Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK SALLAND U.A.,
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A.,
1.vennootschap onder firma [A] ,
[B],
[C],
[D],
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 juli 2015 en het herstelexploot van 13 oktober 2015
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2.De feiten
- een lening tot een bedrag van € 1.470.000,00 d.d. 20 maart 2006 (lening 1429.965.800)
- een lening tot een bedrag van € 380.000,00 d.d. 20 maart 2006 (lening 1429.965.851)
- een lening tot een bedrag van € 1.850.000,00 d.d. 20 maart 2006 (lening 1429.965.797)
- een lening tot een bedrag van € 1.120.000,00 d.d. 19 maart 2008 (lening 1429.920.548)
- krediet in rekening-courant tot een bedrag van (thans) € 350.000,00 d.d. 14 oktober 2010 (nr. 1429.54.802).
- 2.3. Rabobank heeft in verband met voormelde financieringen de navolgende zekerheden verkregen:
- een 1e recht van hypotheek ad € 200.000,00 d.d. 8 mei 2007 op percelen landbouwgrond te [plaats 1] aan de [adres 3] ;
- een 1e recht van hypotheek ad € 544.536,26 d.d. 19 februari 2008 op het mestvarkens-bedrijf te [plaats 1] met percelen landbouwgrond te [plaats 1] aan de [adres 3] ;
- een 2e recht van hypotheek ad € 1.100.000,00 d.d. 24 december 2001 én een 3e recht van hypotheek ad € 4.400.000,00 d.d. 12 april 2006, beide op het woonhuis met bedrijfsgedeelte en verdere opstallen en landbouwgrond te [plaats 1] aan de [adres 1] ;
- verpanding van inventaris, voorraden, dieren, land- en tuinbouwprodukten, de glasopstanden en installaties en op de vorderingen op derden d.d. 28 juni 1994 en 27 september 2011;
- achterstelling en verpanding van de vordering van Stichting Garantiefonds Rabobanken d.d. 20 maart 2006 voor lening 1429.965.851.
- 2.4. Op de kredietovereenkomsten zijn de Algemene Bankvoorwaarden 2009 (hierna: ABV) van toepassing verklaard.
- 2.4.1. Artikel 2 “Zorgplicht bank en cliënt” luidt als volgt:
- 1. De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt. Geen van de bepalingen van deze Algemene Bankvoorwaarden of van de door de bank gebruikte bijzondere voorwaarden kan aan dit beginsel afbreuk doen.
- 2. De cliënt neemt jegens de bank de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de bank. De cliënt stelt de bank in staat haar wettelijke en contractuele verplichtingen na te kunnen komen en haar dienstverlening correct te kunnen uitvoeren. (…)
- 2.4.2. Artikel 18 “Bewijskracht en bewaartermijn bankadministratie” luidt als volgt:
- Tegenover de cliënt strekt een uittreksel uit de administratie van de bank tot volledig bewijs, behoudens door de cliënt geleverd tegenbewijs. (…)
- 2.5. In december 2008 hebben [gedaagden] Rabobank medegedeeld dat zij geen liquiditeiten meer hadden om hun crediteuren te voldoen. Rabobank heeft daarop Bijzonder Beheer van Rabobank Nederland (hierna: BBR) ingeschakeld, die de onderneming van [gedaagden] onder begeleiding van de afdeling van Begeleiding Bijzondere Financieringen (hierna: BBF) heeft gesteld. In dit verband heeft Rabobank met een krediet van € 400.000,00 onder meer de bij de [gemeente] aangevraagde BBZ-lening voorgefinancierd en [gedaagden] uitstel verleend van aflossing tot 1 december 2009. Na effectuering van deze maatregelen is de begeleiding door BBF beëindigd.
- 2.6. Eind 2010 hebben [gedaagden] Rabobank opnieuw verzocht de overeengekomen aflossingsverplichtingen tijdelijk op te schorten. Rabobank is daartoe onder voorwaarden bereid geweest en heeft uitstel van aflossing verleend tot 1 oktober 2011. Rabobank heeft daarbij aan [gedaagden] toestemming verleend voor verkoop van 3,8 hectare grond voor € 180.000,00 zonder aflossing aan de bank.
- 2.7. Vanaf oktober 2011 is met regelmaat tussen Rabobank en [gedaagden] gesproken over de slechte resultaten van de door [gedaagden] gedreven onderneming. Rabobank heeft [gedaagden] in november 2011 opnieuw aangemeld bij BBF. Per brief van 1 december 2011 heeft Rabobank in reactie op een vraag van [gedaagden] naar een aanvullende financiering van € 1.000.000,00 en de daarover gehouden besprekingen van onder meer 23 november 2011 aan [gedaagden] onder andere de afspraak bevestigd dat op korte termijn een betaaldagsysteem wordt ingevoerd en dat [gedaagden] een consultant zullen aanstellen die het bedrijf zal doorlichten, zowel in de structuur als financieel, onder toezegging dat de aflossingen tot 30 januari 2012 zijn opgeschort. [gedaagden] hebben die brief voor akkoord ondertekend.
