ECLI:NL:RBOVE:2017:2212

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
08/770088-16 en 08/770231-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een tbs-patiënt voor poging doodslag en mishandeling van een therapeut in een forensisch psychiatrisch centrum

Op 30 mei 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige tbs-patiënt, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van een sociotherapeut in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. De verdachte heeft op 5 augustus 2015 en 4 december 2015 geweld gebruikt tegen de therapeut, waarbij hij hem met een scherp voorwerp heeft gestoken en meermalen heeft geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks het verweer van zijn raadsman dat er geen sprake was van een nieuwe maatregel van terbeschikkingstelling, opnieuw tbs met dwangverpleging opgelegd kreeg. De rechtbank overwoog dat de behandeling van de verdachte nog lange tijd in beslag zal nemen en dat de impact van de feiten op het slachtoffer en de maatschappij aanzienlijk is. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, maar oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een nieuwe maatregel van terbeschikkingstelling rechtvaardigde. De rechtbank legde de verdachte een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die door de bewezenverklaarde feiten schade had geleden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/770088-16 en 08/770231-15 (P)
Datum vonnis: 30 mei 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in FPC Pompestichting te Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 juli 2016 en (na heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting bij vonnis van 26 juli 2016) 16 mei 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P. Hoogenraad, advocaat te Maassluis, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van parketnummer 08/770088-16 als feit 1 en het feit van parketnummer 08/770231-15 als feit 2.
De verdenking komt er – na wijziging van de tenlastelegging van 12 juli 2016 –, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer] te vermoorden, te doden of in elk geval zwaar te mishandelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 05 augustus 2015 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, [slachtoffer] (sociotherapeut) heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam en/of
- meermalen, althans eenmaal, te trappen en/of te schoppen op/tegen het lichaam;
2. Primair

hij op of omstreeks 04 december 2015 te Balkbrug, althans in de gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,

- met een potlood en/of een pen, althans met een scherp/puntig voorwerp een of meermalen in de hals en/of in het hoofd (onder rechter oor en bovenop het hoofd aan de rechterzijde) en/of in het gezicht (boven linker wenkbrauw) heeft gestoken en/of geslagen en/of
- met een potlood en/of een pen, althans met een scherp/puntig voorwerp een of meermalen in/tegen de schouder en/of het sleutelbeen, althans het bovenlichaam heeft gestoken en/of geslagen en/of
- met de vuist een of meermalen tegen het gezicht/hoofd en /of lichaam heeft gestompt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. Subsidiair

hij op of omstreeks 4 december 2015 in Balkbrug, althans in de gemeente Hardenberg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om al dan niet met voorbedachten rade aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwonden hals en onder rechteroor en boven linker wenkbrauw) toe te brengen

- met een potlood en/of een pen, althans met een scherp/puntig voorwerp een of meermalen in de hals en/of in het hoofd (onder rechter oor en bovenop het hoofd aan de rechterzijde) en/of in het gezicht (boven linker wenkbrauw) heeft gestoken en/of geslagen en/of
- met een potlood en/of een pen, althans met een scherp/puntig voorwerp een of meermalen in/tegen de schouder en/of het sleutelbeen, althans het bovenlichaam heeft gestoken en/of geslagen en/of
- met de vuist een of meermalen tegen het gezicht/hoofd en /of lichaam heeft gestompt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Uit het dossier komt het volgende naar voren.
De heer [slachtoffer] is werkzaam als sociotherapeut in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht te Balkburg. Tijdens zijn werkzaamheden heeft [slachtoffer] te maken gekregen met een tweetal geweldsincidenten met verdachte, een TBS-patiënt die op dat moment in het FPC Veldzicht verblijft.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van mishandeling door verdachte, die op 5 augustus 2015 zou hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] verklaart dat hij die dag aan verdachte heeft medegedeeld dat zijn kamerplaatsing was opgeheven en dat hij een nieuw individueel dagprogramma zou krijgen. Verdachte belt later die middag vanuit zijn kamer om zijn ongenoegen hierover te uiten. [slachtoffer] geeft gehoor aan de oproep en gaat met een collega naar de kamer van verdachte. Tijdens het gesprek wordt verdachte steeds onrustiger en loopt op een gegeven moment op [slachtoffer] af. Verdachte maakt een draaibeweging en slaat [slachtoffer] met een gebalde vuist tegen de rechterkant van het voorhoofd. Hoewel een collega meteen te hulp schiet, weet verdachte [slachtoffer] nogmaals met zijn rechtervuist op de linkerslaap van [slachtoffer] te slaan. Daarbij schopt verdachte met zijn rechterbeen richting [slachtoffer] waarbij hij het linkerbeen van [slachtoffer] raakt. Blijkens onderzoek door de medische dienst kampt [slachtoffer] als gevolg van het beschreven voorval met hoofdpijnklachten. Collega [getuige 1] staat naast [slachtoffer] en ziet dat verdachte [slachtoffer] twee keer raak heeft geslagen met zijn vuist en twee keer gericht en raak heeft geschopt. Ook getuige [getuige 2] beschrijft een tweetal klappen en een tweetal trappen.
Blijkens een tweede aangifte van [slachtoffer] heeft op 4 december 2015 opnieuw een geweldsincident tussen verdachte en [slachtoffer] plaatsgevonden. [slachtoffer] geeft aan dat een collega zich op die dag bij hem meldt met de mededeling dat verdachte hem wil spreken. Wanneer [slachtoffer] naar verdachte toekomt, haalt verdachte uit met zijn rechterarm met gebalde vuist in de richting van het hoofd van [slachtoffer] , waarbij verdachte het slachtoffer hard op zijn linkerslaap raakt. Meteen daarop haalt verdachte uit met zijn linkerarm en raakt het slachtoffer met een gebalde vuist achter zijn rechteroor. Als gevolg daarvan komt het slachtoffer ten val en ziet en voelt hij dat verdachte hem blijft slaan met links en rechts met gebalde vuisten. Nadat meerdere collega’s [slachtoffer] te hulp schieten en verdachte overmeesteren, blijkt dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. Hij heeft onder meer een kras in zijn hals en diverse steekwonden opgelopen. [slachtoffer] doet ook aangifte van dit incident.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daarbij heeft zij zich onder andere gebaseerd op de aangiftes van [slachtoffer] , diverse getuigenverklaringen en letselrapportage.
Ten aanzien van het tweede feit is de officier van justitie van oordeel dat sprake is van een poging tot moord. Zij stelt zich allereerst op het standpunt dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] , omdat met een puntig voorwerp met kracht insteken op de hals en het hoofd van een persoon naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood van die persoon oplevert. Voorts is volgens de officier van justitie sprake van voorbedachten rade, omdat verdachte niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. Verdachte heeft namelijk in de periode ervoor meermalen uitspraken gedaan dat hij [slachtoffer] wil pakken en heeft vervolgens verzocht om met [slachtoffer] te kunnen spreken. Hierop heeft verdachte meteen uitgehaald naar [slachtoffer] en is daarmee doorgegaan ondanks het ingrijpen van collega’s. Daarnaast heeft verdachte nadien aangegeven dat hij [slachtoffer] een les wilde leren.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot het eerste feit stelt de raadsman zich op het standpunt dat [slachtoffer] is begonnen met slaan en dat zijn cliënt hierop heeft gereageerd. Omdat zijn cliënt geen kant op kon in zijn cel, is er volgens de raadsman sprake van noodweer(exces).
