ECLI:NL:RBOVE:2016:5143

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
C/08/194772 / KG ZA 16-405
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning in het kader van een begeleidingsovereenkomst met een onder bewind gestelde persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting RIBW Groep Overijssel (hierna: RIBWGO) en de onder bewind gestelde [gedaagde 2], vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [gedaagde 1]. RIBWGO vorderde ontruiming van de woning die aan [gedaagde 2] ter beschikking was gesteld in het kader van een begeleidingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat RIBWGO niet-ontvankelijk was in haar vordering jegens [gedaagde 2] omdat er een bewind was ingesteld over zijn goederen. De bewindvoerder werd als formele procespartij erkend. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor de ontruiming, maar dat de begeleidingsovereenkomst niet gelijkgesteld kon worden aan een huurovereenkomst, waardoor geen beroep op huurbescherming kon worden gedaan. De rechtbank heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor [gedaagde 2] om de woning te verlaten, en heeft de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/194772 / KG ZA 16-405 (ib)
Vonnis in kort geding van 23 december 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING RIBW GROEP OVERIJSSEL,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
verder te noemen RIBWGO,
advocaat mr. J. Eerbeek te Veenendaal,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

handelend onder de naam
[X], tevens handelend onder de naam
RAPPÓRT BEWINDVOERING & INKOMENSBEHEER HENGELO,
zaakdoende te [plaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de zin van artikel van artikel 1:435 juncto 1:441 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van [gedaagde 2] ,
verder te noemen [gedaagde 1] ,
verschenen in persoon,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [gedaagde 2] ,
verschenen in persoon,
gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RIBWGO is een zorgaanbieder die een combinatie van begeleiding en verblijfsruimte biedt aan mensen die vanwege psychiatrische en/of psychosociale problemen ondersteuning nodig hebben in het dagelijks leven.
2.2.
RIBWGO is met [gedaagde 2] op 25 februari 2014 een begeleidingsovereenkomst aangegaan. In de begeleidingsovereenkomst is overeengekomen dat de Algemene Voorwaarden Geestelijke Gezondheidszorg 2012 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. De algemene voorwaarden zijn (ook) in de begeleidingsovereenkomst samengevat weergegeven.
2.3.
Op grond van de begeleidingsovereenkomst is ten behoeve van de begeleiding van [gedaagde 2] aan hem een verblijfsruimte aan het [adres] te [woonplaats] ter beschikking gesteld. Deze verblijfsruimte wordt door RIBWGO gehuurd van Livio, binnen een verpleeghuis van Livio.
2.4.
Bij brief van 14 november 2016 heeft RIBWGO, onder vermelding van de gronden voor de opzegging, de begeleidingsovereenkomst opgezegd. [gedaagde 2] is in de gelegenheid gesteld uiterlijk voor 20 december 2016 tot ontruiming over te gaan.
2.5.
Bij brief van 6 december 2016 is de brief van 14 november 2016 tevens aan [gedaagde 1] verzonden.
2.6.
RIBWGO heeft geprobeerd een overleg te plannen om de ontstane situatie te bespreken en alternatieve woonruimte voor [gedaagde 2] te zoeken, doch daarop heeft [gedaagde 2] niet, althans niet positief, gereageerd.
2.7.
Daarop heeft RIBWGO zich genoodzaakt gezien om dit kort geding in te leiden.

