ECLI:NL:RBOVE:2016:998

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
C/08/167732 / HA ZA 15-91
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van saneringsverplichtingen uit overeenkomst met betrekking tot schulden van een eenmanszaak

In deze zaak vordert eiser, T.W. [Y], dat gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in privé zorgdragen voor de financiële sanering van zijn eenmanszaak, waarbij alle schuldeisers een gelijkluidend aanbod wordt gedaan. De rechtbank Overijssel heeft op 3 februari 2016 geoordeeld dat de vorderingen van eiser worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat uit de overeenkomst van 22 mei 2012 niet blijkt dat gedaagden verplicht zijn om de schulden van eiser in privé te voldoen. De rechtbank wijst erop dat de bewoordingen van artikel P van de overeenkomst enkel vermelden dat gedaagden zorgdragen voor de sanering van de schulden, zonder expliciete verplichting tot betaling uit eigen middelen. Eiser heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat gedaagden gehouden zijn om de schulden van eiser te voldoen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiser, zowel primair als subsidiair, worden afgewezen en dat eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/167732 / HA ZA 15-91
Vonnis in hoofdzaak van 3 februari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. E.K.E. Rodrigues Pereira te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.S. de Waard te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.A. van Hapert te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde 1]
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde 2]
  • de conclusie van repliek tevens eiswijziging
  • de conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde 1]
  • de conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde 2]
  • antwoordakte van de zijde van [eiser]
  • de akte uitlating producties van de zijde van [gedaagde 1]
  • de akte uitlating producties van de zijde van [gedaagde 2] .
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In de zaak tegen [gedaagde 1] en in de zaak tegen [gedaagde 2]

2.1
[eiser] handelde onder de naam [Y] ).
2.2
[A] was en is aandeelhouder van
Advic Productions B.V., thans genaamd Total Presentation B.V. (hierna: Total Presentation B.V.)
2.3
[A] heeft namens Advic Productions B.V met [Y] op
15 februari 2012 een overeenkomst gesloten, waarin o.a. het volgende is vermeld:
Advic Productions B.V. verwerft de rechten op het gebruik van de naam “Total Presentation”, waarbij inbegrepen de domeinnaam (…), voor een bedrag van €1.040,- (…). Dit gebruiksrecht geldt voor onbepaalde tijd en zonder enige beperking wat betreft de aard van de handelsactiviteiten.
2.4
Op 22 mei 2012 hebben [eiser] , [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [A] een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) getekend, waarin o.a. is vermeld:
[A] (Advic Productions B.V., ook handelende onder de naam Total Presentation, KvK Amsterdam nr. 33.191.574)
[eiser]
[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Partijen 3 en 4 verwerven het exclusieve recht op koop van de besloten vennootschap Advic Productions. Dit kooprecht is geldig t/m 31-12-2012, maar kan telkens in overleg worden verlengd. De koopprijs van 100% van de aandelen (…) is vastgesteld op 1,- euro (…). [A] draagt de aandelen van Advic Productions BV over op een door de andere partijen te bepalen datum zonder schulden en vorderingen uit de periode voor 23.05.2012. Partij 2 verkrijgt het recht gedurende zijn dienstverband, tot aankoop van 20% van de aandelen, tegen de uitgifte prijs.
Advic Productions kan vanaf 21-09-2012 ook handelen onder de naam “Total Presentation. Partijen 3 en 4 voldoen hiervoor aan partij 1 een bedrag van
€ 5.000,- (…).
[X] verzorgt ten spoedigste de naamswijziging van Advic Productions BV in “Total Presntaion BV” (…) De boekhoudkundige en alle in deze overeenkomst genoemde notariële kosten zijn inbegrepen bij het onder B genoemde bedrag.
Advic Productions BV/Total Production BV neemt per 1 juli 2012 de personeelsleden (…) over van de eenmanszaak [Y] (…).
Advic Productions B.V. gaat met de heer [eiser] een dienstverband aan voor de functie van “Studio Director” per 1 juni 2012 voor een periode van 1 jaar (…) [eiser] zal voor een minimale periode van 3 jaar aan de onderneming verbonden blijven en zal in deze periode zijn know-how overdragen aan een nader te bepalen persoon in onderling overleg tussen de partijen 1 t/m 4.