Met betrekking tot het tweede feit voert de raadsman aan dat het bestanddeel opzet niet bewezen kan worden. De raadsman voert aan dat de feiten volstrekt onduidelijk zijn: zo blijkt bijvoorbeeld niet uit het dossier dat verdachte met een potlood gestoken heeft. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde bepleit de raadsman dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de korte duur van de herstelperiode bij het slachtoffer.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1:
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op 5 augustus 2015 [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan, te stompen en te trappen.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat sprake is van noodweer dan wel noodweerexces. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte verklaart dat [slachtoffer] hem als eerste heeft geslagen, maar hij is daarin de enige. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die dichtbij stonden toen de mishandeling plaatsvond, verklaren beiden dat verdachte als eerste vanuit het niets begon te slaan. Nergens kan uit het procesdossier worden afgeleid dat een situatie is ontstaan waarin verdachte zich moest en mocht verdedigen. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat er een noodweersituatie heeft bestaan, zodat verdachte geen beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt.
Ten aanzien van feit 2:
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op 4 december 2015 [slachtoffer] heeft mishandeld en daarbij met een puntig dan wel scherp voorwerp heeft gestoken.
Hoewel [slachtoffer] in eerste instantie denkt dat hij geslagen is, blijkt bij de medische dienst dat hij met iets gestoken is. Dat het slachtoffer is gestoken, volgt eveneens uit diverse getuigenverklaringen. Zo verklaart getuige [getuige 3] dat hij zag dat verdachte met een tot vuist gebalde hand van boven al stekend insloeg op het hoofd van [slachtoffer] . Nadat [slachtoffer] ten val kwam, zag hij dat verdachte meer stekende bewegingen maakte waarmee hij het slachtoffer raakte. Ook getuige [getuige 4] verklaart dat hij zag dat [slachtoffer] met een tot vuist gebalde hand werd gestoken door verdachte. Het was hem volkomen duidelijk dat verdachte aan het steken was met een voorwerp en hij zag dat dit bij het oor was.
Ook heeft de arts van [slachtoffer] op 4 december 2015 diverse schrammen en beginnende bloeduitstortingen in de hals en op het hoofd geconstateerd. Voorts relateert hij drie duidelijke punctiewondjes: de eerste in de onderste halsregio aan de rechterzijde, net boven het sleutelbeen, de tweede net onder de rechteroorlel en de derde net boven de linker wenkbrauw. De eerste en laatst beschreven steekwondjes worden begrensd door het bot.
In een later opgemaakte letselverklaring van 23 februari 2016 wordt eveneens melding gemaakt van prik-/ steekverwondingen op het hoofd en in de hals. De rapporterend arts concludeert dat geweld met een scherp dan wel puntig hard voorwerp uitgeoefend op de hals, nek en hoofd van een mens kan leiden tot dodelijk letsel. Bovendien geeft de arts aan dat het letsel past bij het meermalen en op meerdere plaatsen op het lichaam van slachtoffer uitgeoefend direct inwerkend stekend, duwend, botsend en krassend geweld met onder andere een scherp dan wel puntig hard voorwerp.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de halsgebied aan te merken zijn als gebieden met vitale structuren. Ongecontroleerd en met kracht dan wel intensiteit steken met een scherp dan wel puntig voorwerp in het hoofd en/of in de hals, in de nabijheid van de halsslagader, levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer overlijdt. Verdachte heeft met zijn handelen op zijn minst de kans bewust aanvaard dat hij een fatale plek op het lichaam zou raken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door het met een scherp dan wel puntig voorwerp in de hals en in het hoofd van het slachtoffer te steken, verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zou overlijden. De door verdachte verrichte handelingen worden door de rechtbank beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachte uitlatingen heeft gedaan waarin hij te kennen geeft dat hij [slachtoffer] wil pakken en [slachtoffer] vervolgens heeft verzocht om met hem te spreken. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet uit het dossier worden afgeleid dat verdachte op voorhand al het plan had om verdachte van het leven te beroven, temeer omdat onder ‘pakken’ alle denkbare vormen van geweld kunnen worden verstaan. Nu verder uit het dossier niet blijkt van enig planmatig handelen van verdachte richting [slachtoffer] zal de rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel ‘met voorbedachten rade’.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 5 augustus 2015 te Balkbrug, [slachtoffer] (sociotherapeut) heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen te slaan en te stompen tegen het gezicht en
