In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder uit Enschede, en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Eiseres ontving sinds december 2004 een bijstandsuitkering, die aanvankelijk was vastgesteld op de norm voor gehuwden en later op de norm voor alleenstaande ouders. Na een anonieme tip heeft het Team Handhaving van verweerder onderzoek gedaan, wat leidde tot de intrekking van de uitkering en een terugvordering van in totaal € 17.982,45, waarvan € 7.150,20 betrekking had op een periode waarin eiseres ten onrechte bijstandsuitkering had ontvangen.
Eiseres heeft tegen de besluiten van verweerder bezwaar aangetekend, maar het bezwaar werd gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij een terugvordering van € 2.229,45 werd teruggedraaid. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de terugvordering haar in ernstige financiële problemen zou brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor eiseres heeft, vooral gezien haar situatie na de scheiding van haar ex-man, die identiteitsfraude had gepleegd door kentekens op haar naam te registreren zonder haar medeweten.
De rechtbank oordeelde dat de terugvordering van € 7.150,20 niet kon worden gehandhaafd, omdat dit de schuldsanering van eiseres zou torpederen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het de terugvordering betreft, en het primaire besluit tot terugvordering herroepen. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 46,--. De rechtbank heeft benadrukt dat de situatie van eiseres uitzonderlijk is en dat er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien, zoals bedoeld in artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet.