6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig
heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, één van de meest ernstige feiten binnen het strafrecht. Verdachte heeft zonder enige aanleiding een voor hem onbekende vrouw, volstrekt willekeurig en op zeer agressieve wijze, met een mes aangevallen in een supermarkt. Verdachte hield het slachtoffer stevig vast, sleepte haar enkele meters mee en maakte hierbij meerdere stekende bewegingen richting haar hoofd, nek en rug. Het slachtoffer is ook geraakt in haar gezicht, net naast haar mond. Zij heeft hieraan een blijvend litteken overgehouden. Het had veel erger kunnen aflopen. De (winter)jas van het slachtoffer, die waarschijnlijk haar redding is geweest, vertoonde op meerdere plekken beschadigingen, waaronder bij de nek, passend bij het steken met een mes.
Het slachtoffer kampt, blijkens de door haar ingediende schriftelijke en ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, tot op de dag van vandaag met de gevolgen van de steekpartij. Niet alleen heeft zij een ontsierend en blijvend litteken op haar gezicht, ook de psychische gevolgen voor haar zijn enorm. Het slachtoffer wordt door het litteken dagelijks geconfronteerd met hetgeen haar is overkomen. Zij heeft dagelijks angst om op straat te lopen en om boodschappen te doen. Voorts is psychische hulp noodzakelijk gebleken om de steekpartij een plek te kunnen geven.
Ook de maatschappij zal door het onderhavige delict zonder twijfel ernstig geschokt zijn. De steekpartij vond immers plaats in een supermarkt, een openbare ruimte, waar op dat moment meerdere mensen hun boodschappen deden. De impact op de maatschappij zal nog groter zijn geweest, omdat verdachte het onderhavige delict heeft gepleegd terwijl hij in het kader van een TBS-maatregel met twee begeleiders op verlof was bij familieleden. Dat verdachte heeft kunnen ontkomen aan zijn twee begeleiders zal binnen de maatschappij begrijpelijk de nodige verontwaardiging en vragen hebben opgeleverd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 oktober 2016. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte op 27 juni 2012 is veroordeeld wegens poging tot doodslag en een poging zware mishandeling, waarvoor hij Tbs met dwangverpleging opgelegd heeft gekregen, welke maatregel laatstelijk op 8 september 2016 is verlengd met twee jaar.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de onder 5 van dit vonnis genoemde Pro Justitia rapportages.
Het psychologisch rapport houdt met betrekking tot het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in:
Betrokkene wordt behandeld in het kader van een Tbs-maatregel met dwangverpleging op een Forensische Psychiatrische kliniek. Binnen dit kader is het voor betrokkene mogelijk gebleken opnieuw een ernstig geweldsdelict te plegen. Hiervoor bestonden binnen de kliniek geen aanwijzingen. Het lijkt gewenst om vanuit deze nieuwe situatie en nieuwe start te maken met de behandeling. Hiervoor is al een aanzet geweest door de medicatie verandering die betrokkene heeft gehad, vanuit de veronderstelling dat hij dan minder psychotische symptomen krijgt. Voorts kan ook opnieuw worden gekeken naar behandelmodules, waarbij het gewenst lijkt om meer druk te zetten om betrokkene contact te laten krijgen met zijn interne belevingswereld en hierover te communiceren. De behandelaren binnen de kliniek zien voldoende mogelijkheden een tweede behandelpoging te ondernemen. Een Tbs-maatregel met dwangverpleging is het meest adequate kader waarbinnen betrokkene behandeld moet worden. De behandeling kan het beste worden voortgezet vanuit de huidige kliniek, waarbij gestart wordt vanuit een nulpunt. Een vrijheidsbenemende straf zal vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen toegevoegde waarde hebben in het verminderen van het recidiverisico.
Het psychiatrisch rapport houdt met betrekking tot het recidiverisico en mogelijke interventies samengevat het volgende in:
Het risico op recidive is hoog. Er blijven nog therapeutische mogelijkheden over om tot een gunstiger beloop van de psychotische stoornis van onderzochte te komen. Desondanks dient erop gewezen te worden dat er sprake is van zeer ernstige problematiek, waarbij maximaal ingezet dient te worden op externe beveiliging en ondersteuning. Gezien de verstandelijke beperking, de ernst van het psychotisch proces en het gebrek aan intrinsieke motivatie tot behandeling, kan niet verwacht worden dat betrokkene zich zal houden aan een reeks voorwaarden om zijn gedrag onder controle te brengen. Geadviseerd wordt daarom om aan betrokkene nogmaals een Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, waarbinnen verdere stappen gezet kunnen worden tot een stringenter management om zijn risicogedrag verder te beperken.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
Hoewel de ernst van het bewezenverklaarde feit op zichzelf beschouwd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt en de conclusie omtrent de strafbaarheid van verdachte (sterk verminderd toerekeningsvatbaar) de ruimte biedt om naast een Tbs-maatregel een gevangenisstraf op te leggen, acht de rechtbank dit in het onderhavige geval niet opportuun. De rechtbank betrekt hierbij niet alleen de conclusies van de deskundigen, maar ook hetgeen de rechtbank Midden-Nederland heeft overwogen bij de Tbs-verlenging van verdachte. Uit deze beslissing d.d. 8 september 2016 - in belangrijke mate gebaseerd op een verlengingsadvies van PFK Inforsa d.d. 7 juli 2016 - blijkt (onder meer) dat er vanaf het onderhavige delict weinig tot geen aanzienlijke veranderingen zijn opgetreden in het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte. Of er in de toekomst sprake kan zijn van verminderde toepassing van dwang en verminderd toezicht is vanuit de huidige situatie onvoldoende voorspelbaar. Het is denkbaar dat verdachte langdurig afhankelijk zal zijn van intensieve psychiatrische zorg en een gestructureerd leefmilieu. Volgens de kliniek is een lange adem nodig, voordat voldoende duidelijk is geworden over het beoogde verlaagde recidiverisico. Pas daarna kan een gerichte koers worden ingezet. De prognose is dat hiervoor nog jaren nodig zijn.
Primair wordt met een Tbs-maatregel beoogd de maatschappij te beschermen. Om dit doel
te bereiken, acht de rechtbank het gelet op het voorgaande van wezenlijk belang dat verdachte zijn behandeling kan voortzetten binnen de huidige kliniek. Het opleggen van een gevangenisstraf zal de behandeling doorbreken. Daarbij biedt een penitentiaire inrichting - ook de gespecialiseerde afdelingen daarbinnen - naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende mogelijkheden om de zeer ernstige psychiatrische problematiek van verdachte te behandelen, hetgeen nu juist van belang is ter bescherming van de maatschappij, waarvan ook het slachtoffer deel uitmaakt. Ook hebben de deskundigen geoordeeld dat maximaal dient te worden ingezet op externe beveiliging en ondersteuning, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank het beste in een Tbs-kliniek kan plaatsvinden. Dat verdachte binnen de Tbs-kliniek waarin hij thans verblijft toch kans heeft gezien een ernstig strafbaar feit te plegen, doet – hoe buitengewoon zorgelijk dit ook is – aan het vorenstaande niet af. Een Tbs-kliniek biedt immers nog steeds de meeste waarborgen om recidive in de toekomst te voorkomen, bezien in het licht van de problematiek van verdachte.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat een nieuwe Tbs-maatregel geen toegevoegde waarde heeft. De behandeling van verdachte zal nog lange tijd in beslag gaan nemen en - als gevolg van het onderhavige feit - vanaf het nulpunt starten. Gelet hierop alsmede gelet op de impact van het onderhavige feit op het slachtoffer en de maatschappij, acht de rechtbank het opnieuw opleggen van een Tbs-maatregel op zijn plaats.
Ingevolge artikel 38l eerste lid van het Wetboek van Strafrecht komt de thans van toepassing zijnde Tbs-maatregel te vervallen op het moment dat het onderhavige vonnis onherroepelijk wordt.
Nu de Tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.