tegen twee bomen gebotst waarbij [slachtoffer] om te leven is gekomen;
subsidiair:als bestuurster van een personenauto met een te hoge snelheid is gaan inhalen terwijl op dat moment tegemoetkomend verkeerd naderde, vervolgens in een slip is geraakt en tegen twee bomen gebotst, waardoor gevaar op de weg is veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 31 december 2015 te Harbrinkhoek in de gemeente Tubbergen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van Almelo en/of gaande in de richting
van Geesteren, daarmee rijdende op de weg, de Noordegraafsingel
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
in of nabij een in die weg, de Noordegraafsingel gelegen, voor haar verdachte
flauw naar links verlopende bocht, twee voor haar uit op die weg, de
Noordegraafsingel langzamer rijdende andere motorrijtuigen (personenauto's)
via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg,
de Noordegraafsingel is gaan inhalen,
waarbij verdachte de snelheid van dat door haar verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) aanzienlijk, te weten tot een snelheid gelegen
tussen de 91 en 138 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de
aldaar voor haar toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur,
verhoogd heeft,
zulks terwijl op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van
die weg, de Noordegraafsingel een aantal andere motorrijtuig/en
(personenauto/s) dicht genaderd was en/of
heeft zij, verdachte, rijdende met die hoge en/of verhoogde snelheid, nadat ze
die voor haar uit rijdende andere motorrijtuigen (personenauto's) had
ingehaald, abrupt naar rechts gestuurd, althans zodanig naar rechts gestuurd,
dat zij geheel of gedeeltelijk met dat door haar, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) in de, gezien haar, verdachtes rijrichting,
rechter berm van die weg, de Noordegraafsingel, is terechtgekomen en/of
naar links heeft gestuurd en/of met dat door haar bestuurde motorrijtuig
(personenauto) naar links is gegaan en/of in een slip is geraakt, waarbij dat
motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg, de Noordegraafsingel
is terechtgekomen, op het moment dat een over dat voor dat voor het
tegemoetkomend verkeer, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig
(personenauto) haar, verdachte zeer dicht genaderd was en/of
heeft zij, verdachte naar rechts gestuurd en/of is dat door haar verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto) naar rechts gegaan en/of wederom in die
rechter berm terechtgekomen en/of
gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met twee in die rechter berm
staande bomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd
gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 31 december 2015 te Harbrinkhoek in de gemeente Tubbergen,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting
van Almelo en/of gaande in de richting van Geesteren, daarmee heeft gereden op
de weg, de Noordegraafsingel en
in of nabij een in die weg, de Noordegraafsingel gelegen, voor haar verdachte
flauw naar links verlopende bocht, twee voor haar uit op die weg, de
Noordegraafsingel langzamer rijdende andere motorrijtuigen (personenauto's)
via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg,
de Noordegraafsingel is gaan inhalen,
waarbij verdachte de snelheid van dat door haar verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) aanzienlijk, te weten tot een snelheid gelegen
tussen de 91 en 138 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de
aldaar voor haar toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur,
verhoogd heeft,
zulks terwijl op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van
die weg, de Noordegraafsingel een aantal andere motorrijtuig/en
(personenauto/s) dicht genaderd was en/of
heeft zij, verdachte, rijdende met die hoge en/of verhoogde snelheid, nadat ze
die voor haar uit rijdende andere motorrijtuigen (personenauto's) had
ingehaald, abrupt naar rechts gestuurd, althans zodanig naar rechts gestuurd,
dat zij geheel of gedeeltelijk met dat door haar, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) in de, gezien haar, verdachtes rijrichting,
rechter berm van die weg, de Noordegraafsingel, is terechtgekomen en/of
naar links heeft gestuurd en/of met dat door haar bestuurde motorrijtuig
(personenauto) naar links is gegaan en/of in een slip is geraakt, waarbij dat
motorrijtuig (personenauto) geheel of gedeeltelijk op het voor het
tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg, de Noordegraafsingel
is terechtgekomen, op het moment dat een over dat voor dat voor het
tegemoetkomend verkeer, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig
(personenauto) haar, verdachte zeer dicht genaderd was en/of
heeft zij, verdachte naar rechts gestuurd en/of is dat door haar verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto) naar rechts gegaan en/of wederom in die
rechter berm terechtgekomen en/of
gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met twee in die rechter berm