- meermalen te trappen tegen het lichaam;
2. Primair
hij op 4 december 2015 te Balkbrug, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een scherp/puntig voorwerp meermalen in de hals en/of in het hoofd (onder rechter oor en bovenop het hoofd aan de rechterzijde) en in het gezicht (boven linker wenkbrauw) heeft gestoken en
- met een scherp/puntig voorwerp in de schouder en het sleutelbeen heeft gestoken en
- met de vuist tegen het hoofd heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
poging tot doodslag.
6. De strafbaarheid van verdachte
Ter beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank een rapportage pro Justitia van het Pieter Baan Centrum ontvangen dat op 10 mei 2017 is uitgebracht. Deze rapportage is opgesteld door een psycholoog en een psychiater.
De psycholoog, P.E. Geurkink, komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan ernstige gecombineerde psychopathologie, waarvan de kern in een paranoïde psychotische persoonlijkheidsstructuur ligt, voortkomend uit (zeer waarschijnlijk) intellectuele beperkingen en zeker basale verwaarlozing. Verdachte voelt zich snel miskend en wordt dan achterdochtig, wat tot onrust en spanningen leidt. Wanneer dit te lang voortduurt, ontstaat al snel het idee dat hij zich met agressie moet verdedigen.
De psychiater, D.J. Vinkers, komt tot de conclusie dat in diagnostisch opzicht bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, met name tot uiting komend in beperkte cognitieve vermogens en agressie-regulatie problematiek. Verdachte interpreteert de wereld om hem heen als vijandig en voelt zich dan al snel onrechtvaardig behandeld. Hij reageert hier vervolgens met woede en verzet op. Dat uit zich bijvoorbeeld in plotselinge en onverwachte agressieve uitbarstingen (bijvoorbeeld naar medepatiënten en personeel in de verschillende TBS klinieken waar hij is opgenomen geweest). De beperkte cognitieve vermogens zijn naar benadering ten hoogste zwakbegaafd. Verder is sprake van een psychotische persoonlijkheidsstructuur. Dit komt tot uiting in de antisociale, narcistische en paranoïde persoonlijkheidstrekken van verdachte, wat blijkt uit zijn problematische agressieregulatie, lage frustratietolerantie, gevoeligheid voor (vermeende) agressie van anderen, zijn krenkbaarheid en wantrouwen, impulsiviteit en geneigdheid tot onverantwoordelijk handelen.
In de forensische analyse concluderen de psycholoog en psychiater dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten, indien bewezen, binnen het geschetste patroon passen, waarbij onderliggende motieven en drijfveren door de weigerende opstelling van verdachte tijdens het onderzoek niet hem konden worden besproken. Hoewel een nadere precisering van de doorwerking van zijn pathologie in deze feiten daardoor niet kan worden gegeven en daarnaast diagnostisch niet volledig zicht bestaat op de intellectuele capaciteiten van verdachte alsmede op zijn agressieregulatie problematiek, achten de psycholoog en psychiater een substantieel pathologisch verband met het tenlastegelegde aannemelijk. Zij adviseren daarom verdachte deze feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en is op grond daarvan van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in verminderde mate toerekeningsvatbaar gehouden dient te worden ter zake die hem ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zijn cliënt te ontslaan van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de eis van de officier van justitie om een nieuwe terbeschikkingstelling op te leggen moet worden afgewezen, omdat het – gelet op de reeds opgelegde terbeschikkingstelling – geen toegevoegde waarde heeft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een poging tot doodslag, één van de meest ernstige feiten binnen het strafrecht. Verdachte heeft in augustus 2015 een sociotherapeut tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden mishandeld. Daarna heeft verdachte in december 2015 dezelfde sociotherapeut met een puntig dan wel scherp voorwerp gestoken. Verdachte heeft door zijn aanval welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor het slachtoffer, medewerker van het FPC Veldzicht Balkbrug, in het leven groepen. Hij heeft zich volstrekt niet om zijn lot bekommerd. De rechtbank weegt mee dat het handelen van verdachte een grote impact heeft gehad op het slachtoffer en zijn omgeving. Het feit dat verdachte het slachtoffer niet dodelijk heeft geraakt, is niet aan verdachte te danken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte, heeft de rechtbank gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 april 2017. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte op 16 november 2006 door het Gerechtshof ‘s-Gravenhage is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en ter beschikkingstelling is gesteld met bevel tot dwangverpleging, welke laatstelijk is verlengd op 20 december 2016 met twee jaar.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapportage van het Pieter Baan Centrum. Het psychologisch en psychische rapport houden met betrekking tot het recidiverisico en mogelijke interventies het volgende in.