De gelden die gemoeid zijn met het in dienst nemen van de onder D en E genoemde personen worden voor een periode van 1 jaar gegarandeerd door partijen 3 en 4. (…)
Indien gedurende een aanloopperiode van circa 3 maanden onvoldoende liquide middelen beschikbaar zullen zijn, dragen partijen 3 en 4 zorg voor een startkapitaal c.q. overbruggingskrediet. (…)
(…)
I.
Eventuele winstuitkeringen van Total Productions BV komen ten goede aan de partijen 2 t/m 4. De aandeelhouders ontvangen elk 40% en partij 2 ontvangt 20% op jaarbasis na aftrek van een maandelijkse huur filaal Curacao van € 2.250, huur woonhuis, investeringen en afbetalingsregelingen. (…)
(…)
K) Aangezien [A] officieel verantwoordelijk is voor de bedrijfs- en directievoering, maar geen enkele greep heeft op het reilen en zeilen van de zaak, behoudt hij volledige tekenbevoegdheid. [eiser] , verantwoordelijk voor de dagelijkse bedrijfsvoering, krijgt geen tekenbevoegdheid wat betreft bankzaken. Dit ter voorkoming van verstrengeling van privé- en zakelijke uitgaven. (…)
L) Advic BV is geen directeur meer van Advic Productions BV/Total Presentation BV. De heer [A] is enig aandeelhouder en directeur van Advic Productions BV/Total Presentation. (…)
M) [X] ontvangt voor zijn inspanningen een maandelijkse managementfee van € 300,-- (…)
(…)
P) Partij 3 en 4 zal in privé zorgdragen voor een sanering van [Y] , waarbij alle crediteuren een gelijkluidend aanbod wordt gedaan en financieel wordt voldaan.
2.5
Tot op heden hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen gebruik gemaakt van het onder A van de overeenkomst vermelde recht op koop van (de aandelen van) Total Presentation B.V. en is [A] enig aandeelhouder en bestuurder gebleven van Total Presentation B.V.
2.6
Thans is [eiser] niet meer werkzaam bij Total Presentation B.V.
2.7
Een deel van de schuldeisers van de eenmanszaak is akkoord gegaan met een voorgestelde regeling van betaling van slechts een gedeelte van hun vorderingen op [Y] . De Belastingdienst en de Rabobank zijn niet akkoord gegaan met een regeling.
2.8
[A] heeft op 16 september 2012 een mailbericht gestuurd aan [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waarin onder andere is vermeld:
Zoals duidelijk moge zijn is sanering een complexe materie. Daarom nog even wat overwegingen bij de gisteren verzonden conceptbrieven. Ik heb deze brieven uit naam van [gedaagde 1] gedaan omdat hij naar de schuldeisers toe als saneerder is opgetreden. Zijn verhaal is daarbij dat [eiser] niet meer in staat is een gezonde bedrijfsvoering te doen en dat Total Presentation totaal aan de grond zit. Kortom: er is geen geld meer en dat komt er ook niet. In dat geval is het een beetje vreemd dat de zaak zelf 5% biedt aan de schuldeisers. Het verhaal moet zijn dat Otto een ultieme reddingspoging doet, waarna de schuldeisers – als de Belastingdienst meewerkt! – kunnen rekenen op een nieuwe zaak waaraan zij weer mogen leveren en waarbij [eiser] zich niet meer met de financiën mag bemoeien.
In feite is er sprake van het opkopen van vorderingen door een buitenstaander, een persoonlijke vriend van [eiser] , die de zaak wil redden. [gedaagde 1] betaalt deze dus in privé, waarbij [eiser] een schuld heeft aan [gedaagde 1] . (…)
Opkopen door [gedaagde 1] moet geen probleem zijn, we spreken over 5.000 euro over een bedrag van pakweg 100.000 euro. Dit bedrag kan later eventueel weer uit de BV worden gehaald.
Hoe het moet gaan met betaling van de vordering van de Belastingdienst weet ik niet precies. Ik niet dat de Belastingdienst een aanslag aan [gedaagde 1] gaat sturen. Het zal dus wel moeten lopen via een persoonlijke lening van [gedaagde 1] aan [eiser] . Het bedrag (30 – 45 – 50.000 euro?) kan nooit door de firma Total Presentation worden betaald, want die bestaat niet meer, het geld is er niet, komt er niet en de bankrekening is geblokkeerd.
Betaling door de nieuwe BV is ook geen optie, behalve als er eerst extra geld binnenkomt, bijvoorbeeld door een lening/kapitaalinjectie van [gedaagde 1] (lees: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ). In dat geval zou [gedaagde 1] op zijn beurt uiteraard een lening kunnen opnemen bij de BV.
