2.3.1Sexueel grensoverschrijdend gedrag:
2.3.1.1 Ter zake van het [X] verweten sexueel grensoverschrijdend gedrag heeft getuige [E] , de ervaringswerker [verder: [E] ], verklaard dat hij tot de jaarwisseling van 2015/2016 nooit iets van dergelijk gedrag heeft gemerkt. Tijdens de jaarwisseling van 2015/2016 heeft cliënt [K] aan [E] verteld dat [X] ‘aan hem zou hebben gezeten’, waarbij het ging om ‘aan de billen’ zitten. [E] verklaart dat hij niet meer zeker weet of hij toen al, of pas iets later, hoorde dat het om 'aan de billen zitten' ging. Nadat hij er een paar weken over heeft getobd, heeft hij dit verhaal aan zijn collega [C] verteld. Zij adviseerde hem het aan de heer [R] , de teammanager [verder: [R] ], te vertellen. Dat heeft [E] vervolgens gedaan.
2.3.1.2. Mediant heeft, nadat [R] met - onder meer - dit verhaal was geconfronteerd, nader onderzoek gedaan naar het functioneren van [X] . Daartoe heeft zij gesprekken gevoerd met zowel medewerkers als cliënten.
In dat kader heeft cliënt [K] een gesprek gehad met [R] , mevrouw [F] (staf-/personeelsfunctionaris), mevrouw [W] (cliëntvertrouwenspersoon) en [E] . [F] heeft van het gesprek verslag opgemaakt, welk verslag door [K] is ondertekend. Daarin verklaart [K] dat [X] hem op de slaapkamer van [K] 'aan zijn kont heeft gezeten en daarbij knorgeluiden maakte'. [K] heeft daarbij voorts verklaard dat hij dit incident met oud en nieuw aan [E] heeft verteld. [X] ontkent dat hij aan [K] heeft gezeten en überhaupt dat hij cliënten aan de billen heeft gezeten, anders dan noodzakelijk in het kader van verzorging/verschoning. Ook getuige [A] verklaart dat [K] haar heeft verteld door [X] bij zijn kont betast te zijn, hetgeen hij niet wilde.
Nu [K] zelf niet is gehoord, er enkel verklaringen zijn van medewerkers van Mediant aan wie van [K] over dit incident heeft verklaard, is zulks, gelet op de uitdrukkelijke betwisting door [X] , niet voldoende om dit incident in civielrechtelijke zin bewezen te achten.
2.3.1.3. Getuige [C] heeft verklaard dat zij regelmatig heeft gezien dat [X] collega's voor de billen sloeg, alsook eenmaal een cliënt. Dat was vijf jaar geleden. Zij heeft [X] daarop aangesproken. Daarna heeft zij dit gedrag van hem ten aanzien van cliënten niet meer gezien. Wel heeft zij daarna nog van collega's gehoord dat [X] hen weleens voor de billen sloeg, maar nooit heeft één van de collega's bedacht dat met de leiding te bespreken omdat men er van overtuigd was dat [X] geen bijbedoelingen had, aldus [C] . De frequentie lag dichterbij één keer per maand dan één keer per week als het de collega's betrof. [C] heeft voorts verklaard dat [X] haar acht jaar geleden, toen zij net als leerling bij Mediant werkte, een keer in de borst heeft geknepen, hetgeen zij als uiterst onplezierig heeft ervaren.
2.3.1.4. Getuige [G] heeft verklaard zelf handtastelijkheden van [X] te hebben ervaren, vaak in een grappige sfeer en het was, zo denkt [G] , ook grappig bedoeld. Hij heeft voorts gezien dat [X] cliënten porren in de zij gaf en aan de billen zat. Ook cliënten reageerden meestal lachend. Als het hemzelf betrof lachte hij meestal, en enkele keer zei hij wel eens 'blijf nou eens van af' of iets dergelijks.
