ECLI:NL:RBOVE:2017:1814

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
08/730215-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met een biljartkeu

Op 26 april 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een ander. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 26 februari 2016 in een café in Enschede, waar de verdachte, na een woordenwisseling tussen zijn broer en een andere man, met een biljartkeu op het hoofd van die man sloeg. Dit leidde tot het breken van de keu, waarvan een stuk in het oog van een omstander terechtkwam, wat resulteerde in blijvende blindheid aan dat oog. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte niet opzettelijk het letsel had veroorzaakt, zijn handelen wel als schuldigerwijs roekeloos kon worden aangemerkt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van drie jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €10.455,76 aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan roekeloosheid, maar wel aan grovelijk onvoorzichtig handelen, wat leidde tot het letsel van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van het toebrengen van letsel en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit dergelijk gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730215-16 (P)
Datum vonnis: 26 april 2017
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 13 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 13 april 2017, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte aan [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvende oogschade) heeft toegebracht, dan wel dat hij die [slachtoffer 1] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, dan wel dat aan zijn schuld te wijten is dat die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voluit luidt de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 februari 2016,
in de gemeente Enschede
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvende oogschade), heeft toegebracht
door toen aldaar met een (biljart)keu (met kracht) [slachtoffer 2] , althans een persoon op/tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan (een gedeelte
van) die keu is afgebroken en/of (vervolgens) in/op/tegen het (rechter)oog van
die [slachtoffer 1] is gekomen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 februari 2016,
in de gemeente Enschede
een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door toen aldaar met een
(biljart)keu (met kracht) [slachtoffer 2] , althans een persoon op/tegen het hoofd
heeft geslagen ten gevolge waarvan (een gedeelte van) die keu is afgebroken
en/of (vervolgens) in/op/tegen het (rechter)oog van die [slachtoffer 1] is gekomen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvende oogschade/ aan
één oog blind ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 februari 2016,
in de gemeente Enschede, roekeloos althans
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
toen aldaar met een (biljart)keu (met kracht) [slachtoffer 2] , althans een persoon
op/tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan (een gedeelte van) die
keu is afgebroken en/of (vervolgens) in/op/tegen het (rechter)oog van een
persoon genaamd. [slachtoffer 1] is gekomen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer 1] zwaar
lichamelijk letsel, te weten blijvende oogschade, heeft bekomen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of
verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van
deze was ontstaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen, wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet van verdachte op het toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel bij [slachtoffer 1] . Het meer subsidiair tenlastegelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt dat het handelen van verdachte als roekeloos in de zin van artikel 308 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is aan te merken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
Primair en subsidiair tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen is, wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet van verdachte op het toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel bij [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.2.2
Het meer subsidiair tenlastegelegde
Wettelijk kader
Aan verdachte is meer subsidiair overtreding van artikel 308 Sr ten laste gelegd, te weten het culpoos veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een ander. Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in de zin van artikel 308 Sr moet ten minste sprake zijn van een verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Een bepaalde mate van onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid, dan wel roekeloosheid moet aanwezig zijn. Dat betekent dat de persoon in kwestie niet alleen anders moest handelen (vermijdbaarheid) maar ook anders kon handelen (verwijtbaarheid). Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Als maatstaf voor de vraag of er sprake is van culpoze aansprakelijkheid en daarmee van een aanmerkelijke normoverschrijding geldt de “mens in het algemeen”.
Tevens moet komen vast te staan dat tussen de handelingen van verdachte en het letsel bij het slachtoffer voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat.
Tenlastegelegde feitelijke gedragingen
De aanwezigheid van schuld in de zin van artikel 308 Sr wordt, zoals hiervoor uiteengezet, bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd. Derhalve zal de rechtbank in de eerste plaats moeten vaststellen of de aan verdachte ten laste gelegde gedragingen bewezen kunnen worden verklaard.
Op basis van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is op 26 februari 2016 naar het café van de [Stichting] in Enschede gegaan. De broer van verdachte was deze avond ook in het café aanwezig. Verdachte heeft die dag een flinke hoeveelheid alcohol gedronken en jointjes gerookt. Tijdens het biljarten kreeg de broer van verdachte een discussie met een andere man, genaamd [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Deze discussie leidde tot duwen en trekken tussen deze twee mannen. Verdachte zag dit op afstand en is met een biljartkeu in zijn hand richting zijn broer en [slachtoffer 2] gelopen. Hij heeft met die biljartkeu met kracht op/tegen het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen waarna die keu doormidden is gebroken en vervolgens in het rechteroog van [slachtoffer 1] is gekomen. [slachtoffer 1] heeft daardoor blijvend letsel aan zijn rechteroog opgelopen.
