ECLI:NL:RBOVE:2017:1021

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
08.770239-16, 08.730001-17 en 08.730000-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van Tunesische man voor poging tot zware mishandeling en vernieling

Op 7 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit Tunesië. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden voor het steken van een man in zijn been en het vernielen van een winkelruit in Schalkhaar. De zaak kwam voor de rechtbank na een verwijzing door de politierechter op 23 november 2016. Tijdens de openbare terechtzitting op 21 februari 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. G.C. Pol, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. E.M. Steller, gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot zware mishandeling en vernieling van een ruit van een supermarkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 november 2016 opzettelijk en wederrechtelijk het slachtoffer heeft gestoken, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling bewezen, evenals de vernieling van de winkelruit. De verdachte werd vrijgesproken van een derde tenlastegelegde feit, namelijk het wederrechtelijk binnendringen op het terrein van het AZC Schalkhaar, omdat niet bewezen kon worden dat hij op dat moment niet mocht zijn. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en zijn verslaving, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770239-16, 08.730001-17 en 08.730000-17 (P)
Datum vonnis: 7 maart 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] (Tunesië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu verblijvende in de PI Flevoland te Almere.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De zaak is op 23 november 2016 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer voor strafzaken. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. E.M. Steller, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlasteleggingen

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het bij dagvaarding met
parketnummer 08.770239-16 ten laste gelegde feit als 1 primair, subsidiair, het bij dagvaarding met parketnummer
08.730001-17ten laste gelegde feit als
2en het bij dagvaarding met parketnummer
08.730000-17ten laste gelegde feit als
3.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] in zijn been heeft gestoken en zo heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:een ruit van de [supermarkt] heeft vernield;
feit 3:op het terrein van AZC Schalkhaar was op een moment dat hij daar niet mocht zijn.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Schalkhaar, gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, met een mes, in zijn been, althans in het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair.
hij op of omstreeks 08 november 2016 te Schalkhaar, gemeente Deventer, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen in zijn been te steken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 08 november 2016 te of nabij Schalkhaar in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een ruit/raam (van een winkel op of aan de [adres] ), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] , heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 25 oktober 2016 te of nabij Schalkhaar in de gemeente Deventer, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen op of aan de Frieswijkerweg en in gebruik bij het AZC Schalkhaar, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten onder 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte ten aanzien van feit 1 bij de politie heeft bekend eenmaal te hebben gestoken, maar dat op basis van de aangifte en letselrapportage wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte twee keer heeft gestoken. Omdat de steekplekken zich dicht in de buurt van een slagader en zenuwbanen bevinden kan het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden. Voor de feiten 2 en 3 heeft de officier van justitie verdachte aangemerkt als een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering. Bij feit 3 is de officier van justitie ervan uitgegaan dat verdachte uit de in het Arabisch opgestelde brief wist of had moeten weten dat hij op 25 oktober 2016 pas vanaf 11.00 uur weer op het terrein van AZC Schalkhaar mocht komen.
De raadsman heeft bepleit dat feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden nu zijn cliënt ter terechtzitting heeft verklaard niet gestoken maar eenmaal geslagen te hebben met een mes. Daarnaast bevinden zich in het dossier geen bewijsmiddelen met betrekking tot de ernst van het letsel. Omdat zijn cliënt psychisch niet in orde is kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van voorwaardelijk opzet.
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat ervan uitgegaan moet worden dat de brief van het COA met de terreinontzegging één-op-één in het Arabisch is vertaald. In het Nederlandse document staat enkel en alleen vermeld dat de ontzegging van één week ingaat op 18 oktober 2016.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 8 november 2016 in Schalkhaar het slachtoffer [slachtoffer] eenmaal op zijn bovenbeen heeft geslagen met een mes, waarbij hij die [slachtoffer] niet bewust heeft gestoken. Bij de politie heeft verdachte overigens verklaard dat hij [slachtoffer] expres in zijn been heeft gestoken.
Uit de aangifte en de letselrapportage blijkt verder dat [slachtoffer] twee maal in het linkerbeen gestoken is en dat hij wonden in zijn linker bovenbeen had, één aan de voorzijde nabij de lies en één aan de achterzijde.
De rechtbank acht op basis van de verklaring van verdachte bij de politie en de hiervoor vermelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] twee maal gestoken heeft in zijn linker bovenbeen.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in de lies een slagader en zenuwbanen bevinden. Ongecontroleerd met een mes steken in een bovenbeen, in de nabijheid van de lies, levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, zoals een slagaderlijke bloeding of een doorsnijding van zenuwen, zou kunnen bekomen. Verdachte heeft met zijn handelen op zijn minst de kans op dergelijk letsel bewust aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door met een mes in het bovenbeen van het slachtoffer te steken verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De door de verdachte verrichte handelingen worden door de rechtbank beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de poging zware mishandeling zoals onder 1 primair tenlastegelegd bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2:
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 2 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring heeft geleid.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde, omdat, uitgaande van het in het Nederlands opgestelde document, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aan verdachte een tijdstip was meegedeeld waarop hij op 25 oktober 2016 weer het terrein van het AZC in Schalkhaar mocht betreden.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 8 november 2016 te Schalkhaar, gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn been heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 8 november 2016 te Schalkhaar in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een winkel aan de [adres] , dat toebehoorde aan [supermarkt] , heeft vernield.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, onder aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit als straf op te leggen een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de bijzondere voorwaarde van klinische behandeling om zijn cliënt te kunnen behandelen voor zijn psychische problemen en middelenafhankelijkheid.
8.2
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opleggen. De gronden voor deze beslissing zal de rechtbank hieronder weergeven.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vernieling van een winkelruit. Dit is een vervelend delict waar het slachtoffer hinder en schade van heeft ondervonden.
Van ernstiger aard is het feit dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling door het slachtoffer met een mes meermalen in zijn been te steken. Het moet voor het slachtoffer een zeer beangstigend moment geweest zijn. Het slachtoffer heeft daarbij het geluk gehad dat de slagader noch de zenuwbanen geraakt zijn.
Afgezien van een voorwaardelijk sepot voor een lokaalvredebreuk gepleegd op 18 oktober 2016 heeft verdachte een blanco strafblad. Naar aanleiding van feit 1 is een psychologische rapportage (d.d. 15 februari 2017) over de persoon van verdachte opgemaakt. GZ-psycholoog J.P.M. van der Leeuw heeft geconstateerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en afhankelijkheid van verschillende middelen. Verdachte was ontheemd, verslaafd en ontregeld/ontredderd. In die constellatie heeft zich een treffen voorgedaan tussen hem en het slachtoffer. De psycholoog acht het aannemelijk dat door de beschreven conditie de wilsvrijheid van verdachte was beperkt, evenals zijn gedragskeuzes. Vanwege de vele onduidelijkheden kan de psycholoog echter geen uitspraak doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid of over het recidiverisico. Hij acht het wel aannemelijk dat verdachte gezien zijn problematiek en leefwijze meer dan gemiddeld een ander, tot grensoverschrijdend gedrag kan komen.
Strikt vanuit forensisch psychologisch oogpunt adviseert de psycholoog een klinische behandeling in een (forensische) dubbeldiagnose kliniek. Hij vraagt zich echter uitdrukkelijk af of deze behandeling haalbaar en uitvoerbaar is gezien de tijdelijke verblijfstatus van verdachte en zijn deels weigerende houding in het huidige onderzoek.
Uit het reclasseringsadvies van Tactus d.d. 22 november 2016, opgemaakt in het kader van een snelrechtzitting, begrijpt de rechtbank dat verdachte afkomstig is uit een zogenoemd veilig land (Tunesië), waardoor hij geen kans maakt op een asielstatus of verblijfsvergunning in Nederland. Daarbij is verdachte Dublinclaimant, wat wil zeggen dat hij de verblijfsaanvraag die hij in Nederland ingediend heeft niet hier mag afwachten, maar dat hij terug moet naar het Europese land waar hij zijn eerste asielaanvraag heeft ingediend, om daar zijn procedure af te wachten. Sinds 12 september 2016 staat verdachte geregistreerd als vreemdeling die aanspraak maakt op een terugkeerregeling.
Gelet op de hierboven geschetste omstandigheden, acht de rechtbank het opleggen van een (klinische) behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf niet goed uitvoerbaar. De rechtbank zal verdachte daarom een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opleggen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte het onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
poging tot zware mishandeling;
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. Monincx, voorzitter, mr. T. Avedissian en mr.
B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2016550634 (feit 1) en registratienummer PL0600-2016549054 (feit 2). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1 primair:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 november 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 8):

(…) Ik weet zijn naam zo niet. Ik ken hem als de Tunesier. (…) Vandaag waren we in de buurt van het park, bij een kerk. De Tunesier zei dat hij iemand neer wilde steken. (…) Daarna werd ik ineens aangevallen door de Tunesier. Hij stak mij twee keer. (…) Het bloed spoot er uit. Het deed erg veel pijn. Hij heeft mij gestoken in mijn been. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 november 216, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 13 en 14):
(…) V=Waar heb je de Tunesier ontmoet?
A=In het begin in het park. De tuin bij de kerk. Hij is daar elke dag. Dat is in Schalkhaar. (…) V=Heb je dat mes wel eens gezien bij de Tunesier?
A= Ja dat mes was van mij. (...) Hij stak mij met rechts. Hij deed dat echt met kracht. (…)
3. De letselrapportage GGD IJsselland d.d. 13 november 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 60 en 61):
(…)betreft
naam [slachtoffer]
voornamen [slachtoffer] (…)
datum letsel 8 november 2016 (…)
toedracht(…)
klachten Bloedende wonden aan linker been (…)
letselbeschrijving(…)
linker been 1/ aan de voorzijde van het linker been nabij de lies is een ca 0,5 cm grote ondiepe scherprandige steekwond aanwezig die licht heeft gebloed / nog steeds licht bloedt
foto 1 t/m 4(…)
foto 5 t/m 72/ aan de achterzijde van het linker been is een ca 3,5 tot 4,0 cm grote scherprandige snijwond aanwezig die met 3 hechtingen is gesloten (…)
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 47 en 48):
(…) V= Waar heb je de afgelopen periode gewoond?
A= In een kleine tuin.
V= Waar was deze tuin?
A= Dicht bij het kamp in Schalkhaar. Niet ver van de winkel [supermarkt] . (…)
V= Van wie is de andere slaapplaats?
A= Dat is de persoon waarmee ik een probleem heb gehad.
V= Kunt u daar wat meer over vertellen?
A= Ik heb hem geslagen met een mes.
V= Geslagen of gestoken?
A= Ja ik heb hem gestoken in zijn been. (…) Ik heb hem niet willen doden. Ik heb hem expres in zijn been gestoken. Hij moet leren dat hij mij niet vals moet beschuldigen. (…)
Ten aanzien van feit 2:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 februari 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [nummer] , [adres] Schalkhaar (pag. 3).