[G] heeft dit nooit bij de leiding van de afdeling/Mediant gemeld. Wel verklaart hij dat er regels zijn, die ook zijn aangescherpt. Er zou gezegd zijn 'er beter op te letten, doe het wat minder en niet in bijzijn van cliënten'. Maar zo'n regel verwatert dan soms weer en heeft per saldo niet veel uitwerking, aldus [G] . [X] heeft erkend dat hij wel eens aan [G] zat, ook aan zijn billen, maar [X] verklaart dat dit over en weer het geval was, zij samen op vakantie waren en er onderling 'gedold' werd.
2.3.1.5. [A] heeft zelf nooit iets van sexueel grensoverschrijdend gedrag van [X] gezien of gemerkt. Zij heeft daar voor februari 2016 ook nimmer iets over gehoord. Ook getuige [D] heeft dergelijk gedrag nimmer zelf waargenomen. Wel heeft hij [X] een jaar of zes tot zeven geleden op een soort datingsite, geen ‘gewone’ maar één met ‘pikante plaatjes’, zien kijken op het werk. [D] heeft daar toen iets van gezegd. Daarna heeft hij dat niet meer gezien.
Ook getuige [H] , sinds mei 2011 psycholoog en daarvoor verpleegkundige bij Mediant, heeft, voordat [X] werd ontslagen, nimmer signalen van sexueel grensoverschrijdend gedrag gehad. In het kader van nazorg rondom het ontslag van [X] heeft zij een aantal cliënten - individueel - op hun verzoek gesproken. In dat kader had een verpleegkundige, [Q] , haar geattendeerd op cliënt [S] omdat die angstig zou zijn, teruggetrokken was en aan het afvallen was. Hij zou aan [Q] hebben gezegd dat [X] aan zijn geslachtsdelen heeft gezeten. Dat heeft deze cliënt evenwel zelf niet aan [H] verteld, zo verklaart zij.
2.3.1.6. Uit de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen ieder op zich en in onderlinge samenhang bezien zijn er - over een veelheid van jaren verspreid - door verschillende collega's wel gedragingen van [X] waargenomen die tot de conclusie leiden dat [X] 'niet ongewoon' was met ‘sexueel vrij gedrag’ en/of ‘ongewenst fysiek contact'. De kantonrechter refereert aan de verklaring van [C] die - acht jaar geleden - door [X] in de borst zou zijn gegrepen, getuige [D] die zegt - jaren geleden - te hebben gezien dat [X] op het werk een datingsite met pikante plaatjes bekeek, getuige [T] die (schriftelijk) verklaart (verklaring overgelegd bij verweerschrift) dat [X] pakkerig en vrij naar collega’s was en onder meer naar geslachtsdelen van mannelijke collega’s greep. Ook [G] verklaart er zelf mee geconfronteerd te zijn. Dat laatste is, zo blijkt uit de verklaring van [G] en die van [X] , in het kader van 'collegiaal dollen' gebeurd.
De kantonrechter is van oordeel dat deze gedragingen, die door [X] , behoudens voor zover het [G] betreft, nadrukkelijk zijn betwist, niet zijn komen vast te staan. De gebeurtenissen zijn niet alleen door [X] nadrukkelijk betwist, maar ook de getuigen aan de zijde van [X] , [O] en [P] , hebben verklaard dat zij nimmer iets van dergelijk gedrag hebben gezien noch daarover hebben gehoord. Gelet op hun functie binnen Mediant hebben zij beiden de overtuiging dat zij, als de verwijten juist waren, daar weet van zouden hebben gehad. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat ook indien deze laatstgenoemde gedragingen zouden zijn komen vast te staan, die geen dringende reden opleveren voor een ontslag op staande voet. De gedragingen zijn daarvoor te lang geleden, vonden veelal, zo verklaren enkele getuigen, in een collegiaal lacherige sfeer plaats en - behoudens [D] - heeft geen van de collega's er ooit echt iets over gezegd, niet tegen [X] , noch tegen de leiding.
Hoewel vast staat dat [X] grensoverschrijdend gedrag jegens [G] heeft vertoond is dit niet alleen al lang geleden, maar heeft dat ook, aldus [X] , over en weer plaatsgevonden. De heren gingen destijds met elkaar op vakantie, derhalve kan niet worden uitgesloten dat dit zich in een bepaalde (ongetwijfeld) te vrije collegiale sfeer afspeelde. Maar dat kan nu niet tot (ondersteuning van) een dringende reden dienen.
