ECLI:NL:RBNHO:2016:9055

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
14/800377-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door TBS-er in supermarkt met mes

Op 3 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 september 2015 in Purmerend een vrouw in een supermarkt met een mes heeft aangevallen. De verdachte, die onder een TBS-maatregel stond, heeft tijdens verlof een willekeurig slachtoffer in het gezicht gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar en een nieuwe TBS-maatregel geëist, maar de rechtbank heeft alleen de TBS-maatregel opgelegd, omdat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De rechtbank oordeelde dat de TBS-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en het slachtoffer, die blijvende schade heeft opgelopen door de steekpartij. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 13.928,22 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op zowel het slachtoffer als de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/800377-15
Uitspraakdatum: 3 november 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [woonplaats]
feitelijk verblijvende in [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair:
Hij op of omstreeks 1 september 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een vrouw genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
opzettelijk (meermalen) met een mes, althans met een puntig en/of scherp voorwerp, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (de achterzijde van) het hoofd en/of de nek en/of de rug van die [slachtoffer] , terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] vasthield, en/of met dat mes, althans met een puntig en/of scherp voorwerp, heeft gestoken in het gezicht van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair:
Hij op of omstreeks 1 september 2015 te Purmerend aan een vrouw genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond en/of steekwond in het gelaat (waardoor een ontsierend litteken in het gelaat is ontstaan), heeft toegebracht door deze (met kracht) (meermalen) met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp, in het gezicht te steken.
Meer subsidiair:
Hij op of omstreeks 1 september 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een vrouw genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (de achterzijde van) het hoofd en/of de nek en/of de rug van die [slachtoffer] , terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] vasthield
en/of met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in liet gezicht heeft gestoken van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond
van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2015 (dossierpagina’s 29-31);
  • een medische verklaring van het Waterlandziekenhuis te Purmerend, opgesteld
door L.M. de Wildt – Levert, chirurg, d.d. 1 september 2015 (losse pagina’s in het dossier);
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de bevindingen van verbalisant A.M.A. Riet d.d. 1 september 2015 (dossierpagina 34-35);
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de bevindingen van verbalisant X.C.M.L. Dalm betreffende de camerabeelden van de Vomar, d.d. 10 september 2016 (dossierpagina’s 65-78).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 september 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een vrouw genaamd [slachtoffer] . opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk meermalen met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (de achterzijde van) het hoofd en de nek en de rug van die [slachtoffer] , terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] vasthield, en met dat mes heeft gestoken in het gezicht van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van verdachte acht geslagen
op de Pro Justitia rapportage, gedateerd 10 december 2015, opgesteld door E. Stam,
GZ-psycholoog, en de Pro Justitia rapportage, gedateerd 16 december 2015, opgesteld
door G.H.E. van Hoecke, psychiater.
De Pro Justitia rapportage van 10 december 2015 houdt ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, paranoïde type. Betrokkene heeft weinig ziektebesef en het ontbreekt hem volledig aan inzicht. Betrokkene was in behandeling en
nam zijn medicatie, maar is niet in staat gebleken oplopende spanningen te registreren en te bespreken. Het is mogelijk dat betrokkene rond het ten laste gelegde stemmen heeft gekregen die hem opdracht gaven iemand neer te steken. Betrokkene was in gezelschap van zijn begeleiders. Hij heeft spanningen of mogelijke psychotische belevingen niet bij hen aangegeven. Er waren verschillende momenten waarop hij dit had kunnen doen. Het feit dat iemand stemmen heeft of andere psychotische belevingen, wil niet zeggen dat hij daar altijd naar moet handelen. Betrokkene, die de nodige behandeling heeft gehad en ook weet waar hij toe in staat kan zijn, had daar op enig moment iets over kunnen zeggen, maar heeft dit niet gedaan. Waarschijnlijk wordt dit mede veroorzaakt door de sterkte van zijn psychotische belevingen en het feit dat hij zo weinig contact heeft met zijn innerlijke belevingswereld. Het lijkt aannemelijk dat betrokkene onder invloed van interne spanningen meer psychotische belevingen heeft gekregen. Vervolgens heeft hij onder invloed van die psychotische belevingen naar alle waarschijnlijkheid gehandeld. De hypothese wordt versterkt door het feit dat er geen andere motieven zijn aan te wijzen voor het volstrekt willekeurige, agressieve delict. Deze hypothese borduurt voort op de eerdere diagnose en het indexdelict van de terbeschikkingstelling. Feitelijk is dit verband niet goed aan te tonen, noch uit te sluiten.
