4.2.2Het meer subsidiair tenlastegelegde
Aan verdachte is meer subsidiair overtreding van artikel 308 Sr ten laste gelegd, te weten het culpoos veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een ander. Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in de zin van artikel 308 Sr moet ten minste sprake zijn van een verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Een bepaalde mate van onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid, dan wel roekeloosheid moet aanwezig zijn. Dat betekent dat de persoon in kwestie niet alleen anders moest handelen (vermijdbaarheid) maar ook anders kon handelen (verwijtbaarheid). Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Als maatstaf voor de vraag of er sprake is van culpoze aansprakelijkheid en daarmee van een aanmerkelijke normoverschrijding geldt de “mens in het algemeen”.
Tevens moet komen vast te staan dat tussen de handelingen van verdachte en het letsel bij het slachtoffer voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat.
Tenlastegelegde feitelijke gedragingen
De aanwezigheid van schuld in de zin van artikel 308 Sr wordt, zoals hiervoor uiteengezet, bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd. Derhalve zal de rechtbank in de eerste plaats moeten vaststellen of de aan verdachte ten laste gelegde gedragingen bewezen kunnen worden verklaard.
Op basis van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is op 26 februari 2016 naar het café van de [Stichting] in Enschede gegaan. De broer van verdachte was deze avond ook in het café aanwezig. Verdachte heeft die dag een flinke hoeveelheid alcohol gedronken en jointjes gerookt. Tijdens het biljarten kreeg de broer van verdachte een discussie met een andere man, genaamd [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Deze discussie leidde tot duwen en trekken tussen deze twee mannen. Verdachte zag dit op afstand en is met een biljartkeu in zijn hand richting zijn broer en [slachtoffer 2] gelopen. Hij heeft met die biljartkeu met kracht op/tegen het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen waarna die keu doormidden is gebroken en vervolgens in het rechteroog van [slachtoffer 1] is gekomen. [slachtoffer 1] heeft daardoor blijvend letsel aan zijn rechteroog opgelopen.
De rechtbank acht de onder het meer subsidiaire ten laste gelegde gedragingen bewezen.
Ingevolge artikel 82 Sr wordt onder zwaar lichamelijk letsel mede begrepen ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat Voor bewijs van zwaar lichamelijk letsel zal uit de bewijsmiddelen de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het ontbreken van uitzicht op (volledig) herstel moeten blijken.
Op basis van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
[slachtoffer 1] heeft zeer ernstig letsel aan zijn rechteroog opgelopen. Er is sprake van perforatie en netvliesloslating. [slachtoffer 1] is driemaal aan zijn oog geopereerd. Er is sprake van blijvend letsel, [slachtoffer 1] is inmiddels blind aan zijn rechteroog.
De rechtbank kwalificeert het bij [slachtoffer 1] ontstane letsel op basis van het vorenstaande als zwaar lichamelijk letsel.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte met de bewezen verklaarde gedragingen een zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden.
Schuld in de zin van roekeloosheid
Voor roekeloosheid ingevolge artikel 308 lid 2 Sr moet sprake zijn van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico's zijn genomen. Roekeloosheid betreft het zwaarste verwijt dat iemand binnen de grenzen van het culpoze delict kan worden gemaakt en vereist een ernstig gebrek aan zorgvuldigheid.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte door het slaan met de biljartkeu op/tegen het hoofd van [slachtoffer 2] welbewust het onaanvaardbare risico heeft genomen dat [slachtoffer 1] – die op ongeveer zes meter van [slachtoffer 2] en verdachte stond – zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus acht de rechtbank schuld in de zin van roekeloosheid niet bewezen.
Schuld in de zin van onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zwaar onder invloed van alcohol verkerend als voormeld te handelen wel de normen van zorgvuldigheid overtreden. Verdachte had redelijkerwijze anders kunnen en moeten handelen. Bovendien had verdachte, bij het dermate hard slaan met een keu dat deze doormidden breekt, nu het gebeuren zich in een besloten ruimte afspeelde alwaar meerdere mensen op korte afstand daar omheen aanwezig waren, kunnen en moeten voorzien dat een ander door het afgebroken stuk keu zou kunnen worden geraakt.
De rechtbank merkt gelet op het voorgaande het handelen van verdachte als grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam aan, zijnde schuld in de zin van artikel 308 Sr.
Het intreden van het gevolg, in casu zwaar lichamelijk letsel, is een noodzakelijke voorwaarde voor strafbaarheid. Er dient een causaal verband tussen de aan verdachte verweten gedraging en het ingetreden gevolg te worden vastgesteld. Strafrechtelijke causaliteit tussen een gedraging en een bepaald gevolg dient te worden bepaald aan de hand van de maatstaf van de ‘redelijke toerekening’. Dit betekent dat de beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en – in dit geval – het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van de bewezen verklaarde gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend. De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Als een gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen, doorbreken tussenkomende factoren de causaliteitsketen niet. Dit wordt niet anders als nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg.
De rechtbank stelt vast dat de gedragingen van verdachte een cruciaal onderdeel vormen van de keten der gebeurtenissen die tot het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] hebben geleid. Tevens kan worden vastgesteld dat de gedragingen van verdachte naar hun aard en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht, geschikt zijn om lichamelijk letsel teweeg te brengen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is de gevolgen (het blijvend oogletsel bij [slachtoffer 1] ) toe te rekenen aan het handelen van verdachte.
De rechtbank is op basis van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.