2.3.2.Fysiek geweld
2.3.2.1. Vervolgens dienen, gelet op het uitvoerige partijdebat dienaangaande en de uitgebreide bewijsrondes, ook de verwijten met betrekking tot fysiek geweld die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd en die ook reden voor de op non-actiefstelling waren, beoordeeld te worden. Ter zake wordt als volgt overwogen.
Getuige [A] heeft verklaard dat zij zelf niet heeft gezien dat [X] fysiek geweld gebruikte. Wel heeft zij van twee cliënten gehoord dat er fysiek geweld door [X] , jegens ieder van hen, gebruikt zou zijn.
Het betrof patiënte [L] die haar - een paar jaar geleden - vertelde door [X] bij de keel te zijn gepakt. [A] heeft dat met de betreffende patiënte en [X] , die toen ontkende dat het gebeurd was, besproken. [X] heeft toen ontkend dat hij [L] bij de keel had gegrepen en gezegd dat hij patiënte bij de schouder had gepakt. Daarmee was de kwestie voor [A] afgedaan. [A] heeft er geen melding van gemaakt bij de leiding. [A] verklaart dat zij nu achteraf meent dat ze dat wel had moeten doen. Verder verklaart zij dat deze patiënte er wel heel vaak, bij herhaling, over gesproken heeft en bang was voor [X] . [X] betwist dit en heeft verklaard dat in het gesprek met de patiënte, haar moeder en [A] , de moeder van patiënte erkend zou hebben dat het niet gebeurd was en gezegd zou hebben dat haar dochter wel vaker loog. [L] heeft, in het kader van de gesprekken die Mediant met haar heeft gevoerd bevestigd dat dit incident heeft plaatsgevonden. Ook zij heeft een, naar aanleiding daarvan door Mediant opgestelde schriftelijke verklaring, getekend. [L] is ook zelf als getuige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij, op een moment dat zij erg vervelend en zelf agressief was, door [X] is aangepakt om haar tot orde te roepen, waarbij hij één van zijn handen onder haar kin en tegen haar keel/hals drukte. Tijdens het verhoor van [L] bleek dat zij, zoals zij ook zelf verklaarde, vergeetachtig is, en details, in het bijzonder als het gaat om het plaatsen van gebeurtenissen in de tijd, niet altijd meer weet. Dat neemt niet weg dat zij duidelijk en helder verklaarde over het vermeende incident. De kantonrechter heeft geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen, zeker niet indachtig de verklaringen van [A] , die destijds door [L] van het incident op de hoogte is gesteld, alsook de verklaringen van [H] en [F] . Zij hebben verklaard geen reden te hebben om aan de juistheid van de verklaringen van de cliënten, waaronder [L] te twijfelen. Er zijn dan ook, behoudens de enkele ontkenning van [X] , geen aanwijzingen dat [L] het incident destijds 'verzonnen' heeft, dan wel haar verklaring om anderen reden in twijfel getrokken dient te worden. De enkele betwisting door [X] is onvoldoende om de overige verklaringen te ontkrachten. De moeder van [L] , die volgens [X] verklaard zou hebben dat haar dochter had gelogen, is niet gehoord.
De kantonrechter acht Mediant derhalve geslaagd in het bewijs van dit incident. Dit incident heeft plaatsgevonden op een moment dat [L] zelf erg vervelend en zeer agressief was en [X] haar tot de orde moest roepen/rustig moest krijgen. Hoezeer ook onder die omstandigheden van een professioneel psychiatrisch verpleegkundige verwacht mag worden dat hij een patiënt niet met zijn hand om de keel/onder de kin pakt, is de kantonrechter er niet van overtuigd dat dit gedrag, op dat moment en bij die cliënte gekwalificeerd dient te worden als een dringende reden. Daarbij speelt ook mee dat dit incident dateert van minstens anderhalf jaar, mogelijke zelfs enkele jaren, voor het gegeven ontslag op staande voet.
2.3.2.2. De andere patiënte jegens wie [X] fysiek geweld zou hebben gebruikt betreft mevrouw [U] . Zij heeft in februari 2016 aan [A] , vlak voor het einde van haar werk op de afdeling, verteld hoofdpijn te hebben en, toen [A] desgevraagd vroeg hoe dat kwam, verteld dat zij door [X] tijdens het douchen met haar hoofd tegen de muur te zijn gebonkt. Dit incident heeft [A] daarop medio februari 2016 bij [R] gemeld.
Deze melding, met die van [E] ter zake van het incident rondom [K] , is, zo blijkt uit de stukken, reden geweest voor Mediant om [X] vrij te stellen van zijn werk en nader onderzoek te doen.
Getuige [D] heeft verklaard dat [A] hem in het kader van de overdracht heeft geïnformeerd dat twee cliënten zich bij haar hadden gemeld met klachten over [X] , te weten [L] en [U] .
Ook verpleegkundige mevrouw [V] heeft verklaard dat zij cliënte [U] heeft gesproken omdat deze cliënte bij een collega had geklaagd over hoofdpijn omdat zij door [X] met het hoofd tegen de muur was geslagen. Nu [U] zelf niet als getuige is gehoord en [X] het vermeende incident nadrukkelijk heeft betwist zijn de verklaringen van de getuigen, die van [U] over het incident hebben gehoord, niet voldoende om dit incident bewezen te achten.
2.3.3.3. De hiervoor besproken incidenten rondom vermeend sexueel grensoverschrijdend gedrag en/of fysiek geweld zijn niet komen vast te staan of kunnen niet worden gekwalificeerd als een dringende reden. Deze vermeende verwijten kunnen derhalve het gegeven ontslag op staande voet niet dragen. Daarbij weegt de kantonrechter overigens ook mee dat geen van de collega’s in het verleden kennelijk aanleiding heeft gezien van het (beweerdelijke) gedrag van [X] , waar ze nu over vallen, aan de leiding van het team melding te maken.
2.3.4.Verbale agressie en denigrerend pestgedrag
2.3.4.1. [A] heeft nimmer verbale agressie of pestgedrag van [X] waargenomen, wel is hij verbaal extrovert, hij is feller en temperamentvoller dan andere collega's. Zij heeft dat altijd geplaatst in de range van karakters, van introvert tot extrovert.
[C] verklaart dat zij wel verbale agressie heeft waargenomen, het is de toon en zijn gedrag bevindt zich op de grens van het toelaatbare vanuit de rol van professional gezien. Collega's heeft zij er onderling ook wel eens over horen spreken. Dit gedrag vertoont [X] ook wel door over collega's een vervelende opmerking te maken. Als voorbeeld noemt [C] dat [X] de ervaringswerker een keer 'mongool' had genoemd. Zij heeft [X] zelf wel eens op gedrag aangesproken, bijvoorbeeld rondom een incident met een fiets van een cliënte een jaar of vijf geleden. Maar in het algemeen was hij moeilijk aanspreekbaar omdat dat meestal leidde tot vreselijk veel discussie, een normaal gesprek was eigenlijk gewoon niet mogelijk. Hij reageerde geïrriteerd. Dat kwam zo ongeveer eens per maand voor. [C] heeft nooit bij de leiding melding gemaakt van gedrag van [X] . Zij heeft eenmaal gehoord dat [X] benoemd heeft dat hij een kritische collega wilde wegpesten. Voorts verklaart zij dat [X] in haar ogen vaak wel goede bedoelingen had.
[D] heeft verklaard dat hij wel verbaal geweld gebruikt door [X] heeft waargenomen. Zowel jegens cliënten als collega's had [X] een directieve en directe benadering, waarbij soms ook schreeuwen voor kwam, hetgeen uit professioneel oogpunt in de omgang met cliënten niet nodig is. Feedback geven was lastig, dat heeft een aantal jaren geleden tot een verbaal conflict geleid.
[E] verklaart over buitenproportioneel gedrag van [X] tijdens onder meer het klaarmaken van een maaltijd en over incidenten met een cliënte die een donzen dekbed wilde maar waar [X] volgens [E] niet aan mee wilde werken en een radio die een cliënt op een terras te hard aan had staan en waarvan [E] wat van had gezegd tegen [X] . [X] zou daarop provocerend hebben gereageerd.
[G] heeft verklaard dat hij geen pestgedrag door of verbale agressie van [X] heeft waargenomen. Wel heeft hij van cliënten gehoord dat ze niet blij waren met [X] in de nachtdienst omdat hij nog wel eens stemverheffing gebruikte en hen bij de arm of zo pakte om ze weer te krijgen waar hij ze wilde hebben. Dat gaat wel ver, dat was buiten de bandbreedte die past binnen het functioneren op de afdeling. [G] verklaart dat hij er nooit bij was, maar hij cliënten wel heeft gezegd dat ze van klachten melding konden maken. Verder verklaart [G] dat de cliënten op de afdeling niet de makkelijkste zijn, ze een zekere mate van drang ook wel nodig hebben. Als je het dan alleen maar hoort is het lastig in te schatten hoe erg het nu werkelijk was, aldus [G] .
[H] verklaart dat zij na het ontslag wel met cliënten heeft gesproken die verklaard hebben dat [X] verbaal agressief was, onder meer [U] .
Cliënt [J] heeft verklaard over een incident met verbale agressie toen een andere cliënte een kopje koffie kwam terugbrengen terwijl ze op die afdeling niet mocht komen, [J] verklaart dat [X] 'toch tekeer ging' en de cliënte doodsbang was en stond te shaken. Verder verklaart hij over een vrouw die in een verhuiskar door [X] op het terrein werd rondgereden en het uitschreeuwde. Voorts zou [X] hem onheus hebben bejegend door de wijze waarop hij de tv uitzette en [J] niet toestond langer te kijken terwijl dat volgens de regels wel mocht.
2.3.4.2. [X] heeft (ook) als getuige gehoord in contra-enquête de incidenten betwist dan wel een uitleg en toelichting gegeven, verklaringen en incidenten in een ander kader geplaatst. Zo heeft hij geen cliënte in een kar over het terrein rondgereden, maar een vrouwelijke collega. De cliënte met het kopje koffie is een cliënte die geregeld erg agressief is en met glaswerk aan het gooien was. [X] moest in zijn eentje die cliënte rustig zien te krijgen, omdat er geen tweede collega bij de hand was. Soms moet er worden ingegrepen. Een dergelijke toelichting heeft [X] ook gegeven rondom het tv-incident waar [J] over heeft verklaard. [X] verklaart dat [J] onder invloed was, de tv uit moet na 24.00 uur en de cliënt alleen op zijn eigen kamer verder mag kijken omdat anderen er anders last van hebben.
Getuige [O] , getuige aan zijde van [X] , verklaart dat zij na het ontslag pas van collega's heeft gehoord dat ze bang zijn voor [X] , vooral door de wijze waarop hij non-verbaal reageert. Collega's pas na zijn ontslag durfden te spreken, anderzijds wel vol ongeloof waren over de incidenten die naar boven kwamen. Ook verklaart zij dat er op de afdeling kennelijk iets grondig mis is, nu kennelijk zoveel collega's niet hebben durven spreken als er zoveel rondom één collega aan de hand is.
Getuige [P] , getuige aan zijde [X] , verklaart nimmer iets van verbaal geweld of pestgedrag te hebben gemerkt, wel is [X] verbaal meer dan anderen aanwezig en constateert ook zij dat er angst op de afdeling heerst, vooral sinds het ontslag van [X] . Voorts zijn er getuigen die ten gunste van [X] zouden willen getuigen maar dat niet durven.
2.3.4.3. De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen de getuigen aan de zijde van Mediant ter zake van verbale agressie en/of pestgedrag hebben verklaard, de betwisting door [X] daargelaten, niet tot een dringende reden kunnen leiden. De door de getuigen beschreven gedragingen passen meer in de sfeer van (dis)functioneren dan in de sfeer van gedrag dat een dringende en/of verwijtbaar handelen oplevert.
Ook in samenhang met de verweten en deels bewezen geachte feiten rondom verweten sexueel grensoverschrijdend en/of fysiek geweld kan dit niet tot een ander oordeel leiden.