De Pro Justitia rapportage van 16 december 2015 houdt ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte onder meer het volgende in:
Onderzochte werd ten tijde van het ten laste gelegde behandeld door PFK Inforsa. Door
zijn verstandelijke beperking, wordt betrokkene minder dan een ander in staat geacht om zijn impulsen te beheersen. Door de aanwezigheid van een psychotisch proces, dat op een laag therapeutische manier met een klassiek antipsychoticum werd behandeld, werd hem substantiële, maar nog geen sluitende bescherming geboden tegen een impulsdoorbraak.
Onderzochte wordt voor het ten laste gelegdesterk verminderd toerekeningsvatbaar
geacht. Zijn verlaagd vermogen om een dreigende impulsdoorbraak te weerstaan, wordt toegeschreven aan zijn lage intelligentie en het psychotisch proces, maar toch kan hij voldoende intelligent worden ingeschat, om zich te wenden tot zijn steunsysteem, dat ten
tijde van het ten laste gelegde aanwezig was, met name zowel zijn begeleiders als zijn familieleden, om zijn oplopende stress mee te delen, zodat ze hem voldoende kunnen ondersteunen om niet te handelen naar zijn impulsen.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusies en beschouwt verdachte
voor het bewezenverklaarde als sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en dat aan verdachte
tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: Tbs) met dwangverpleging zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende naar voren gebracht.
Uit de Pro Justitia rapportages blijkt dat verdachte kampt met schizofrenie van het paranoïde type, gecombineerd met een verstandelijke beperking. De deskundigen adviseren wederom een Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, waarbinnen verdere stappen gezet kunnen worden tot een stringenter management om het risicogedrag van verdachte verder te beperken. Het is gebruikelijk dat bij een nieuw ernstig strafbaar feit, opnieuw de Tbs-maatregel wordt opgelegd, zodat het nieuwe feit niet slechts als ‘incident’ wordt meegenomen in de al lopende Tbs.
Gelet op de ernst van het feit en de conclusies van de deskundigen omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, dient tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen. Wellicht dat dit zijn behandeling doorkruist, maar aan het slachtoffer als ook aan de maatschappij valt niet uit te leggen dat er geen vrijheidsbenemende straf volgt. Bovendien moet het voor verdachte duidelijk worden dat hij niet wegkomt met het enkel en alleen voortzetten van de huidige behandeling. Binnen een gevangenis zal ook rekening gehouden kunnen worden met zijn beperkingen. Hiervoor bestaan gespecialiseerde afdelingen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte, ondanks de conclusies van de deskundigen omtrent de toerekeningsvatbaarheid, geen gevangenisstraf op te leggen. De maatschappij dient te worden beschermd tegen verdachte en dit kan het beste door hem terug te sturen
naar de Tbs-kliniek. Volgens de deskundigen heeft verdachte nog jarenlange behandeling nodig om het risico op recidive te verminderen. De noodzakelijke behandeling van verdachte wordt echter doorkruist indien aan hem een gevangenisstraf wordt opgelegd. Hij dient dan immers eerst zijn gevangenisstraf uit te zitten, alvorens de Tbs-maatregel ten uitvoer kan worden gelegd. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het opnieuw opleggen van een Tbs-maatregel met dwangverpleging geen toegevoegde waarde heeft. Verdachte loopt reeds in een Tbs-maatregel, welke recentelijk met twee jaar is verlengd. Het onderhavige feit is al bij deze beslissing meegenomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig
heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, één van de meest ernstige feiten binnen het strafrecht. Verdachte heeft zonder enige aanleiding een voor hem onbekende vrouw, volstrekt willekeurig en op zeer agressieve wijze, met een mes aangevallen in een supermarkt. Verdachte hield het slachtoffer stevig vast, sleepte haar enkele meters mee en maakte hierbij meerdere stekende bewegingen richting haar hoofd, nek en rug. Het slachtoffer is ook geraakt in haar gezicht, net naast haar mond. Zij heeft hieraan een blijvend litteken overgehouden. Het had veel erger kunnen aflopen. De (winter)jas van het slachtoffer, die waarschijnlijk haar redding is geweest, vertoonde op meerdere plekken beschadigingen, waaronder bij de nek, passend bij het steken met een mes.
Het slachtoffer kampt, blijkens de door haar ingediende schriftelijke en ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, tot op de dag van vandaag met de gevolgen van de steekpartij. Niet alleen heeft zij een ontsierend en blijvend litteken op haar gezicht, ook de psychische gevolgen voor haar zijn enorm. Het slachtoffer wordt door het litteken dagelijks geconfronteerd met hetgeen haar is overkomen. Zij heeft dagelijks angst om op straat te lopen en om boodschappen te doen. Voorts is psychische hulp noodzakelijk gebleken om de steekpartij een plek te kunnen geven.
Ook de maatschappij zal door het onderhavige delict zonder twijfel ernstig geschokt zijn. De steekpartij vond immers plaats in een supermarkt, een openbare ruimte, waar op dat moment meerdere mensen hun boodschappen deden. De impact op de maatschappij zal nog groter zijn geweest, omdat verdachte het onderhavige delict heeft gepleegd terwijl hij in het kader van een TBS-maatregel met twee begeleiders op verlof was bij familieleden. Dat verdachte heeft kunnen ontkomen aan zijn twee begeleiders zal binnen de maatschappij begrijpelijk de nodige verontwaardiging en vragen hebben opgeleverd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 oktober 2016. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte op 27 juni 2012 is veroordeeld wegens poging tot doodslag en een poging zware mishandeling, waarvoor hij Tbs met dwangverpleging opgelegd heeft gekregen, welke maatregel laatstelijk op 8 september 2016 is verlengd met twee jaar.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de onder 5 van dit vonnis genoemde Pro Justitia rapportages.
Het psychologisch rapport houdt met betrekking tot het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in:
Betrokkene wordt behandeld in het kader van een Tbs-maatregel met dwangverpleging op een Forensische Psychiatrische kliniek. Binnen dit kader is het voor betrokkene mogelijk gebleken opnieuw een ernstig geweldsdelict te plegen. Hiervoor bestonden binnen de kliniek geen aanwijzingen. Het lijkt gewenst om vanuit deze nieuwe situatie en nieuwe start te maken met de behandeling. Hiervoor is al een aanzet geweest door de medicatie verandering die betrokkene heeft gehad, vanuit de veronderstelling dat hij dan minder psychotische symptomen krijgt. Voorts kan ook opnieuw worden gekeken naar behandelmodules, waarbij het gewenst lijkt om meer druk te zetten om betrokkene contact te laten krijgen met zijn interne belevingswereld en hierover te communiceren. De behandelaren binnen de kliniek zien voldoende mogelijkheden een tweede behandelpoging te ondernemen. Een Tbs-maatregel met dwangverpleging is het meest adequate kader waarbinnen betrokkene behandeld moet worden. De behandeling kan het beste worden voortgezet vanuit de huidige kliniek, waarbij gestart wordt vanuit een nulpunt. Een vrijheidsbenemende straf zal vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen toegevoegde waarde hebben in het verminderen van het recidiverisico.
Het psychiatrisch rapport houdt met betrekking tot het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in:
Het risico op recidive is hoog. Er blijven nog therapeutische mogelijkheden over om tot een gunstiger beloop van de psychotische stoornis van onderzochte te komen. Desondanks dient erop gewezen te worden dat er sprake is van zeer ernstige problematiek, waarbij maximaal ingezet dient te worden op externe beveiliging en ondersteuning. Gezien de verstandelijke beperking, de ernst van het psychotisch proces en het gebrek aan intrinsieke motivatie tot behandeling, kan niet verwacht worden dat betrokkene zich zal houden aan een reeks voorwaarden om zijn gedrag onder controle te brengen. Geadviseerd wordt daarom om aan betrokkene nogmaals een Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, waarbinnen verdere stappen gezet kunnen worden tot een stringenter management om zijn risicogedrag verder te beperken.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
Hoewel de ernst van het bewezenverklaarde feit op zichzelf beschouwd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt en de conclusie omtrent de strafbaarheid van verdachte (sterk verminderd toerekeningsvatbaar) de ruimte biedt om naast een Tbs-maatregel een gevangenisstraf op te leggen, acht de rechtbank dit in het onderhavige geval niet opportuun. De rechtbank betrekt hierbij niet alleen de conclusies van de deskundigen, maar ook hetgeen de rechtbank Midden-Nederland heeft overwogen bij de Tbs-verlenging van verdachte. Uit deze beslissing d.d. 8 september 2016 - in belangrijke mate gebaseerd op een verlengingsadvies van PFK Inforsa d.d. 7 juli 2016 - blijkt (onder meer) dat er vanaf het onderhavige delict weinig tot geen aanzienlijke veranderingen zijn opgetreden in het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte. Of er in de toekomst sprake kan zijn van verminderde toepassing van dwang en verminderd toezicht is vanuit de huidige situatie onvoldoende voorspelbaar. Het is denkbaar dat verdachte langdurig afhankelijk zal zijn van intensieve psychiatrische zorg en een gestructureerd leefmilieu. Volgens de kliniek is een lange adem nodig, voordat voldoende duidelijk is geworden over het beoogde verlaagde recidiverisico. Pas daarna kan een gerichte koers worden ingezet. De prognose is dat hiervoor nog jaren nodig zijn.
Primair wordt met een Tbs-maatregel beoogd de maatschappij te beschermen. Om dit doel
te bereiken, acht de rechtbank het gelet op het voorgaande van wezenlijk belang dat verdachte zijn behandeling kan voortzetten binnen de huidige kliniek. Het opleggen van een gevangenisstraf zal de behandeling doorbreken. Daarbij biedt een penitentiaire inrichting - ook de gespecialiseerde afdelingen daarbinnen - naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende mogelijkheden om de zeer ernstige psychiatrische problematiek van verdachte te behandelen, hetgeen nu juist van belang is ter bescherming van de maatschappij, waarvan ook het slachtoffer deel uitmaakt. Ook hebben de deskundigen geoordeeld dat maximaal dient te worden ingezet op externe beveiliging en ondersteuning, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank het beste in een Tbs-kliniek kan plaatsvinden. Dat verdachte binnen de Tbs-kliniek waarin hij thans verblijft toch kans heeft gezien een ernstig strafbaar feit te plegen, doet – hoe buitengewoon zorgelijk dit ook is – aan het vorenstaande niet af. Een Tbs-kliniek biedt immers nog steeds de meeste waarborgen om recidive in de toekomst te voorkomen, bezien in het licht van de problematiek van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat een nieuwe Tbs-maatregel geen toegevoegde waarde heeft. De behandeling van verdachte zal nog lange tijd in beslag gaan nemen en - als gevolg van het onderhavige feit - vanaf het nulpunt starten. Gelet hierop alsmede gelet op de impact van het onderhavige feit op het slachtoffer en de maatschappij, acht de rechtbank het opnieuw opleggen van een Tbs-maatregel op zijn plaats.
Ingevolge artikel 38l eerste lid van het Wetboek van Strafrecht komt de thans van toepassing zijnde Tbs-maatregel te vervallen op het moment dat het onderhavige vonnis onherroepelijk wordt.
Nu de Tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 13.945,04 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 1445,04 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de schadepost ‘eigen risico ziektekosten’ een onevenredige beslissing oplevert van het strafproces, maar dat de vordering voor het overige toewijsbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de zowel de materiële als de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van deze schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en de uitgebreide toelichting die mr. R. Korver hierop namens het slachtoffer in haar hoedanigheid als benadeelde partij, ter terechtzitting heeft gedaan. De vordering zal dan ook worden toegewezen, met uitzondering van de kosten voor hoger beroep. Deze kosten zijn in deze procedure niet aan de orde. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze kostenpost niet-ontvankelijk worden verklaard. Anders dan de raadsman is de rechtbank voorts van oordeel dat de schadepost ‘eigen risico zorgkosten’ toewijsbaar is. De rechtbank heeft gelet op de onderbouwing ter terechtzitting geen aanleiding om aan de hoogte van deze schadepost te twijfelen.
Het gehele toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
S
chadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Deze maatregel is noodzakelijk, zodat de Staat het toegewezen bedrag aan het slachtoffer voorschiet. De vervangende hechtenis bij gebreke van betaling, zal op maximaal één dag (wettelijke minimum) worden gesteld, zodat verdachte niet naar de gevangenis moet in het geval hij niet betaalt (wat gelet op zijn persoonlijke omstandigheden de verwachting is). De rechtbank verwijst hierbij naar de eerder genoemde overwegingen omtrent de op te leggen sanctie.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 37a, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 13.928,22, bestaande uit € 1428,22 voor de materiële en € 12.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 13.928,22, bestaande uit € 1428,22 voor de materiële en € 12.500,00 voor de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
één daghechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mrs. W. Aardenburg en J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier S. Rebel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2016.
Mrs. W. Aardenburg en J.M. ten Voorde zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.