ECLI:NL:RBOVE:2017:2975

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
ak_ 16 _ 3045
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van gevraagde woningaanpassingen en de rol van verhuiskostenvergoeding onder de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. De eiser had een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen na een ernstig motorongeval, maar deze aanvraag werd afgewezen. In plaats daarvan werd hem een verhuiskostenvergoeding van € 2.500,-- aangeboden. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de woningaanpassingen niet zorgvuldig was, omdat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke situatie van de eiser, waaronder de waarde van zijn koopwoning en de bijkomende kosten van verhuizing. De rechtbank benadrukte dat er een zorgvuldige afweging gemaakt moest worden van alle relevante feiten en omstandigheden, en dat het primaat van verhuizing niet zonder meer kon worden toegepast zonder een gedegen onderzoek naar de behoeften van de eiser. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/3045

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

[eiser], te [woonplaats] eiser,
gemachtigde: mr. M.F. Vermaat,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, verweerder,
gemachtigde: R.C.M. Noordink.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2016 heeft verweerder de gevraagde woonvoorziening afgewezen.
Bij besluit van 9 juni 2016 is eiser in aanmerking gebracht voor een verhuiskostenvergoeding van € 2.500,--.
Bij besluit van 8 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door G.G. Tigelaar van Trivium Advies.

