ECLI:NL:RBOVE:2017:2972

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
ak_15_2567 en ak_17_365
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de willekeurigheid van de heffing van reclamebelasting door de gemeente Hellendoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.M. Rozendal, en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen in de reclamebelasting voor de jaren 2015 en 2016, die respectievelijk op 28 februari 2015 en 31 maart 2016 waren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de keuze van de gemeente voor het afgebakende gebied voor de heffing van de reclamebelasting niet willekeurig of onredelijk was. De rechtbank stelde vast dat de aanslagen terecht waren opgelegd, omdat het belastbare feit zich had voorgedaan en eiseres niet had betwist dat de aanslagen in dat opzicht terecht waren. De rechtbank overwoog dat de reclamebelasting een algemene belasting is, en dat de gemeente vrij is in de besteding van de opbrengst. Eiseres had aangevoerd dat de heffing willekeurig was, maar de rechtbank concludeerde dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond voor de beperking van de heffing tot een bepaald gebied. De rechtbank wees erop dat de activiteiten die door de Stichting Promotie Nijverdal (SPN) werden georganiseerd, profijt konden opleveren voor de ondernemers in het gebied, en dat de gemeente de opbrengst van de reclamebelasting had besteed aan activiteiten die ten goede kwamen aan dat gebied. De beroepen van eiseres werden ongegrond verklaard, en de rechtbank achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 15/2567 en Awb 17/365

uitspraak van de meervoudige belastingkamer in de zaken tussen

[eiseres] .,

gevestigd te [vestigingsplaats] eiseres,
gemachtigde: J.M. Rozendal
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn, verweerder.

[jw.sys.1.proc_jaar]/[jw.sys.1.proc_vnr]

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 februari 2015 aan eiseres voor het jaar 2015 en op 31 maart 2016 voor het jaar 2016 een aanslag in de reclamebelasting opgelegd ten bedrage van € 480,00.
De door eiseres daartegen gemaakte bezwaren zijn bij uitspraken op bezwaar van 20 oktober 2015 en 19 december 2016 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de beroepen van [naam 1] (Awb 15/2568 en Awb 17/369), [naam 2] (Awb 15/2569 en Awb 17/368) en [naam 3] (Awb 15/2571 en Awb 17/366), plaatsgevonden op 20 juni 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.A.G. Cent, vergezeld door J.H. Scheppink, voorzitter van de Stichting Promotie Nijverdal (SPN).
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de zaken weer gesplitst. In de beroepen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiseres is met haar kantoor gevestigd te Nijverdal aan de [adres] . Aan deze onroerende zaak is een openbare aankondiging aangebracht die zichtbaar is van de openbare weg.
Ter zake van deze openbare aankondiging is aan eiseres voor de jaren 2015 en 2016 een aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Nijverdal opgelegd.
De Grotestraat behoort tot het gebied als bedoeld in artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2015 en 2016 (hierna: de Verordeningen), zoals vastgesteld bij raadsbesluiten van 2 december 2014 en 3 november 2015. De Verordening 2015 is gepubliceerd in Gemeenteblad nr. 77129 van 18 december 2014, de Verordening 2016 is gepubliceerd in Gemeenteblad nr. 108427 van 17 november 2015 en een wijziging van het heffingsgebied is gepubliceerd in Gemeenteblad nr. 128567 van 28 december 2015
2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van de Verordeningen wordt onder “openbare aankondiging” verstaan elke tot het publiek gerichte mededeling waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken voor een product, een dienst of een bedrijf.
Ingevolge artikel 2 van de Verordeningen wordt onder de naam reclamebelasting een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die op 1 januari van het belastingjaar zichtbaar is vanaf de openbare weg.
De heffing van reclamebelasting is beperkt tot het gebied, zoals dit op de bij de Verordening behorende kaart is gearceerd en nader is beschreven.
Artikel 3, eerste lid van de Verordeningen bepaalt dat de reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen op 1 januari van het belastingjaar.
Ingevolge artikel 6 van de Verordeningen wordt de reclamebelasting geheven naar een vast bedrag van € 480,00 voor één openbare aankondiging, met inachtneming van het overigens in deze verordeningen bepaalde.
3. Ingevolge artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen, behoudens het bepaalde in andere wetten dan de Gemeentewet en in de tweede en derde paragraaf van hoofdstuk XV van de Gemeentewet, de gemeentelijke belastingen worden geheven naar de in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
4. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BR4564) stelt de rechtbank voorop dat de reclamebelasting in artikel 227 van de Gemeentewet is voorzien als een algemene belasting, hetgeen meebrengt dat een gemeente vrij is in de besteding van de opbrengst van die belasting en ook de vrijheid heeft om die opbrengst te besteden aan activiteiten en voorzieningen binnen een bepaald gedeelte van haar grondgebied.
Het karakter van een algemene belasting staat er niet aan in de weg dat een gemeente de heffing van deze belasting beperkt tot een gedeelte van haar grondgebied, mits voor die beperking een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat (zie het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6253). Bij het bestaan van een dergelijke rechtvaardiging is de beperking niet in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel; de gemeentelijke wetgever overschrijdt daarmee ook niet de grenzen van de regelgevende bevoegdheid die hem in artikel 227 van de Gemeentewet is toegekend.
Indien een gemeente besluit de opbrengst van een reclamebelasting te besteden op een wijze als hiervoor bedoeld, en zij het object van de heffing heeft beperkt tot openbare aankondigingen in het desbetreffende gedeelte van haar grondgebied, is sprake van de eerder bedoelde objectieve en redelijke rechtvaardiging voor die beperking, indien die gemeente in redelijkheid heeft mogen uitgaan van de veronderstelling dat op deze wijze degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken.
De opbrengsten van de reclamebelasting kunnen in de vorm van een subsidie door de gemeente worden verstrekt aan een ondernemingsvereniging die zich tot doel stelt activiteiten in het desbetreffende gebied te organiseren en te financieren waarvan degenen die in de belasting zijn betrokken profijt kunnen hebben.
De rechtbank concludeert dat verweerder de opbrengst van de reclamebelasting 2015 en 2016 middels een subsidie heeft verstrekt aan een stichting die de ondernemersbelangen in het betreffende gebied behartigt, de SPN (Stichting Promotie Nijverdal).
5. Eiseres heeft niet bestreden dat het belastbare feit, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening, zich heeft voorgedaan en dat de aanslag in zoverre terecht aan haar is opgelegd.
Wel heeft zij gemotiveerd gesteld dat de keuze voor het afgebakende gebied voor de heffing van de reclamebelasting willekeurig en onredelijk is.
Ter zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de door verweerder, in navolging van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 augustus 2016, inzake de aan haar opgelegde aanslag reclamebelasting over het jaar 2014, overgelegde financiële verantwoording van de SPN niet transparant is.
6. Ter zitting is op verzoek van de rechtbank door verweerder op een plattegrond van het gebied aangewezen waar de door de SPN georganiseerde activiteiten, waarvoor reclamebelasting wordt geheven, plaatsvonden. Uit deze, onweersproken, weergave volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er binnen het heffingsgebied activiteiten zijn georganiseerd waarvan eiseres profijt zou kunnen hebben, zoals de nachtmarkt en de koffieactie. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook de overige activiteiten (hoewel deze zich niet voor de deur van eiseres afspeelden) voor eiseres profijt konden genereren. Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank op dat onder “profijt kunnen genereren” bedoeld wordt dat het publiek kennis kan nemen van de aangebrachte reclame-uitingen van de ondernemers in het gebied. De rechtbank wijst er hierbij op dat niet van belang is of een belastingplichtige profijt heeft, maar of hij hiervan profijt kan hebben.
Met betrekking tot het gestelde ontbreken van transparantie in de financiële verantwoording van de SPN over de in geschil zijnde belastingjaren, overweegt de rechtbank dat het niet aan verweerder is om in detail verantwoording af te leggen aan de belastingplichtigen van de besteding van de opbrengst van de reclamebelasting.
De rechtbank maakt uit de hiervoor genoemde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op dat uit de financiële verantwoording dient te blijken dat de bestedingen zien op binnen het gebied georganiseerde activiteiten en niet op activiteiten buiten het heffingsgebied
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit, in tegenstelling tot het belastingjaar 2014, over de in geding zijnde belastingjaren aannemelijk gemaakt.
Uit de overgelegde financiële verantwoordingen, en de daarop ter zitting gegeven toelichting, is af te leiden dat de uitgaven die zijn gedaan ten goede komen aan activiteiten in het beperkte gebied en erop gericht zijn de aantrekkingskracht van het gebied voor de consumenten te vergroten. Niet is gebleken dat uitgaven zijn gedaan voor activiteiten buiten het beperkte gebied.
Voor zover eiseres wijst op de net buiten het gebied opgehangen bloembak bij Krikke Makelaardij is de rechtbank van oordeel dat het hier gaat om een verwaarloosbaar geval.
Ter zitting is daarnaast vast komen te staan dat de kerstverlichting die zich voor een klein deel ook buiten het gebied bevond weliswaar door SPN is geïnitieerd, maar niet door SPN gefinancierd wordt uit de ontvangen subsidie.
Voor het overige is door eiseres niets aangevoerd over buiten het gebied georganiseerde activiteiten.
Gelet op bovenstaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de beperking van de heffing van de reclamebelasting tot openbare aankondigingen in een beperkt gedeeld van het grondgebied van de gemeente Hellendoorn.
Op grond hiervan heeft verweerder eiseres de aanslagen reclamebelasting voor de jaren 2015 en 2016 op kunnen leggen.
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, en mr. W.P.M. Elderman en mr. L.Y. Gramsbergen, leden, in aanwezigheid van Y. van Arnhem, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel