ECLI:NL:RBOVE:2016:4668

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
08.760283-15, 08.034412-15, 08.145151-16 en 08.169894-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met brandstichting, vernieling, belediging en mishandeling

Op 24 november 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting, vernieling, belediging en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2015 in Raalte brand heeft gesticht in de tuin van een woning, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft hij opzettelijk een glazen deur vernield en een medebewoner beledigd en mishandeld in een opvanghuis in Zwolle op 13 juli 2016. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een verplichting tot behandeling in de Piet Roordakliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een werkstraf van 180 uren afgewezen en in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 10 november 2016, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.760283-15, 08.034412-15, 08.145151-16 en 08.169894-15 (tul) (P)
Datum vonnis: 24 november 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats],
wonende [adres 1] te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Stad en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. van der Steeg, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
wat betreft parketnummer 08.760283-15
1. hij op of omstreeks 21 december 2015 te gemeente Raalte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning aan de [adres 2], met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een of meerder papieren bescheiden, althans brandbare materialen, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 21 december 2015 te gemeente Raalte, in een woning aan de
[adres 2], een vuur heeft aangelegd, gevoed of onderhouden op zo korte afstand van gebouwen of goederen, dat daardoor brandgevaar kon ontstaan;
2. hij op of omstreeks 21 december 2015 te gemeente Raalte ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning aan de [adres 2], met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een kleed/karpet, althans een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 21 december 2015 te gemeente Raalte, in een woning aan de [adres 2], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :“Ik steek de boel in de fik” en/of “Ik zet de hele toko in de fik en het maakt mij niet uit dat ik er middenin zit”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarbij hij, verdachte, vervolgens een aansteker heeft gepakt, deze heeft ontstoken en deze brandende aansteker bij een karpet heeft gehouden;
3. hij op of omstreeks 21 december 2015 te gemeente Raalte, in een (achter)tuin behorende bij de woning aan de [adres 2], opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papieren bescheiden, althans met brandbare materialen, ten gevolge waarvan die papieren bescheiden, althans brandbare materialen, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4. hij op of omstreeks 21 december 2015 te gemeente Raalte, in een woning aan de [adres 2], opzettelijk en wederrechtelijk een glazen deur/raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5. hij op of omstreeks 04 juli 2015 te gemeente Raalte, althans elders in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door na een worsteling om een telefoon met die [slachtoffer 1]
-achter haar aan te rennen en/of
-haar bij de keel te pakken en/of
-haar met een hand bij de keel iets omhoog te drukken tegen een deur en/of
-waarbij zij zich verzette en blauwe plekken bekwam;
wat betreft parketnummer 08.034412-15
hij in of omstreeks 1 januari 2014 tot en met 3 juli 2014 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen (telkens) meermalen:
- de woning van voornoemde [slachtoffer 2] bezocht en/of betreden
- voornoemde [slachtoffer 2] in haar woning en/of daarbuiten bezocht en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] gebeld en/of
- sms- en/of WhatsApp-berichten verstuurd naar die [slachtoffer 2] en/of
- steentjes tegen het raam van voornoemde [slachtoffer 2] gegooid;
wat betreft parketnummer 08.145151-16
1. hij op of omstreeks 13 juli 2016 in de gemeente Zwolle, opzettelijk beledigend een persoon, te weten [slachtoffer 3], in het openbaar in het gezicht heeft gespuugd;
2. hij op of omstreeks 13 juli 2016 in de gemeente Zwolle, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (hardhandig) bij/om de keel/hals vast te pakken/grijpen en/of (vervolgens) de keel/hals dicht te drukken/knijpen en/of door (met zijn hele lichaam/gewicht) op de borstkas, althans op het lichaam, van die [slachtoffer 3] te gaan zitten.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder parketnummer:
  • 08.760283-15 feit 1 primair, feit 3 en feit 4;
  • 08.034412-15;
  • 08.145151-16 feit 1 en feit 2,
tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij dienen aan verdachte bijzondere voorwaarden te worden opgelegd, inhoudende een meldplicht, een opname in een zorginstelling (klinische behandeling), een ambulante behandelverplichting en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Wat de officier van justitie betreft dienen deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Voor het overige heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Anders dan de officier van justitie heeft de raadsvrouw van verdachte zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer:
  • 08.760283-15 onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, en 5 ten laste gelegde, en
  • 08.034412-15 ten laste gelegde.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Wat betreft parketnummer 08.760283-15
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft weliswaar bij de politie verklaard dat hij in de gootsteen papieren heeft verbrand, maar niet is vastgesteld dat daardoor gemeen gevaar van goederen te duchten was. Indien papier in een gootsteen wordt verbrand, vat dit papier in het algemeen snel vlam en is dat snel opgebrand, zonder gevaar voor uitbreiding van de brand. Daarbij komt dat, blijkens een foto uit het dossier betreffende de situatie ter plekke, het keukenkastje slechts half boven de gootsteen hangt en dat aangeefster heeft verklaard dat zij bij thuiskomst geen vlammen heeft gezien, alleen verbrand papier.