staande bomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Verdachte reed op 31 december 2015 als bestuurster van een personenauto in Harbrinkhoek komende vanuit de richting Almelo over de Noordergraafsingel. In de auto bevonden zich als passagiers tevens twee vriendinnen. Allen droegen de veiligheidsgordel. Verdachte is een beginnend bestuurster en reed in de auto van haar vader, een krachtige auto, waarmee zij nog niet zoveel ervaring had. De Noordergraafsingel is een provinciale weg waar een maximumsnelheid van 80 km/h geldt. Naast de weg bevindt zich, komende vanuit de richting Almelo, een vrijliggend fietspad dat van de weg is gescheiden door een grasberm. In de grasberm staan bomen. Verdachte passeerde met de door haar bestuurde auto in een inhaalmanoeuvre twee voor haar rijdende personenauto’s waarbij de snelheid van de auto is verhoogd. Na de inhaalmanoeuvre heeft verdachte de auto naar rechts gestuurd. De auto is vervolgens met de rechterwielen in de rechterwegberm gekomen waarna verdachte een stuurcorrectie naar links heeft uitgevoerd. De auto is vervolgens in een slip geraakt, wederom in de rechterwegberm gekomen en vervolgens tegen twee in de grasberm staande bomen gebotst. Daarna is de auto geroteerd en aan de linkerzijde van de weg tot stilstand gekomen. De passagier ( [slachtoffer] ) die rechts achter in de auto zat is bij de botsing dermate gewond geraakt dat zij als gevolg van bloedverlies is overleden.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat uit getuigenverklaringen en uit het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opgemaakte rapport “Snelheidsbepaling naar aanleiding van een verkeersongeval in Harbrinkhoek op 31 december 2015” d.d. 14 juli 2016 volgt dat er aan de zijde van verdachte sprake was van aanmerkelijke schuld aan het ongeval omdat zij met een te hoge snelheid (hoger dan 111 km/u) voor haar rijdende auto’s heeft ingehaald terwijl op dat moment tegemoetkomend verkeer naderde.
De raadsman heeft, kort weergegeven, aangevoerd dat verdachte de inhaalmanoeuvre heeft uitgevoerd op een recht stuk weggedeelte en dat zij nog voor zij bij de bocht in de weg was aangekomen het voertuig weer naar rechts heeft gestuurd. Verdachte noch de bij haar voor in de auto zittende passagier heeft volgens de raadsman waargenomen dat er tegemoetkomend verkeer naderde. De snelheid die verdachte bij het inhalen gereden zou hebben is volgens de raadsman niet hoger geweest dan 91 kilometer per uur.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn/haar schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
De getuige [getuige 1] (bestuurder van de voorste auto die door verdachte is gepasseerd) heeft verklaard dat hij ineens zag dat een donkerkleurig auto hem inhaalde en dat hij op dat moment in een flauwe bocht naar links reed en een tegenligger zag naderen. De getuige heeft daarbij de snelheid van de auto hoger ingeschat dan 100 kilometer per uur. [1] .
De getuige [getuige 2] (passagier van getuige [getuige 1] ), heeft verklaard dat zij ineens zag dat zij werden ingehaald en dat zij de inhaalactie niet snapte omdat zij op het moment van inhalen in een flauwe bocht naar links reden en zag dat er tegenliggers naderden [2] .
De getuige [getuige 3] (bestuurder van de tegemoetkomende auto), heeft verklaard dat
uit het niets een grote donkerkleurige auto personenauto van het merk Audi verscheen, dat de Audi uit tegenstelde richting kwam en dat de auto met de linkerwielen op de door hem gebruikte weghelft reed. Getuige [getuige 3] heeft, zo verklaarde hij, in een flits gedacht dat de Audi terug moest omdat hij anders betrokken zou raken bij een ongeval. De getuige heeft gezien dat de auto op het laatste moment naar rechts ging [3] .
De getuige [getuige 4] (inzittende van de zich op het moment van inhalen direct voor de auto van verdachte bevindende auto) heeft verklaard dat zij zag dat [verdachte] ( verdachte) hen inhaalde en dat zij, terwijl [verdachte] hen inhaalde, zag dat er twee tegenliggers naderden [4] .
De getuige [getuige 5] (bestuurder van de auto die achter verdachte reed) heeft verklaard dat hij op een gegeven moment zag dat de Audi die voor hem reed de auto ging inhalen die daar voor reed en dat hij zag dat er vanuit de tegenovergestelde richting ook verkeer hem tegemoet kwam en dat de Audi vanwege de tegenliggers weer moest invoegen [5] .
Volgens het door het NFI opgemaakt rapport “Snelheidsbepaling naar aanleiding van een verkeersongeval in Harbrinkhoek op 31 december 2015” bestaat er op basis van de in het rapport genoemde uitgangspunten een kans van 99% dat de snelheid van de Audi waarmee verdachte heeft gereden bij aanvang van de afgetekende remsporen hoger was dan 91 kilometer per uur [6] .
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) blijkt dat de Audibestuurster met de rechterwielen in de rechterberm is gekomen, vervolgens, nadat er weer op de weg werd gereden in een slip is geraakt en met de rechterzijde tegen een boom is gebotst en vervolgens met de voorzijde tegen een volgende boom is gebotst en dat als gevolg van dit ongeval de passagier rechts achterin de auto aan haar verwondingen is overleden [7] .