3.Het geschil

3.1.
De vordering strekt - kort gezegd - tot ontruiming van de woning aan [adres] te [woonplaats] , met een veroordeling in de kosten van dit geding.
3.2.
Tegen de vordering is gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hoewel het begrijpelijk is dat RIBWGO [gedaagde 2] heeft gedagvaard, moet RIBWGO in haar vordering jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk worden verklaard omdat een bewind is ingesteld over de goederen van [gedaagde 2] . Het recht van gebruik en bewoning van een woning is een vermogensrecht omdat het ertoe strekt aan [gedaagde 2] stoffelijk voordeel te verschaffen. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van
7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525). De voorzieningenrechter zal RIBWGO derhalve
niet-ontvankelijk verklaren voor zover zij haar vorderingen heeft gericht tegen [gedaagde 2] . De bewindvoerder heeft thans als formele procespartij te gelden. Ten aanzien van de jegens de bewindvoerder ingediende vorderingen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.2.
Gelet op de aard van de vordering acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang voldoende aanwezig.
4.3.
Voor zover, door de stellingname van [gedaagde 2] dat RIBWGO de door haar van Livio gehuurde woning heeft doorverhuurd aan [gedaagde 2] , is beoogd te betogen dat er sprake is van een huurovereenkomst, volgt de voorzieningenrechter dit betoog niet. Gelet op de inhoud van de begeleidingsovereenkomst en de algemene voorwaarden, ook in onderlinge samenhang bezien, heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter in onderhavige procedure te gelden dat het gebruik van de woning van meet af aan was gekoppeld aan de begeleiding van [gedaagde 2] door RIBWGO. Verder volgt uit de begeleidingsovereenkomst en de algemene voorwaarden dat de begeleiding overheerst ten opzichte van het gebruik van de woning. Uit artikel 26 lid 2 van de algemene voorwaarden vloeit immers voort dat, indien de begeleidingsovereenkomst mede inhield het bieden van een zelfstandige verblijfsruimte, er (uiterlijk) een maand de gelegenheid wordt geboden om de verblijfsruimte te ontruimen na het beëindigen van de begeleidingsovereenkomst op grond van artikel 26 lid 1 van de algemene voorwaarden, waarbij in het onderhavig geval sprake is van de situatie als omschreven in artikel 26 lid 1, aanhef, en onder d, van de algemene voorwaarden. Dit betekent dat het recht op het gebruik van de woning afhankelijk is gesteld van de medewerking aan de uitvoering van de begeleidingsovereenkomst. De begeleidingsovereenkomst is daarmee niet op een lijn te stellen met een huurovereenkomst. Het moet er dus voor worden gehouden dat geen beroep op huurbescherming kan worden gedaan.
4.4.
RIBWGO vordert dat [gedaagde 2] de woning dient te verlaten en te ontruimen. Daarbij stelt zij - samengevat weergegeven - dat [gedaagde 2] , ondanks dat hij daar veelvuldig op is gewezen, zijn verantwoordelijkheden uit de begeleidingsovereenkomst herhaaldelijk weigert na te komen. [gedaagde 2] heeft zich niet bereid getoond zijn gedrag (structureel) te veranderen. Inmiddels is een zodanige situatie ontstaan dat het laten voortduren van de begeleidingsovereenkomst in redelijkheid niet langer van RIBWGO kan worden verlangd. De begeleiding van [gedaagde 2] is onmogelijk geworden door bedreigingen, intimidaties, stalken, schreeuwen, weigeren et cetera. De verblijfsruimte wordt verwaarloosd doordat [gedaagde 2] zijn huishouden en zelfzorg verwaarloost. Voorts heeft [gedaagde 2] diverse brandgevaarlijke situaties laten ontstaan die gevaarzettend zijn. [gedaagde 2] veroorzaakt overlast en ruzie in zijn omgeving en zowel Livio als medebewoners voelen zich bedreigd door [gedaagde 2] . [gedaagde 2] is niet bereid gemaakte afspraken na te komen en de uitgangspunten van de begeleiding en organisatie van RIBWGO te accepteren. Dit alles leidt ertoe dat [gedaagde 2] onbegeleidbaar is.
4.5.
De gronden waarop de opzegging van de begeleidingsovereenkomst is gebaseerd worden weliswaar door [gedaagde 2] betwist, maar in het licht van de uitgebreide onderbouwing van RIBWGO, waarbij zij tal van situaties/incidenten heeft vermeld in de dagvaarding, is dit onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Uit de uitgebreide onderbouwing van RIBWGO komt een patroon naar voren dat [gedaagde 2] door zijn gedrag structureel problemen en overlast veroorzaakt in zijn omgeving en dat hij niet bereid is om afspraken met RIBWGO te maken dan wel na te komen. Bovendien blijkt uit het verhandelde ter zitting dat [gedaagde 2] zich op het standpunt stelt dat het beleid van RIBWGO niet deugt. Met inachtneming van het vorenoverwogene en nu [gedaagde 2] zich niet kan verenigen met het beleid van en begeleiding door RIBWGO, kan van RIBWGO niet (langer) worden verlangd [gedaagde 2] te begeleiden en is de begeleidingsovereenkomst, op goede gronden beëindigd.
4.6.
Nu het recht op het gebruik van de woning afhankelijk is gesteld van de medewerking aan de uitvoering van de begeleidingsovereenkomst zal de gevorderde ontruiming worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis zal hanteren. [gedaagde 2] wordt op deze wijze in de gelegenheid gesteld om een vervangende woonruimte te vinden. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat [gedaagde 2] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd dat hij zijn medewerking zal verlenen aan een gesprek met CIMOT, de centrale toegang tot maatschappelijke opvang en beschermd wonen in Twente, te Enschede, waarin zijn situatie en het zoeken naar alternatieve woonruimte aan de orde zal komen.
4.7.
[gedaagde 1] zal in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 2] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van RIBWGO worden begroot op € 706,31 aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart RIBWGO niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens [gedaagde 2] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres]
[woonplaats] met al diegenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt (behoudens indien en voor zover dat eigendommen van RIBWGO zijn) volledig en behoorlijk te (doen) verlaten en te (doen) ontruimen en met en met afgifte van de sleutels van deze woning aan RIBWGO ter vrije beschikking te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden.
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van RIBWGO tot op heden begroot op € 1.522,31,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2016. [1]

Voetnoten

1.type: