ECLI:NL:RBOVE:2017:2138

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
AK - 16 _ 1846
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen stopzetting kinderopvangtoeslag en bewijsvoering van gemaakte kosten

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de stopzetting van haar kinderopvangtoeslag over het jaar 2013 door de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank Overijssel heeft op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres ontving voorschotten voor de kinderopvang van haar kinderen bij een gastouder, maar kon niet aantonen dat zij de totale kosten van de kinderopvang daadwerkelijk had betaald. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar aanspraak op de kinderopvangtoeslag te onderbouwen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de overgelegde facturen en bankafschriften, die niet overeenkwamen met de door eiseres opgevoerde kosten. De rechtbank verwees naar relevante wetgeving, waaronder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), die vereisen dat de aanvrager van kinderopvangtoeslag kan aantonen dat de kosten zijn gemaakt en betaald. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht had vastgesteld dat eiseres geen recht had op de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013, omdat zij niet kon aantonen hoe hoog de totale gemaakte kosten waren en of deze volledig waren betaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/1846

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.E. González Pérez,
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: I.M. Genee.

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de kinderopvangtoeslag van eiseres over onder meer het jaar 2013 stopgezet.
Bij besluit van 5 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2017. Het beroep is gevoegd behandeld met de tevens door eiseres ingestelde beroepen met de zaaknummers AWB 16/1845 en AWB 16/1847. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting is de behandeling van de beroepen weer gesplitst en is in elke zaak afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiseres heeft over het jaar 2013 voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen voor dagopvang van haar kinderen [kind 1] en [kind 2] bij een gastouder via gastouderbureau [gastouderbureau] .
Op basis van de beschikbare gegevens heeft verweerder het recht op kinderopvangtoeslag van eiseres over dit jaar definitief vastgesteld.
Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres met de overgelegde facturen en bankafschriften niet heeft aangetoond dat zij de kosten van kinderopvang over het jaar 2013 volledig heeft betaald. Voorts heeft verweerder overwogen dat er meer uren opvang is geweest dan waar aanspraak op gemaakt kan worden voor de kinderopvangtoeslag.
3. Eiseres heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat zij de kosten heeft betaald en dat zij aan alle verplichtingen heeft voldaan om in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Artikel 1.7 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) luidt:
"1. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1°. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2°. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3°. de soort kinderopvang.
(…)."
Artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) luidt:
"1. Een belanghebbende, een partner en een medebewoner verstrekken de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
(…)."
4.2
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3064) volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wkkp, dat degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, moet kunnen aantonen dat hij kosten van kinderopvang heeft gehad en wat de hoogte ervan is.
4.3
Gelet op deze rechtspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met betrekking tot de in 2013 genoten kinderopvang geen recht heeft op kinderopvangtoeslag, omdat zij niet heeft kunnen aantonen hoe hoog de totale gemaakte kosten zijn en dat zij alle kosten daadwerkelijk heeft betaald. Hierbij is van belang dat er aansluiting mist tussen de opgevoerde facturen en de door eiseres verrichte betalingen en dat verweerder terecht heeft geconstateerd dat betalingen over periodes zijn verricht, terwijl pas nadien facturen over die betreffende periodes zijn opgemaakt. Ter zitting heeft eiseres ten aanzien van de gehanteerde afrekenmethodiek naar voren gebracht dat achteraf nog een eindafrekening wordt opgesteld waarbij verrekening plaatsvindt, maar hiervan is in de stukken niet gebleken. Gelet op het vorenstaande is de hoogte van de totale kosten kinderopvang onbekend en is voorts onduidelijk of eiseres de volledige kosten van de kinderopvang in 2013 heeft betaald. Reeds om deze reden kan het bestreden besluit in stand blijven.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. H. Richart, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.