Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 september 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 12 januari 2017 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Ik wijs uw verzoek om uitstel van betaling (of betalingsregeling) af. Het u toegezonden vragenformulier is niet ingevuld retourontvangen. Om eenverzoek om betalingsregeling te kunnen beoordelen is het van belang dater inzicht is verkregen in de persoonlijke en financiële omstandigheden. Verder staat het ontbreken van elke vorm van zekerheid een uitstel vanbetaling c.q. betalingsregeling volledig in de weg. (…)
Als u het niet eens bent met mijn beslissing op uw verzoek, kunt u binnen tien dagen na dagtekening van deze beschikking een beroepschrift indienen. (…)
Naar aanleiding van 2 brieven van u (…) moet ik u meedelen dat er geen uitstel van betaling c.q. een betalingsregeling is verleend. Dit is u in een afwijzende uitstelbeschikking op 17 maart 2016 al meegedeeld. Naast de u reeds meegedeelde afwijsgronden blijkt dat de lopende verplichtingen ook niet worden bijgehouden. De schuld blijft dus oplopen! Gelet op bovenstaande mag het duidelijk zijn dat geen enkele vorm van uitstel thans aan de orde is en dat de invordering “gewoon” blijft doorlopen. Dit ondanks wekelijkse betalingen van
€ 1.000,-. Ter voorkoming van verdere invorderingsmaatregelen verzoek ik u dan ook per ommegaande de thans openstaande schuld volledig te voldoen (…)
8533.84.952 F015300 3.556,00
8533.84.952 A015020 216,00
8533.84.952 A015080 3.106,00
8533.84.952 A015090 4.095,00
8533.84.952 A015100 6.080,00
8533.84.952 kosten 30,00
Totaal 50.567,00
4.De beoordeling
Het door de raadsman van ABGS genoemde arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1188) heeft daarin geen verandering gebracht. Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen als de belastingschuldige van zijn bevoegdheid om in verzet te komen, misbruik maakt. Daarvan is sprake als het verzet, gelet op wat de belastingschuldige ter ondersteuning daarvan heeft aangevoerd, zo duidelijk kansloos is dat het belang van de belastingschuldige bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de tenuitvoerlegging (HR 7 oktober 1994, ECLI:NL:1994:ZC1475). Van zo’n kansloosheid is sprake als eiser zijn verzet baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen had.
griffierecht 619,00
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)