- 2.8. Op 2 maart 2012 is opnieuw tussen Rabobank en [gedaagden] gesproken over de financiële positie van de onderneming. De inhoud van die bespreking is per brief van 13 maart 2012 door Rabobank aan [gedaagden] bevestigd. In die brief is onder meer vermeld dat het ingevoerde betaaldagsysteem onvoldoende functioneert omdat [gedaagden] Rabobank regelmatig hebben verzocht om betalingsopdrachten uit te voeren voor de afgesproken betaaldag en sprake was van onvoldoende saldo op de rekening, dat de crediteurenpositie erg hoog is en onhoudbaar lijkt, dat alleen nog nieuwe exploitatievorderingen betaald mogen worden, dat onderzocht moet worden of de locatie [plaats 2] wel positief aan het resultaat bijdraagt en dat voor eind van 2012 duidelijk moet zijn of daar geïnvesteerd moet worden of die locatie moet worden beëindigd. In de brief staat voorts:
- Zoals gezegd hebben wij grote twijfels over de haalbaarheid van dit plan, maar willen u deze laatste mogelijkheid niet ontnemen. Indien uit voortschrijdend inzicht blijkt dat het rendement het komende jaar onvoldoende verbetert waardoor u niet meer aan uw bancaire verplichtingen kunt voldoen, rest ons geen andere keus dan uw gehele financiering op te zeggen. U gaf tijdens het gesprek aan zich daar terdege van bewijst te zijn.
- Rabobank heeft daarop verwoord maandelijks onderscheidenlijk per kwartaal bepaalde cijfers / rapportages van [gedaagden] te willen ontvangen.
- 2.9. Per brief van 27 augustus 2012 heeft Rabobank herhaald dat zij periodiek financiële gegevens van [gedaagden] wil ontvangen, dat een voorwaarde voor opschorting van aflossingen is dat gegevens tijdig en correct worden aangeleverd, dat de bank zich zorgen maakt over de continuïteit van de onderneming en dat de omstandigheid dat [gedaagden] de gemaakte afspraken niet nakomen en de gevraagde gegevens niet aanleveren het vertrouwen schaadt.
- 2.10. Per brief van 27 december 2012 heeft Rabobank aan [gedaagden] geschreven dat zij de in de brief van 13 maart 2012 genoemde afspraken / voorwaarden niet zijn nagekomen, dat de resultaten en de liquiditeitsontwikkeling slechter zijn dan begroot en dat de crediteurenpositie van ongeveer € 700.000,00 per 30 september 2012 een onhoudbare situatie is. In de brief is voorts opgenomen dat de bank meewerkt aan het verzoek van [gedaagden] om de over 2012 geïncasseerde aflossingen terug te boeken
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
‘het nog niet halen van de vooraf gestelde voerwinst, de hoge voerkosten, het verkeerde voermengsel, de te lage biggenprijs en de onderbezetting van de varkensstallen’. Daaraan heeft Rabobank haar visie toegevoegd dat het [gedaagden] ontbreekt aan voldoende stuurinformatie om adequaat in te spelen op veranderingen in hun omgeving en hun markt en dat daarin meespeelt dat [D] als de feitelijke ondernemer liever werkzaam is in de stallen en minder gefocust is op de managementtaken.
- een liquiditeits- en rentabiliteitsprognose op maandbasis;
- een nacalculatie waarbij de verschillen tussen de begroting en de gerealiseerde resultaten worden geanalyseerd en toegelicht;
- een rapportage over de onderhoudstoestand van uw gebouwen;
- een rapportage over het lange termijnperspectief van uw onderneming;
- het maken van afspraken met uw crediteuren (…);
- een onderbouwd plan om tot verjonging van uw zeugenstapel te komen.
- Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de - met instemming van Rabobank - door [gedaagden] ingeschakelde consultant [Z] van ABAB vervolgens op 28 februari 2012 een concept-plan heeft aangeleverd, waarin bovenstaande punten aan de orde zijn gekomen. Dat plan en de daarin aangebrachte aanpassingen en aanvullingen is vervolgens op 2 maart 2012 en op 9 mei 2012 besproken. Dat plan is, zo blijkt uit de brieven van Rabobank, voor haar een eerste houvast geweest voor de verbetering van het continuïteitsperspectief en de in dat verband noodzakelijke maatregelen. Onderdeel van dat plan waren onder meer een bevriezing van de crediteurenpositie per 1 januari 2012 en een opschorting van aflossingen aan Rabobank zodat liquiditeitsruimte kon worden gecreëerd voor de door een ieder als noodzakelijk beoordeelde verjonging en uitbreiding van de zeugenstapel. Gelet alleen al hierop kan niet worden volgehouden de stelling van [gedaagden] dat de inschakeling van deze consultant onterecht en voor Rabobank zonder betekenis is geweest en hen onnodig op kosten heeft gejaagd. Ook hierin ligt aldus geen grond voor het oordeel dat Rabobank haar zorgplicht tegenover [gedaagden] heeft veronachtzaamd.
‘er sinds een maand nagenoeg geen crediteringen meer op uw rekening’plaatsvonden, bij het daarbij al langer bestaan van een ongeoorloofde debetstand.