Ook het subsidiair tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat door het verbranden van de papieren (die geen voorwerpen zijn, bestemd om in brand gestoken te worden) in de gootsteen daadwerkelijk een vuur is aangelegd. Hiermee ontbreekt ook de gevaarzetting.
Feit 2
Ten aanzien van het als feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde wordt de aangifte van aangeefster niet ondersteund door de overige bewijsmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Feit 3
De rechtbank constateert dat niet ter discussie staat dat verdachte op 21 december 2015 in Raalte in de tuin brand heeft gesticht door het verbranden van papieren. Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij wel gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Zo volgt uit de verklaring van getuige [getuige 1], lid van de vrijwillige brandweer van Raalte, dat er een grote kans van overslag van de brand naar de woning was. Uit het sporenonderzoek volgt dat stralingswarmte van het vuur de houten bijkeukendeur zou hebben kunnen doen ontbranden. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan.
Feit 4
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 22 december 2015 [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 december 2015 [3] .
Feit 5
Ten aanzien van feit 5 heeft (enkel) aangeefster belastend over verdachte verklaard. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft mishandeld. Aangeefster heeft weliswaar foto’s overgelegd met daarop zichtbare blauwe plekken, maar de locaties van deze plekken op de armen en rug van aangeefster passen niet bij de verdachte verweten handelingen van het bij de keel pakken, zoals dat ten laste is gelegd. Omdat de aangifte niet wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Wat betreft parketnummer 08.034412-15
Aangeefster heeft aangifte en klacht gedaan van stalking door verdachte in de periode van
1 januari 2014 tot en met 3 juli 2014. Volgens aangeefster ontving zij in deze periode telefonische berichten van verdachte, belde verdachte haar en stond hij bij haar woning.
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zijn verschillende factoren van belang, te weten:
de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Naar het oordeel van de rechtbank kan het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen, omdat de bovengenoemde criteria niet kunnen worden getoetst. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij heel veel berichten aan aangeefster heeft verstuurd, maar in het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen waaruit kan worden opgemaakt wat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte zijn geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Wat betreft parketnummer 08.145151-16
Feit 1
Aangever heeft aangifte gedaan van belediging door verdachte. Volgens aangever heeft verdachte hem in het openbaar gespuugd en hem daarmee beledigd. Deze verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2], die heeft gezien dat verdachte aangever in de gezamenlijke eetruimte in het gezicht spuugde.
De camerabeelden (zoals volgt uit het proces-verbaal van bevindingen) ondersteunen de aangifte eveneens. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij aangever in het gezicht heeft gespuugd. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de belediging, zoals ten laste gelegd, aanwezig.
Feit 2
Aangever heeft ook aangifte gedaan van mishandeling. Aangever heeft verklaard dat verdachte naar zijn kamer kwam en dat verdachte hem met kracht bij zijn keel greep. Daarna ging verdachte met zijn hele lichaam bovenop aangever zitten. Deze aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2]. [getuige 2] heeft de deur van de kamer van aangever geopend en zag dat verdachte bovenop aangever lag en één hand om de keel van aangever had. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij naar de kamer van aangever is gegaan en hem om zijn nek heeft gepakt. De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte
  • in de zaak met parketnummer 08.760283-15 als feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair en subsidiair en feit 5, en
  • in de zaak met parketnummer 08.034412-15,
is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het
  • in de zaak met parketnummer 08.760283-15 als feit 3 en feit 4, en
  • in de zaak met parketnummer 08.145151-16 als feit 1 en feit 2,
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
wat betreft parketnummer 08.760283-15
feit 3
hij op 21 december 2015 te gemeente Raalte, in een (achter)tuin behorende bij de woning aan de [adres 2], opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met papieren bescheiden, ten gevolge waarvan die papieren bescheiden geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
feit 4
hij op 21 december 2015 te gemeente Raalte, in een woning aan de [adres 2], opzettelijk en wederrechtelijk een glazen deur, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd;
wat betreft parketnummer 08.145151-16
feit 1
hij op 13 juli 2016 in de gemeente Zwolle, opzettelijk beledigend een persoon, te weten [slachtoffer 3], in het openbaar in het gezicht heeft gespuugd;
feit 2
hij op 13 juli 2016 in de gemeente Zwolle, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (hardhandig) bij de keel vast te pakken en door (met zijn hele lichaam/gewicht) op de borstkas van die [slachtoffer 3] te gaan zitten.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
wat betreft parketnummer 08.760283-15
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
wat betreft parketnummer 08.145151-16
feit 1
het misdrijf:
eenvoudige belediging, strafbaar gesteld bij artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Zo heeft hij brand gesticht in de tuin van [slachtoffer 1], waardoor er gevaar voor goederen te duchten is geweest. Hij heeft een glazen deur in haarwoning beschadigd, door daar een bierflesje tegenaan te gooien. Verder heeft hij in dak- en thuislozenopvang [opvang] een medebewoner, [slachtoffer 3], beledigd (door hem in het gezicht te spugen) en mishandeld (door hem bij de keel vast te pakken en op zijn borstkas te gaan zitten). Uit de verklaringen van verdachte, die zich niet alles meer kan herinneren, lijkt te volgen dat verdachte bij alle door hem gepleegde strafbare feiten een flinke hoeveelheid alcohol had gedronken. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Er is, in het kader van deze strafzaak, over de persoon van verdachte gerapporteerd door M.H. Bakkes, GZ-psycholoog, zoals blijkt uit het Pro Justitia rapport van 19 maart 2016. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde brandstichting op 21 december 2015 sprake was van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholmisbruik en een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en narcistische problematiek. De psycholoog, die in zijn onderzoek alleen de ten laste gelegde bedreiging en brandstichting ter beoordeling voorgelegd heeft gekregen, heeft zich ten aanzien van de brandstichting onthouden van een advies aangaande de toerekeningsvatbaarheid.
