ECLI:NL:RBOVE:2017:1005

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
08/770177-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor inbraak in een supermarkt met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 7 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was samen met drie anderen betrokken bij een inbraak in een supermarkt in Wijhe op 6 september 2016. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de supermarkt hadden verschaft door middel van braak en dat zij een grote hoeveelheid sigaretten hadden weggenomen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn beperkte strafblad en zijn huidige levenssituatie. De rechtbank concludeerde dat het bewezenverklaarde feit strafbaar was op basis van de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte de organisatiegraad van de inbraak als een strafverzwarende omstandigheid, maar gaf ook gewicht aan de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals zijn opleiding en werk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770177-16 (P)
Datum vonnis: 7 maart 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] [woonplaats] , [adres 1] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De zaak is op 9 december 2016 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer voor strafzaken. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P.A. van Dokkum, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 6 september 2016 samen met anderen heeft ingebroken in de [supermarkt] te Wijhe .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 06 september 2016 te Wijhe , gemeente Olst-Wijhe , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan [adres 2] ( [supermarkt] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sigaretten onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft gesteld dat hij, omdat zijn cliënt zijn betrokkenheid bij de inbraak heeft erkend, zich met betrekking tot de bewezenverklaring refereert aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het tenlastegelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 september 2016 te Wijhe , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan [adres 2] ( [supermarkt] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht moet op de straf in mindering worden gebracht.
De raadsman heeft gesteld dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel hoog is. Zijn cliënt heeft geen documentatie op het gebied van vermogensdelicten. De raadsman pleit primair voor een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Indien deze straf te licht wordt bevonden, stelt de raadsman voor om naast voornoemde werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, een en ander met aftrek van het voorarrest.
8.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft tezamen met zijn mededaders een inbraak gepleegd in de [supermarkt] te Wijhe . De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij vanuit een ander deel van het land doelbewust naar een klein dorp is gereden om daar buit te maken. Hierbij zijn verdachte en zijn mededaders geraffineerd te werk gegaan. Zij hebben onder meer een auto gehuurd en maskers, bivakmutsen en dubbele kledinglagen gedragen zodat zij niet zouden worden herkend. Daarnaast blijkt uit de uitgekeken camerabeelden dat de verdachten ieder een eigen rol vervulden tijdens de inbraak. Deze mate van organisatiegraad, waarin in gezamenlijk verband, willens en wetens een buitengewoon kwalijke inbraak is gepleegd, beschouwt de rechtbank als een strafverzwarende omstandigheid. De rechtbank weegt mee dat verdachte geen nader inzicht heeft willen geven in zijn beweegredenen.
De rechtbank overweegt dat het bewezenverklaarde feit qua karakter, gelet op de organisatiegraad daarvan en de omvang van de schade, gelijkenissen vertoont met de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gehanteerde omschrijving van een ramkraak. Bij genoemd delict geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 9 maanden. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat het geen daadwerkelijke ramkraak is geweest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de omstandigheid in acht genomen dat het strafblad van verdachte van beperkte omvang is. Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij, zij het in beperkte mate, ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid voor de daad neemt. Tevens hecht de rechtbank waarde aan de omstandigheid dat verdachte zijn leven op de rit heeft, in de zin dat hij een opleiding volgt en daarnaast werkt, alsmede met het gegeven dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict kampte met een onaangename thuissituatie. Naar het oordeel van de rechtbank komen voornoemde omstandigheden een strafverminderende werking toe.
De rechtbank zal aan verdachte vanwege de ernst van het feit en gelet op de persoon van verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. T. Avedissian en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, Districtsrecherche, met nummer PL0600-2016439497. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 februari 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
2. Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 6 september 2016, pagina 75;
3. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde] d.d. 6 september 2016, pagina’s 77-78;
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2016, pagina 110.