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt mede in dat een bestuurder zijn voertuig onder controle houdt.
Op basis van de hiervoor vermelde getuigenverklaringen, waarbij de rechtbank met name zwaar gewicht toekent aan de door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] afgelegde verklaringen omdat deze getuigen allen een vrij zicht naar voren hadden, het door het NFI opgemaakte rapport en proces-verbaal VOA komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft reden. Verdachte heeft als beginnend bestuurster in een krachtige auto waarmee zij nog niet zoveel ervaring had een inhaalmanoeuvre uitgevoerd op een weg waarin een flauwe bocht was gelegen terwijl er een tegenligger aankwam en heeft daarbij harder (minimaal 91 kilometer per uur) gereden dan de ter plaats toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur, waarna zij niet in staat is gebleken adequaat te reageren op de door haar veroorzaakte verkeerssituatie en dientengevolge met haar voertuig in de rechter berm is gekomen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
zij op 31 december 2015 te Harbrinkhoek in de gemeente Tubbergen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van Almelo en gaande in de richting
van Geesteren, daarmee rijdende op de weg, de Noordegraafsingel
aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
nabij een in die weg, de Noordegraafsingel gelegen, voor haar verdachte
flauw naar links verlopende bocht, twee voor haar uit op die weg, de
Noordegraafsingel langzamer rijdende andere motorrijtuigen (personenauto's)
via het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg,
de Noordegraafsingel is gaan inhalen,
waarbij verdachte de snelheid van dat door haar verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) met een grotere snelheid dan de aldaar voor haar toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur, verhoogd heeft,
zulks terwijl op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van
die weg, de Noordegraafsingel een ander motorrijtuig (personenauto) genaderd was en
heeft zij, verdachte, rijdende met die verhoogde snelheid, nadat ze
die voor haar uit rijdende andere motorrijtuigen (personenauto's) had
ingehaald, zodanig naar rechts gestuurd, dat zij gedeeltelijk met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in de, gezien haar, verdachtes rijrichting,
rechter berm van die weg, de Noordegraafsingel, is terechtgekomen en
naar links heeft gestuurd en met dat door haar bestuurde motorrijtuig
(personenauto) naar links is gegaan en in een slip is geraakt, waarbij dat
motorrijtuig (personenauto) gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg, de Noordegraafsingel is terechtgekomen, op het moment dat een over dat voor dat voor het tegemoetkomend verkeer, toen genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto) haar, verdachte zeer dicht genaderd was en
is dat door haar verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) naar rechts gegaan en wederom in die rechter berm terechtgekomen en
gebotst tegen twee in die rechterberm staande bomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd
gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking. Verdachte heeft als beginnend bestuurster een aan haar te wijten ongeval veroorzaakt waardoor haar vriendin om het leven is gekomen. Zij heeft tijdens een inhaalmanoeuvre te hard gereden terwijl er een tegenligger aankwam.
Daarmee heeft zij te veel risico genomen en zichzelf en overige weggebruikers aan gevaren blootgesteld. De rechtbank merkt voorts op dat zij zich realiseert dat een zaak als onderhavige slechts verliezers kent en dat een straf, in welke vorm dan ook, nimmer het leed kan wegnemen dat is ontstaan door het overlijden van [slachtoffer] Bij de bepaling welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), voor overtreding van artikel 6 WVW 1994, als uitgangspunt voor de op te leggen straf genomen. Dat oriëntatiepunt geeft voor het maken van een aanmerkelijke verkeersfout waarbij een dodelijk slachtoffer valt zonder dat er alcohol in het spel is een taakstraf aan van 240 uren alsmede een ontzegging van rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. De rechtbank ziet geen reden om voor wat betreft de op te leggen taakstraf van dit oriëntatiepunt af te wijken en zal aan verdachte derhalve een taakstraf van 240 uren opleggen. De rechtbank zal aan verdachte tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Gelet op de omstandigheid dat het onwenselijk lang heeft geduurd voordat deze zaak op de terechtzitting is aangebracht zal de rechtbank, in afwijking van voormeld oriëntatiepunt, de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid beperken tot zes (6) maanden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 91 Sr en 178 en 179 Wegenverkeerswet

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderd en veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes)maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
Mr. Maresch-Evers is buiten staat het vonnis mede te onderteken.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , d.d. 4 januari 2016;
2.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , d.d. 31 december 2015;
3.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] , d.d. 8 januari 2016;
4.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] , d.d. 12 januari 2016;
5.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 5] , d.d. 4 januari 2016;
6.Het door het NFI opgemaakte rapport Snelheidsbepaling naar aanleiding van een verkeersongeval in Harbrinkhoek op 31 december 2015, d.d.14 juli 2016.
7.Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, BHVnr. [nummer] , d.d. 26 oktober 2016.