De rechtbank acht de onder het meer subsidiaire ten laste gelegde gedragingen bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel
Ingevolge artikel 82 Sr wordt onder zwaar lichamelijk letsel mede begrepen ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat Voor bewijs van zwaar lichamelijk letsel zal uit de bewijsmiddelen de ernst van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het ontbreken van uitzicht op (volledig) herstel moeten blijken.
Op basis van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
[slachtoffer 1] heeft zeer ernstig letsel aan zijn rechteroog opgelopen. Er is sprake van perforatie en netvliesloslating. [slachtoffer 1] is driemaal aan zijn oog geopereerd. Er is sprake van blijvend letsel, [slachtoffer 1] is inmiddels blind aan zijn rechteroog.
De rechtbank kwalificeert het bij [slachtoffer 1] ontstane letsel op basis van het vorenstaande als zwaar lichamelijk letsel.
Schuld
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte met de bewezen verklaarde gedragingen een zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden.
Schuld in de zin van roekeloosheid
Voor roekeloosheid ingevolge artikel 308 lid 2 Sr moet sprake zijn van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico's zijn genomen. Roekeloosheid betreft het zwaarste verwijt dat iemand binnen de grenzen van het culpoze delict kan worden gemaakt en vereist een ernstig gebrek aan zorgvuldigheid.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte door het slaan met de biljartkeu op/tegen het hoofd van [slachtoffer 2] welbewust het onaanvaardbare risico heeft genomen dat [slachtoffer 1] – die op ongeveer zes meter van [slachtoffer 2] en verdachte stond – zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus acht de rechtbank schuld in de zin van roekeloosheid niet bewezen.
Schuld in de zin van onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zwaar onder invloed van alcohol verkerend als voormeld te handelen wel de normen van zorgvuldigheid overtreden. Verdachte had redelijkerwijze anders kunnen en moeten handelen. Bovendien had verdachte, bij het dermate hard slaan met een keu dat deze doormidden breekt, nu het gebeuren zich in een besloten ruimte afspeelde alwaar meerdere mensen op korte afstand daar omheen aanwezig waren, kunnen en moeten voorzien dat een ander door het afgebroken stuk keu zou kunnen worden geraakt.
De rechtbank merkt gelet op het voorgaande het handelen van verdachte als grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam aan, zijnde schuld in de zin van artikel 308 Sr.
Causaliteit
Het intreden van het gevolg, in casu zwaar lichamelijk letsel, is een noodzakelijke voorwaarde voor strafbaarheid. Er dient een causaal verband tussen de aan verdachte verweten gedraging en het ingetreden gevolg te worden vastgesteld. Strafrechtelijke causaliteit tussen een gedraging en een bepaald gevolg dient te worden bepaald aan de hand van de maatstaf van de ‘redelijke toerekening’. Dit betekent dat de beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en – in dit geval – het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dat letsel redelijkerwijs als gevolg van de bewezen verklaarde gedragingen aan de verdachte kan worden toegerekend. De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Als een gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke resultaat teweeg te brengen, doorbreken tussenkomende factoren de causaliteitsketen niet. Dit wordt niet anders als nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg.
De rechtbank stelt vast dat de gedragingen van verdachte een cruciaal onderdeel vormen van de keten der gebeurtenissen die tot het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] hebben geleid. Tevens kan worden vastgesteld dat de gedragingen van verdachte naar hun aard en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht, geschikt zijn om lichamelijk letsel teweeg te brengen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is de gevolgen (het blijvend oogletsel bij [slachtoffer 1] ) toe te rekenen aan het handelen van verdachte.
De rechtbank is op basis van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Meer subsidiair
hij op 26 februari 2016, in de gemeente Enschede, grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam met een biljartkeu met kracht [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan een gedeelte van die keu is afgebroken en vervolgens in/op/tegen het rechteroog van een persoon genaamd [slachtoffer 1] is gekomen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvende oogschade, heeft bekomen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten
laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 308 Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Op 26 februari 2016 begon voor het slachtoffer [slachtoffer 1] een avond die – naar later bleek – onherstelbare gevolgen voor hem zou hebben. Nietsvermoedend was hij die avond als vrijwilliger aan het werk in het café van de stichting [Stichting] in Enschede. Verdachte bevond zich, evenals zijn broer, deze avond ook in dat café. Als verdachte op een gegeven ogenblik besluit om in te grijpen wanneer hij ziet dat zijn broer een woordenwisseling heeft met een ander, heeft dit voor [slachtoffer 1] onverwachte gevolgen. Verdachte heeft met een biljartkeu met kracht op/tegen het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen waardoor een gedeelte van die keu is afgebroken. Dat deel is vervolgens in het rechteroog van [slachtoffer 1] terechtgekomen. Als gevolg hiervan is [slachtoffer 1] het zicht in zijn rechteroog verloren. Deze onherstelbare gevolgen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 15 maart 2017 is verdachte in het verleden wegens vermogensdelicten en overtreding van de Opiumwet, doch niet in verband met geweldsdelicten, met justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft voorts op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten: het vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 17 augustus 2016, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van
€ 100,--.
De rechtbank heeft tevens meegewogen dat zij anders dan de officier van justitie niet is gekomen tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van roekeloosheid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich andermaal aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen en hieraan de proeftijd van drie jaren verbinden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.455,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico zorgverzekering € 385,--;
  • reiskosten € 70,76.
Wegens immateriële schade wordt – als voorschot – een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het meer subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 10.455,76, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank begrijpt het bedrag ten aanzien van de immateriële schade als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het
primairen
subsidiairtenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf
  • de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Skerka, voorzitter, mr. T. Avedissian en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.
Mr. Avedissian is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016098363 met bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 26 januari 2016, pagina 20-22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op vrijdag 26 februari 2016 uur was ik bij de stichting aan de [adres] te Enschede. Ik zag dat er twee jongens een discussie met elkaar hadden. […] Ik zag dat de broer van één (1) van de jongens die de discussie had, bij het biljart stond. Ik liep op een gegeven moment achter de bar weg en ineens voelde ik een harde klap tegen mijn rechteroog aan. Ik keek en zag een stuk keu op de grond liggen. […]
Ik ben door de klap op mijn oog blijvend blind geraakt. Ik heb ondertussen al drie operaties gehad en gisteren in Nijmegen hebben ze me verteld dat alles in mijn oog kapot is en dat ik waarschijnlijk nooit meer kan zien.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 maart 2016, pagina 16-18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik was alleen naar café [Stichting] gegaan. Later kwam mijn broer [naam 1] daar ook. Ik had die dag al best wat gedronken voordat ik bij [Stichting] kwam. Ik had ook jointjes gerookt. Op een gegeven moment zag ik dat er een ruzie ontstond. Deze ruzie ontstond in de omgeving van de bar. Ik stond bij de pooltafel. […] Ik zag dat mijn broer betrokken was bij deze ruzie. Ik stond op een afstand van ongeveer tien (10) meter van hun vandaan. Ik viel de man aan die ruzie had met mijn broer. […]
Ik hoorde de dag erna van de broer van [naam 2] wat er gebeurd was. Ik hoorde dat ik met een poolstok de man had geslagen. Ik hoorde dat een stuk van deze poolstok was afgebroken en bij zijn vader [naam 3] in het oog was gekomen. Ik hoorde dat [naam 3] hierdoor blind was geraakt.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, te weten een geneeskundige verklaring gedateerd 18 maart 2016 en ondertekend door
dr. J. Greijdanus, pagina 23, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Rechter oog: zeer ernstig letsel. In Enschede en Nijmegen geopereerd. Inmiddels blind oog, rechts. (perforatie netvliesloslating).
4. Een losbladig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 18 augustus 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op vrijdag 26 februari 2016 was ik bij de stichting [Stichting] aan de [adres] te Enschede. […]
Ik zag vervolgens dat een andere jongen een poolstok vast had in zijn hand. Ik zag
dat hij de poolstok andersom vast had. Ik zag dat hij de dunne kant vast had, waarmee
je de bal raakt. Ik zag dat hij vervolgens zijwaarts uithaalde met de stok en de jongen die boos was sloeg. Ik zag dat híj met een vaart in de richting van het hoofd van de jongen sloeg. Ik zag dat de jongen de stok probeerde af te weren, maar dat hij hem toch raakte. Ik zag dat de poolstok vervolgens door midden brak. Ik zag dat een stuk van de stok in het oog van de oude eigenaar terecht kwam. Ik zag dat de eigenaar uit zijn oog begon te bloeden.