Overwegingen

1.1.
Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
1.2.
Eiser, [geboortedatum] , woont met zijn vrouw en twee kinderen in een eengezinswoning aan de [adres] te Hengelo. Het betreft een koopwoning, waarvan de hypotheek ten laste van eiser komt.
1.3.
Op 16 september 2015 is eiser een ernstig motorongeval overkomen. Na een lange periode van opname in het ziekenhuis is eiser klinisch gerevalideerd in revalidatiecentrum Het Roessingh.
1.4.
Tijdens zijn verblijf in Het Roessingh zijn voor eiser diverse voorzieningen aangevraagd. In het kader van deze aanvragen is eiser op 23 februari 2016 in Het Roessingh bezocht door P.P.S. Tiehatten van Argonaut Advies. Deze heeft in zijn rapport van 25 februari 2016 een advies aan verweerder uitgebracht. Na nader onderzoek door een bouwkundig adviseur is verweerder gekomen tot de hierboven weergegeven besluitvorming.
2.1.
Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit in essentie op het standpunt gesteld dat de gevraagde aanpassingen aan de woning van eiser worden afgewezen omdat verhuizen voor hem de goedkoopst adequate oplossing is.
2.2.
Namens eiser is betoogd dat verweerder met het bestreden besluit ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het primaat van de verhuizing. Dit is volgens eiser in strijd met artikel 2.3.5, derde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), waaruit blijkt dat doelstelling van de wetgever is dat iemand in zijn eigen huis blijft wonen. Als de conclusie gerechtvaardigd is dat verhuizen is aangewezen, kan volgens eiser onder de Wmo 2015 niet meer worden volstaan met een forfaitaire vergoeding voor de verhuiskosten. De koopwoning van eiser staat bovendien ‘onder water’, wat door verweerder in de belangenafweging niet is meegenomen.
3. Op grond van artikel 1.1.1. van de Wmo 2015 wordt onder maatwerkvoorziening verstaan een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.
Op grond van artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 draagt het college er zorg voor dat aan personen, die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Op grond van artikel 2.3.2, vierde lid aanhef en onder a, van de Wmo 2015 onderzoekt het college de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt.
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist verweerder tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
De gemeenteraad van de gemeente Hengelo heeft de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015 (Verordening) vastgesteld.
Op grond van artikel 4.1.3, tweede lid, van de Verordening verstrekt het college de goedkoopst adequate ingekochte voorziening in natura als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.
Op grond van artikel 4.2.3, vierde lid onder f, wordt de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb) voor verhuiskosten bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximumtarief zoals opgenomen in bijlage 1 van de Verordening.
In bedoelde bijlage is de hoogte van een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten bepaald op maximaal € 2.500,--.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Bij de primaire besluiten van 20 mei 2016 en 9 juni 2016 is (enkel) de aanpassing van het toilet afgewezen en een verhuiskostenvergoeding toegekend. Gelet echter op de aanvraag van 12 januari 2016, waarin wordt verzocht om een aangepast toilet en eventuele andere aanpassingen in huis, gelet voorts op het medisch advies waarin wordt gesproken over woningaanpassingen en een spoelföhninstallatie, alsmede gelet op de overwegingen in het bestreden besluit, stelt de rechtbank vast dat de aanvraag van eiser zich heeft uitgestrekt tot het volledig aanpassen van zijn woning, in die zin dat deze rolstoel toe- en doorgankelijk moet worden gemaakt en voorzien dient te worden van diverse andere in de woning benodigde voorzieningen. De toekenning van een verhuiskostenvergoeding betreft impliciet de afwijzing van al deze aanvragen. De vraag ligt derhalve voor of verweerder de gevraagde woningaanpassing en overige voorzieningen heeft mogen afwijzen op de grond dat verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is.
4.2.
De rechtbank beantwoordt eerst ambtshalve de vraag of eiser nog wel procesbelang heeft bij het voeren van deze procedure. Het is gebleken dat de woning van eiser inmiddels volledig en adequaat is aangepast, wat is betaald met de vergoeding die hij heeft ontvangen van de verzekeraar van de, voor het verkeersongeval, aansprakelijke partij. Ter zitting is toegelicht dat de verzekeraar op voorschotbasis heeft betaald, omdat vertraging in het aanpassen van de woning met het oog op eisers beperkingen niet langer acceptabel werd geacht. De verzekeraar heeft van eiser wel verlangd zijn eventuele aanspraken op een Wmo-voorziening alsnog te gelde te maken. Onder deze omstandigheden kan eiser belang bij deze procedure niet worden ontzegd.
4.3.
De gevraagde aanpassingen aan de woning van eiser zijn door verweerder afgewezen, waarbij hem een alternatief is geboden in de vorm van een verhuiskostenvergoeding ter hoogte van € 2.500,--. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld, dat de kosten van de voor eiser noodzakelijke aanpassingen van zijn eigen woning, zelfs in hun meest sobere vorm, door de bouwtechnisch medewerker zijn begroot op € 45.000,--. Voor eiser is een geschikte huurwoning aan de Waregemstraat 1 te Hengelo beschikbaar. Omdat verhuizing naar deze woning wordt beschouwd als de goedkoopste adequate voorziening, geldt volgens verweerder het primaat van verhuizing en kan worden volstaan met toekenning van een verhuiskostenvergoeding. Deze vergoeding mag eiser ook inzetten voor de aanpassing aan zijn woning.
4.4.
Tussen partijen is in geschil of het primaat van verhuizing als zodanig in strijd komt met de Wmo zoals deze geldt vanaf 2015. De Centrale Raad van Beroep (CRVB) heeft in vaste jurisprudentie onder de Wmo 2007 het primaat van de verhuizing als verantwoorde woonvoorziening voor gehandicapten geaccepteerd, mits steeds in concreto een voor de betrokkene adequate oplossing tot stand zou komen. De rechtbank ziet geen aanleiding om het primaat van de verhuizing onder vigeur van de Wmo 2015 niet langer te aanvaarden. De rechtbank volgt gemachtigde niet in zijn betoog dat het gebruik van de term ‘leefomgeving’ in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo tot een andere benadering dwingt. Bij de totstandkoming van de nieuwe wettekst heeft de wetgever toegelicht dat de term ‘leefomgeving’ breder dient te worden opgevat dan het eigen huis: de omgeving van de eigen buurt of de omgeving van het eigen sociale netwerk (TK, 2013-2014, 33 841, nr. 3, blz.150). De wetgever heeft overigens ook met zoveel woorden beschreven, dat de gemeente bij de keuze van de ondersteuning de kosten van de verschillende oplossingen kan betrekken, bijvoorbeeld een woningaanpassing versus verhuizing naar een aangepaste woning (TK, 2013-2014, 33 841, nr. 3, blz. 149). Verweerder heeft op zichzelf genomen dus een keuze kunnen maken tussen aanpassen van de woning van eiser en verhuizing met zijn gezin naar een geschikte woning in zijn eigen woonplaats.
4.5.
Of verweerder het verhuisprimaat aan eiser heeft kunnen tegenwerpen, hangt af van de vraag of de verhuizing van hem is te verlangen. Daarbij dient een zorgvuldige afweging te worden gemaakt van alle voor die beoordeling relevante feiten en omstandigheden (zie bijvoorbeeld CRvB 14 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1662). De rechtbank stelt in dat kader vast, dat verweerder eiser een concrete huurwoning heeft aangewezen, die al rolstoel toe- en doorgankelijk is. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze huurwoning op zichzelf genomen niet passend is voor eiser en zijn gezin. Verweerder heeft echter nagelaten in de afweging te betrekken dat eiser een koopwoning van zekere waarde bezit die in geval van een verhuizing naar de huurwoning verkocht moet worden. Eiser heeft terzake onweersproken gesteld dat zijn woning onder water staat en bij verkoop sprake zal zijn van een aanzienlijke restschuld. Ook blijkt niet dat verweerder rekening heeft gehouden met eventuele dubbele woonlasten in de periode dat eisers woning te koop zou staan. Verweerder heeft te dien aanzien betoogd dat in de bezwaarprocedure duidelijk werd dat eiser niet daadwerkelijk zou verhuizen omdat de aanpassingen aan zijn woning nagenoeg waren afgerond. Onder die omstandigheden vond verweerder nader onderzoek naar alle feiten en omstandigheden niet opportuun en is volstaan met toekenning van een standaard verhuiskostenvergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank dient echter de situatie ten tijde van de aanvraag om woningaanpassing onveranderd het uitgangspunt voor de beoordeling te zijn. Om een keuze te kunnen maken tussen de woningaanpassing en een verhuiskostenvergoeding was een zorgvuldige afweging van alle relevante aspecten nodig, zoals hierboven genoemd. Voor het maken van die afweging dient verweerder voorts uit te gaan van de reële kosten van een verhuizing van een gezin als dat van eiser vanuit hun (koop-)woning naar een (huur-)woning in dezelfde woonplaats. Pas dan wordt een totaaloverzicht verkregen van de kosten van verhuizing, afgezet tegen de kosten van woningaanpassing. Verweerder heeft dit onderzoek ten onrechte nagelaten. Van een zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren in de zin van artikel 2.3.2, vierde lid onder a van de Wmo 2015 is dan ook geen sprake geweest. Het besluit kan wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet in stand blijven. Verweerder dient een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen. In dat kader overweegt de rechtbank nog het volgende.
4.6.
Indien na het te verrichten onderzoek komt vast te staan, dat een vergelijking van de kosten van verhuizing, afgezet tegen de kosten van aanpassing, tot de conclusie leidt dat aan eiser het verhuisprimaat mag worden tegengeworpen, dient vervolgens ook bij de vaststelling van de hoogte van de verhuiskostenvergoeding maatwerk geleverd te worden. Uitgangspunt is dan de thans geldende feitelijke situatie, waarin eiser niet langer daadwerkelijk zal verhuizen. Een verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding die bestaat uit de kosten van een verhuizing en herinrichting van een vierpersoonshuishouden zoals dat van eiser naar een woning in dezelfde woonplaats is in die situatie adequaat. Er hoeft geen vergoeding van vanwege -bijvoorbeeld- de gestelde restschuld bij verkoop plaats te vinden.
5. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 495,00 en een wegingsfactor van 1). Tevens ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 46,-- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming
van deze uitspraak;
-draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzitter, en mr. W.P.M. Elderman en
mr. A.M.S. Kuipers, leden, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.