Verdachte is nog niet helemaal uitgediagnosticeerd, maar zolang hij blijft weigeren mee te werken aan onderzoek zal de situatie van gemankeerde diagnostiek zo blijven. Het blijft een groot gemis dat verdachte niet meewerkt aan testonderzoek (gericht op intelligentie, wijze van psychisch functioneren en persoonlijkheid), neuropsychologisch onderzoek, neurologisch onderzoek en mogelijk zelfs genetisch onderzoek.
De kans op recidive van een geweldsdelict wordt door het voornoemde vrij rigide en prominent aanwezige mechanisme als hoog gezien en dan al op korte termijn, als verdachte alleen in de maatschappij moet functioneren. Zelfs binnen de structuren van een gewoon FPC is de kans op recidive hoog te noemen en alleen in te dammen door middel van een sterk extern risicomanagement, dat er vooral uit bestaat verdachte niet in contact te laten komen met anderen dan een begeleidend team, zoals nu gebeurt binnen de EVBG-afdeling in Vught.
Door de beperkingen van het onderhavige onderzoek kunnen de psycholoog en psychiater geen zinvolle toevoegingen of adviezen geven voor wat betreft risicomanagement en behandeling. Mogelijk dat een breed zorgoverleg met experts op verschillende terreinen tot meer inzicht zou kunnen leiden, maar dat is niet zeker. Bovendien moet rekening worden gehouden met de beperkingen in de behandeling van verdachte vanwege zijn weigerende opstelling, ook in het huidige onderzoek. Verder is het van groot belang om het behandelteam van verdachte ‘gezond’ te houden met intervisies en deskundigheidsbevordering, om te voorkomen dat een team ‘moe’ wordt, wat ook zijn weerslag heeft op verdachte. Misschien ook dat het intensief bij de behandeling betrekken van zijn zus tot iets meer toegankelijkheid bij verdachte zal leiden.
De rechtbank leidt uit de rapporten van de deskundigen af dat verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en onberekenbaar is. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat het om ernstige feiten gaat en dat deze feiten op zichzelf, mede gelet op de rapporten van de deskundigen, oplegging van een nieuwe maatregel van terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Gelet op het feit dat de bestaande maatregel van terbeschikkingstelling reeds een langere periode loopt en niet te voorzien is hoe het verdere verloop daarvan zal worden ingevuld, acht de rechtbank uit het oogpunt van de beveiliging van de maatschappij een nieuwe maatregel van ter beschikkingstelling passend en geboden, ter zake van de bewezenverklaarde poging doodslag.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat – wederom – de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte onder 2 begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat een nieuwe maatregel van terbeschikkingstelling geen toegevoegde waarde heeft. De behandeling van verdachte zal nog lange tijd in beslag gaan nemen en – als gevolg van het onderhavige feit – vanaf het nulpunt starten. [1] Gelet hierop alsmede gelet op de impact van het onderhavige feit op het slachtoffer en de maatschappij, acht de rechtbank het opnieuw opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling op zijn plaats.
Ingevolge artikel 38l, eerste lid, Sr komt de thans van toepassing zijnde maatregel van terbeschikkingstelling te vervallen op het moment dat het onderhavige vonnis onherroepelijk wordt.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.
8. De schade van benadeelden
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [adres] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.042,50 [tweeduizend tweeënveertig euro en vijftig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 37,50 kosten echo onderzoek;
  • € 5,- kosten cd-rom;
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi voor vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.042,50, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b, 38d, 38e en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde;
maatregel
  • gelast dat verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bij feit 1 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015397194 en bij feit 2 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015623715. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer] d.d. 27 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 19-20):