Sanering uit naam van Total Presentation blijft een mogelijkheid, maar is altijd onsympathiek. En de grote vraag blijft dan: hoe gaat die 5% betaald worden?
2.9
De Belastingdienst heeft op 8 november 2012 een brief gestuurd aan [eiser] , hierin is onder andere het volgende vermeld:
[B] heeft inmiddels contact gehad met de heer [gedaagde 1] van Design Artwork Prepress (DSN), uw huidige werkgever, waarbij afgesproken is dat ingeval van acceptatie van het saneringsvoorstel betaling in één keer moet plaats vinden. De heer [gedaagde 1] heeft hier mee ingestemd.
Vervolgens heeft mw. Zandvliet uw saneringsvoorstel ter beoordeling aan mij voorgelegd. Hierbij geef ik u mijn reactie.
Ik kan niet met uw thans voorliggende voorstel instemmen.
  • a)
  • b)
  • c)
  • d)
  • e)
Vervolgens wil ik graag de volgende informatie van u ontvangen.
(…)
Hoewel ik uw thans voorliggende saneringsvoorstel niet kan aanvaarden, neem ik nu nog geen definitieve beslissing. Eerst moeten uw belastingschulden definitief vastgesteld zijn. Daartoe verzoek ik u bovengenoemde aangiftebiljetten inkomstenbelasting en omzetbelasting uiterlijk 26 november 2012 in te dienen. Ook zie ik alle overige boven gevraagde informatie graag uiterlijk 26 november 2012 tegemoet. Tot slot verzoek ik u de aanslagen motorrijtuigenbelasting (…) per omgaande, doch uiterlijk 12 november 2012 te betalen.
2.1
De Rabobank heeft op 15 mei 2013 een brief gestuurd aan [Y] , waarin onder andere is vermeld:
(…) waaronder het door ons gevoerde gesprek met de heren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 21 maart 2013. Zij vertegenwoordigden daarin de onderneming Total Presentation B.V. Tijdens dat gesprek is door deze heren aan onze bank het verzoek gedaan om de schulden die u zelf aan onze bank dient af te lossen, te herfinancieren door aan Total Presentation B.V. een krediet in rekening-courant te verstrekken. Met het krediet zouden uw schulden bij onze bank kunnen worden afgelost. Total Presentation B.V. financiert daarmee uw schulden aan onze bank en Total Presentation op haar beurt financiert dat feitelijk met het eventueel door onze bank te verstrekken krediet.
(…)
Het verzoek van de heren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 21 maart 2013 beschouwen wij als een reguliere bedrijfsfinancieringsaanvraag, waardoor wij tijdens het gesprek onderstaande aanvullende informatie hebben opgevraagd.
2.11
[A] heeft op 22 mei 2013 een mailbericht gestuurd aan [eiser] , waarin onder andere is vermeld:
Natuurlijk kan de bank te allen tijde je faillissement aanvragen, maar dat is een ingecalculeerd risico.
2.12
De Rabobank heeft op 19 juni 2013 een brief gestuurd aan Total Prestations B.V., waarin onder andere het volgende is vermeld:
Gelet op herhaalde verzoeken en het kennelijk niet kunnen voldoen aan ons verzoek, hebben wij inmiddels onvoldoende vertrouwen in de manier waarop de organisatie wordt gedreven.
Wij wijzen er bovendien op dat in het geval dat de ‘pre-concept’ cijfers niet significant zouden afwijken van de definitieve jaarcijfers 2012, de vermogenspositie van uw onderneming onvoldoende is. Een dergelijke kwetsbare vermogenspositie zou dan ook eveneens een reden zijn om uw financieringsverzoek niet te honoreren.
Tenslotte wijzen wij erop dat de financieringsconstructie die bedoeld is om de schulden van de heer [eiser] bij onze zaak af te lossen, niet overeenkomstig het statutaire doel van de onderneming is. Ook gelet daarop wenst onze bank uw financieringsverzoek niet te honoreren.
2.13
[eiser] heeft op 14 juli 2013 een brief geschreven aan de Belastingdienst. Hierin is onder andere vermeld:
Als enige optie ben ik nu in gesprek met Total Presentation b.v. en met als enig aandeelhouder de heer [A] .(…) zou de b.v. mij tegemoet kunnen komen met een maximale geldlening van 35.000,- Dit bedrag zou naar de Belastingdienst overgemaakt kunnen worden op zeer korte termijn.
2.14
[A] heeft op 23 september 2013 een mailbericht gestuurd aan [eiser] , waarin onder andere is vermeld:
Met diezelfde belastingdienst zul je ooit een betalingsregeling moeten treffen die, waar het geld ook vandaan moge komen, maandelijks minimaal enkele duizenden euro’s vereist. Je spreekt dan over pakweg € 5.000,00 die je per maand in privé moet ophoesten. Waarvan denk je dat allemaal te kunnen betalen?

3.Het geschil

In de zaak tegen [gedaagde 1] en in de zaak tegen [gedaagde 2]

3.1
[eiser] vordert na wijziging van eis - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot nakoming van het bepaalde in artikel P van de overeenkomst van 22 mei 2012, te weten dat zij in privé zullen zorgdragen voor de financiële sanering en voldoening van alle schuldeisers van [Y] , op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag of dagdeel;
subsidiair
schadevergoeding, in goede justitie te bepalen, wegens de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] rustende verbintenis tot voldoening van alle schuldeisers van [eiser] ;
onder veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van de proceskosten en nakosten.
3.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de zaak tegen [gedaagde 1] en in de zaak tegen [gedaagde 2]

De bevoegde rechter en het toepasselijk recht
4.1
Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] woonplaats in Nederland hebben, terwijl gesteld noch gebleken is dat partijen een forumkeuze hebben uitgebracht, is de rechtbank op grond van artikel 4 lid 1 van de Herschikte EEX-Verordening bevoegd om over de vorderingen te oordelen.
4.2
De vorderingen hebben betrekking op de hiervoor onder 2.4 vermelde overeenkomst, zodat het toepasselijk recht aan de hand van de verordening (EG) 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) dient te worden bepaald. Nu de overeenkomst niet onder artikel 4 lid 1 Rome I valt, wordt de overeenkomst op grond van artikel 4 lid 2 Rome I beheerst door het recht van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de kenmerkende prestaties van de overeenkomst verricht te worden door enerzijds [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (o.a. artikelen B, F,G en P van de overeenkomst) en [A] /Advic Productions B.V. (o.a. artikelen C, D en E van de overeenkomst) anderzijds, welke partijen blijkens de stukken hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Eiswijziging
4.3
Het bezwaar tegen de wijziging van eis wordt ongegrond verklaard, omdat die wijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn immers in staat geweest zich tegen de wijziging van eis te verweren, zoals blijkt uit hun conclusies van dupliek. Gelet op de stand waarin het geding zich bevindt, leidt de eiswijziging naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot onredelijke vertraging van het geding. De rechtbank zal dan ook recht doen op basis van de gewijzigde eis.
Artikel P overeenkomst
4.4
Kern van het geschil is het antwoord op de vraag wat de strekking van artikel P van de overeenkomst is en of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van dit artikel.
4.5
In artikel P van de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in privé zullen zorgdragen voor
“een sanering van [Y] , waarbij alle crediteuren een gelijkluidend aanbod wordt gedaan en financieel wordt voldaan.”
4.6
Voor het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijke stuk de verhouding tussen partijen is geregeld, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijk kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981/ 635 (Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang
(HR 20 februari 2004, NJ 2005/493 (DSM/Fox). Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval niettemin meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. (HR 5 april 2013, NJ 2013/214 (Lundiform/Mexx).
Schuldoverneming
4.7
De stelling van [eiser] dat uit artikel P van de overeenkomst voortvloeit dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de schulden van [Y] in privé dienen te voldoen c.q. dat sprake is van schuldoverneming wordt verworpen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.8
Met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is de rechtbank van oordeel dat uit de bewoordingen van artikel P van de overeenkomst niet volgt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (een deel van) deze schulden dienen te voldoen uit eigen middelen en/of in privé dienen te voldoen. In artikel P is enkel vermeld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zorgdragen voor de sanering van de schulden en dat daarbij alle crediteuren een gelijkluidend aanbod wordt gedaan. Bij de in dit kader vermelde financiële voldoening is echter niet vermeld dat deze voldoening dient te geschieden door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uit eigen middelen. Nu een dergelijke verplichting bovendien niet is vermeld in de overige tekst van de overeenkomst, terwijl de schulden betrekking hebben op [eiser] en/of de eenmanszaak, volgt een dergelijke verplichting evenmin uit de bewoordingen van de overeenkomst in haar totaliteit bezien.
4.9
Vervolgens is het aan [eiser] om nadere feiten en omstandigheden aan te dragen op basis waarvan alsnog geconcludeerd kan worden dat partijen, gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gehouden zijn om (een deel van) de schulden van [Y] uit eigen middelen te voldoen.
4.1
De rechtbank begrijpt dat [eiser] in dit kader stelt dat de bedoeling van partijen was dat [Y] aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zou overdragen en dat zij als tegenprestatie de schulden van [Y] zouden overnemen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten deze stelling.
4.11
Allereerst is van belang dat partijen in de overeenkomst zijn overeengekomen dat de naam van Advic Productions B.V. - zijnde een vennootschap van [A] - gewijzigd zal worden in Total Presentation B.V. en dat het personeel van de eenmanszaak en [eiser] in dienst zouden komen bij deze vennootschap. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben in de overeenkomst het recht tot koop van Total Presentation B.V./ Advic Productions B.V. gekregen, waarbij dient te worden opgemerkt dat [eiser] eveneens een recht tot koop van een deel van de aandelen heeft gekregen. Uit deze constructie, waarbij het dus niet zeker was dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (een deel van) de aandelen van Total Presentation B.V. zouden overnemen, volgt op zichzelf niet dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als tegenprestatie de schulden van [Y] voor eigen rekening zouden overnemen c.q. uit eigen middelen zouden voldoen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op basis van de tekst van de overeenkomst reeds (andere) tegenprestaties dienden te leveren, zoals de betaling van € 5.000,-- (artikel H), indien nodig het leveren van een startkapitaal (artikel M), het garanderen van de gelden die gemoeid waren met het in dienst nemen van de personeelsleden en [eiser] (artikel F) en het in privé leveren van inspanningen ten aanzien van de sanering van de schulden van [Y] (artikel P).
4.12
Bovendien staat vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geen gebruik hebben gemaakt van hun aankooprechten en is [A] enig aandeelhouder en bestuurder gebleven van Total Presentation B.V. Voor zover al sprake zou zijn van een overname van de eenmanszaak, heeft deze overname op basis van de overeenkomst plaatsgevonden door Advic Productions B.V./Total Presentation B.V. en niet door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De omstandigheid dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wellicht werkzaamheden hebben verricht voor of namens Total Presentations B.V. doet hier niet aan af. Indien en voor zover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dus reeds (leidinggevende) werkzaamheden hebben verricht voor Total Presentations B.V., volgt hieruit niet dat zij de eenmanszaak hebben overgenomen en evenmin dat partijen zijn overeengekomen dat zij als tegenprestatie de schulden van [Y] voor eigen rekening zouden overnemen c.q. uit eigen middelen zouden voldoen.
4.13
Ten aanzien van de vermeende in 2010 gevoerde onderhandelingen tussen [eiser] en [gedaagde 1] over een eventuele overname van de eenmanszaak, is niet in geschil dat deze onderhandelingen uiteindelijk niet hebben geleid tot een dergelijke overname. Voor zover [eiser] bedoeld heeft te stellen dat uit deze vermeende onderhandelingen zou volgen dat partijen in de onderhavige overeenkomst zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de eenmanszaak zouden overnemen en als tegenprestatie de schulden van [Y] zouden overnemen, kan de rechtbank deze stelling niet volgen. Immers bij de onderhavige overeenkomst zijn (tevens) andere partijen betrokken en is de hiervoor onder 4.11 vermelde constructie overeengekomen. Zonder nadere toelichting hierop is onduidelijk op welke wijze de vermeende onderhandelingen in 2010 van invloed zijn op de strekking van artikel P van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] . Derhalve kan onbesproken blijven of de in 2010 gevoerde onderhandelingen betrekking hadden op een eventuele overname door [gedaagde 1] dan wel door zijn levenspartner.
4.14
Dat partijen over en weer de verwachting hadden dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de schulden van [Y] voor eigen rekening zouden overnemen c.q. uit eigen middelen zouden voldoen, blijkt evenmin uit het na het sluiten van de overeenkomst verstuurde mailbericht van [A] aan [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] d.d. 16 september 2012 (zie onder 2.8 vermelde mailbericht). Hierin wordt immers weliswaar voorgesteld dat [gedaagde 1] een bedrag van € 5.000,- betaalt aan schuldeisers, maar daarbij wordt vermeld dat [eiser] ten aanzien van dit bedrag dan een schuld heeft aan [gedaagde 1] . Ten aanzien van de schuld aan de Belastingdienst schrijft [A] zelfs expliciet dat hij niet precies weet hoe een eventuele betaling aan de Belastingdienst zou moeten verlopen en doet hij de suggestie dat [gedaagde 1] hiervoor een persoonlijke lening aan [eiser] verstrekt. Bovendien schrijft [A] :
Sanering uit naam van Total Presentation blijft een mogelijkheid, maar is altijd onsympathiek. En de grote vraag blijft dan: hoe gaat die 5% betaald worden?. Naar het oordeel van de rechtbank bevat dit mailbericht derhalve voorstellen over de betaling van eventuele regelingen met crediteuren en volgt hieruit niet dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de schulden van [Y] voor eigen rekening zouden overnemen c.q. uit eigen middelen zouden voldoen.
4.15
Voor zover [eiser] bedoeld heeft te stellen dat sprake is van een in het arrest van de Hoge Raad van 10 oktober 2003 (ECLI:NL:PHR:2003:AF8844) genoemde “onvoltooide of cumulatieve schuldoverneming” kan de rechtbank hem niet volgen. Immers in casu is gesteld noch gebleken dat tussen [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] en de schuldeisers van [Y] een daartoe strekkende overeenkomst is gesloten dan wel dat deze schuldeisers een daartoe strekkend derdenbeding hebben aanvaard.
4.16
Het voorgaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om te kunnen concluderen dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in privé zullen zorgdragen voor de voldoening van alle schuldeisers van T.W. [Y] . De primair gevorderde veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot nakoming van artikel P van de overeenkomst in de zin dat zij in privé zullen zorgdragen voor de voldoening van alle schuldeisers van T.W. [Y] en de subsidiair gevorderde schadevergoeding wegens de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] rustende verbintenis tot voldoening van alle schuldeisers van [eiser] , zullen derhalve worden afgewezen.
Nakoming saneringsverplichting
4.17
De gevorderde veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot nakoming van artikel P van de overeenkomst in de zin dat zij in privé zullen zorgdragen voor de financiële sanering van [Y] , zal eveneens worden afgewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.18
De rechtbank begrijpt dat [eiser] in dit kader stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van artikel P van de overeenkomst, omdat [eiser] thans nog een schuld heeft bij de Belastingdienst en bij de Rabobank. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dat zij toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van hun “saneringsverplichtingen”.
4.19
Voor zover [eiser] in dit kader bedoeld heeft te stellen dat de tekortkoming er uit bestaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet in privé deze schulden hebben voldaan, verwerpt de rechtbank deze stelling onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 4.6 tot en met 4.16 is overwogen.
4.2
Voor zover [eiser] de tekortkoming baseert op het niet of niet tijdig aanleveren van stukken aan de Belastingdienst en de Rabobank, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd in hoeverre het vermeende niet (tijdig) aanleveren van stukken leidt tot een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van artikel P van de overeenkomst door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Meer in het bijzonder had het op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen welke stukken niet of niet tijdig zijn aangeleverd, dat en waarom deze niet (tijdige) aanlevering voor rekening en risico van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] komt en wat de gevolgen hiervan zijn geweest. Bovendien had het op de weg van [eiser] gelegen om nader te concretiseren welke handelingen – naast de hiervoor onder 4.6 tot en met 4.16 besproken en afgewezen voldoeningsverplichtingen - [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben nagelaten en/of alsnog zouden moeten verrichten in het kader van artikel P van de overeenkomst. Nu [eiser] dit heeft nagelaten en evenmin anderszins heeft toegelicht waaruit de toerekenbare tekortkomingen zouden hebben bestaan, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen voor zijn stelling dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tekort zijn geschoten in hun optreden als saneerder en/of dat zij toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van artikel P van de overeenkomst.
4.21
Gelet op het voorgaande kunnen de overige stellingen van partijen onbesproken blijven.
Proceskosten
4.22
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld.
4.23
De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht € 285,--
- salaris advocaat €
1.130,--(2,5 punt × tarief II € 452,-)
Totaal € 1.415,--
4.24
De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 285,--
- salaris advocaat €
1.130,--(2,5 punt × tarief II € 452,-)
Totaal € 1.415,--

5.De beslissing

De rechtbank
In de zaak tegen [gedaagde 1]
5.1
wijst de vorderingen af,
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 1.415,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
In de zaak tegen [gedaagde 2]
5.5
wijst de vorderingen af,
5.6
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 1.415,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak
5.8
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Kok en in het openbaar uitgesproken op
3 februari 2016.