(…) In de late dienst op 05-08-2015 (…). Voor [slachtoffer] draait patiënt [verdachte] zich om, om zich vervolgens weer vliegensvlug om te draaien waarin hij met een gebalde vuist [slachtoffer] tegen zijn rechter voorhoofd slaat. (…) [verdachte] haalt nogmaals uit met zijn rechtervuist en raakt daarbij de linker slaap van [slachtoffer] . Daarbij schopt [verdachte] met zijn rechterbeen richting [slachtoffer] waarbij hij het linkerbeen van [slachtoffer] raakt. (…)

2. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1] d.d. 14 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 12):

(…) Ik sta naast collega [slachtoffer] in de deuropening, binnen een seconde draait patiënt [verdachte] zich om en haalt direct gericht uit richting collega [slachtoffer] . Na deze gerichte klap probeer ik er tussen te staan maar patiënt drukt mij met zijn lichaam opzij en probeert meerdere keren langs en over mij heen collega [slachtoffer] te raken. (…) Inmiddels heeft patiënt [slachtoffer] voor mij zichtbaar, twee keer gericht geslagen en geraakt met zijn vuist en twee keer gericht geschopt en geraakt, langs mij heen. (…)

3. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] d.d. 27 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 15):

(…) Plotseling hoor ik wat gestommel en een klap, naar later bleek een vuistslag van patiënt [verdachte] op het voorhoofd van collega [slachtoffer] . Collega [slachtoffer] kwam achterwaarts de kamer van patiënt [verdachte] uit. Patiënt kwam achter hem aan en sloeg tussen aanwezige personeelsleden door collega [slachtoffer] in het gezicht. Dit werd meteen gevolgd door een tweetal trappen tegen het achterwerk en de benen van collega [slachtoffer] . (…)

4. Het proces-verbaal van aangifte van J.H.M. Nijhuis, hoofd FPC Veldzicht, d.d. 14 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 3-4):

(…) Hierbij wil ik als hoofd van het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht, gevestigd aan de Ommerweg 67 te Balkbrug, aangifte doen tegen patiënt [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] . (…) [slachtoffer] is onderzocht door de Medische dienst. Hij heeft last van hoofdpijnklachten. (…)

Ten aanzien van feit 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van J.H.M. Nijhuis, hoofd FPC Veldzicht, namens [slachtoffer] d.d. 21 december 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 4):

(…) Hierbij wil ik als hoofd van het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Veldzicht, gevestigd aan de Ommerweg 67 te Balkbrug, aangifte doen tegen patiënt [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] . (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer] d.d. 28 december 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 26-27):

(…) Wat kunt u vertellen over het incident van 4 december 2015 op de ICU-B bij het FPC Veldzicht? (…) Ik zag dat patiënt [verdachte] met zijn rechterarm richting mijn hoofd uithaalde met gebalde vuist. Ik voelde dat hij mij hard raakte op mijn linkerslaap. Meteen daarop haalde hij uit met zijn linkerarm, gebalde vuisten, waarmee hij mij raakte achter mijn oor, op de rand van mijn schedel, rechts. (…) ik voelde alleen een vuistslag en geen steek. Ik voelde ook geen kras. Ik denk dat dit door de adrenaline kwam. Ik raakte in onbalans en viel achterover, met mijn linkerzij op de pingpongtafel. Ik zag en voelde dat patiënt [verdachte] mij bleef slaan met links en rechts met gebalde vuisten. Ik kon niets anders dan af proberen te weren omdat hij op mij gevallen was en ik nergens heen kon. (…) Ik keek naar mijn handen en zag dat deze onder het bloed zaten. [naam] heeft mij meegenomen naar de medische dienst. Ik had toen pas door dat ik met iets gestoken was. Ik ben verzorgd door de medische dienst en naar de huisarts gegaan. (…) De kras van achter mijn oor naar mijn nek brandde heel erg. ‘s Avonds voelde ik andere lichamelijke pijnen op komen zetten. Ik heb nu nog last van mijn schouder door de val op de tafel en van mijn gekneusde ribben. (…)

3. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 3] d.d. 24 december 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 12):

(…) Ik zag [slachtoffer] , sociotherapeut, uit het kantoor komen lopen en op het moment dat hij ter hoogte van de pingpongtafel was, zag ik dat [verdachte] versneld op hem af liep. Patiënt [verdachte] sloeg met de rechterhand, tot een vuist gebald, van boven, al stekend in op het hoofd van [slachtoffer] . Dit was op de scheiding van het hals met de hoofd, aan de rechterzijde, achter het oor. [slachtoffer] viel op de pingpongtafel en ik zag dat [verdachte] meer stekende bewegingen maakte. Hiermee raakte hij [slachtoffer] . (…) [verdachte] heeft mij meerdere malen gezegd dat hij [slachtoffer] zou pakken, voorafgaande aan dit incident. (…)

4. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 4] d.d. 12 januari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 20-21):
(…) Op dat moment stapte de patiënt naar voren en sloeg [slachtoffer] met de rechtervuist in het
gezicht op het linkerjukbeen met een hoekstoot. (…) Gelijk na de slag met rechts zag ik dat [slachtoffer] gestoken werd door patiënt [verdachte] , met de linkerhand, gebald tot een vuist, met de pinkzijde naar beneden. Ik zag dat dit bij het oor was. (…) Hij was mij volkomen duidelijk dat patiënt [verdachte] aan liet steken was met een voorwerp. Ik riep nog: ‘Hij steekt hem, godverdomme!’. (…) De patiënt stond op zijn benen, voorovergebogen, om in te steken op [slachtoffer] . (…)
5. Het medische dossier van patiënt [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 28):

(…) 04-12-2015: (…) Diverse schrammen en beginnende bloeduitstortingen in de hals, op het hoofd. 3 duidelijke punctiewondjes, de eerste in onderste halsregio rechts, net boven het sleutelbeen; de tweede net onder de rechter oorlel en de laatste net boven de laterale linker wenkbrauw. Palpatoir geen c.a. palpatoir geen verdenking op dieper letsel. De eerste en laatst beschreven steekwondjes worden begrensd door bot. (…)

6. Een letselrapportage van de GGD IJsselland opgemaakt door forensisch arts S.J. Th. van Kuijk d.d. 23 februari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 31-33):
(…)letselbeschrijving(…)
hoofd1/diverse schrammen en onderhuidse bloeduitstortingen op het hoofd
2/ prik-steek-verwonding boven de buitenzijde van de linker wenkbrauw (foto 8)
3/ op basis van de foto’s is te zien dat er op de rechter voor-zijkant van het hoofd
naast de genoemde schrammen ook 2 prik-steek-verwondingen zijn (foto 1-7-9)
hals4/ rechts in de hals een grote diepe lijnvormige krasverwonding die heeft gebloed en
(foto 1 t/m 6) loopt van onder het oor tot laag voor in de hals rechts t.h.v. aanhechting sleutelbeen
5/ net boven 4/ zit een prik-steek-verwonding onder het rechter oor (foto 2 t/m 5)
6/ diverse andere schrammen en onderhuidse bloeduitstortingen in hals en nek
7/ prik-steek-verwonding buitenzijde hals boven het sleutelbeen rechts (foto 2, 3, 6)
8/ pijnlijke en gezwollen (gekneusde) nekspieren beiderzijds (…)
bijzonderheden1/ Geweld met een scherp en of puntig hard voorwerp uitgeoefend op hals, nek en hoofd van een mens kan leiden tot dodelijk letsel (…)
beoordeling letsel
(…)letsel past bij toedrachtLetsel past bij meerdere malen en op meerdere plaatsen op het lichaam van SO uitgeoefend direct inwerkend stekend / duwend / botsend en krassend geweld met o.a. een scherp en/of puntig hard voorwerp. (…)

Voetnoten

1.Rb. Noord-Holland 3 november 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9055; Rb. Noord-Nederland, 6 juni 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2713.