Reclassering Nederland heeft op 8 november 2016 een reclasseringsadvies uitgebracht, opgemaakt door I. Zielman, reclasseringswerker. Geadviseerd is een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een opname in zorginstelling, een ambulante behandelverplichting en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan voor verdachte een stok achter deur zijn om mee te blijven werken met de reclassering. Verdachte is aangemeld bij de Piet Roordakliniek. Het risico op recidive, op onttrekken aan voorwaarden en op letstelschade wordt ingeschat op gemiddeld.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 oktober 2016. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte zowel in 2012 als in 2015 is veroordeeld voor mishandeling (huiselijk geweld).
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat bij de brandstichting slechts sprake is geweest van een geringe gevaarzetting.
De rechtbank ziet, alles afwegende, aanleiding een straf op te leggen die vooral ziet op het voorkomen van recidive. In dat kader wil de rechtbank verdachte de kans geven zich te laten behandelen in de Piet Roordakliniek. Om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken, zal de rechtbank als forse stok achter de deur een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk doen zijn. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 255 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren passend. Omdat de tijd, die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt afgetrokken, hoeft verdachte niet opnieuw de gevangenis in.
De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het uitgebrachte reclasseringsrapport zijn geadviseerd en hierna in het dictum zijn omschreven.
De rechtbank ziet geen aanleiding de verzochte dadelijke uitvoerbaarheid uit te spreken, aangezien niet aan de in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht gestelde eisen is voldaan.
Naast de gevangenisstraf zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 100 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij in de zaak met parketnummer 08.760283-15
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 80,- (zegge: tachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit materiële schade (deurmat, decoratie, rookmelder, vazen).
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten 3 en 4 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de deurmat, de decoratie, de rookmelder en de vazen van het slachtoffer.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 16 oktober 2015 van de politierechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, in de zaak met parketnummer 08.169894-15, is verdachte veroordeeld tot – voor zover hier van belang – een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Bij vordering van 14 juli 2016 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren te gelasten.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet gebleken. De rechtbank vindt echter aanleiding om de ten uitvoer te leggen vrijheidsstraf om te zetten in een taakstraf. De rechtbank zal dan ook een taakstraf gelasten voor de duur van 160 uren, gelasten.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.760283-15 onder
1. primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 5 tenlastegelegde en het onder parketnummer 08.034412-15 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08.760283-15 onder 3 en 4 tenlastegelegde en het onder parketnummer 08.145151-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
wat betreft parketnummer 08.760283-15
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
wat betreft parketnummer 08.145151-16
feit 1
het misdrijf:
eenvoudige belediging;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08.169894-15
- gelast een taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 160 uren, in plaats van de
tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van 16 oktober 2015 van de politierechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wat betreft parketnummer 08.760283-15
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2015624172. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent, op 22 december 2015, pagina 03, onder meer inhoudende:
(…) Op een gegeven moment zag ik dat een man, die later bleek de verdachte, een vuur maken in de achtertuin. Ik zag dat hij vanuit de woning materiaal op het vuur gooide.
Ik zag dat het vuur ongeveer 1 meter van de woning af gemaakt werd. Ik zag dat het vuur een doorsnede had van ongeveer een meter en ik zag dat de vlammen tussen de 1 en twee meter hoog waren.
Ik zag dat de verdachte het vuur gaande hield en groter bleef maken door spullen op het vuur te gooien. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 23 december 2015, pagina 22-23, onder meer inhoudende:
(…) Ter plaatse zag ik in de achtertuin een grote berg papier in de brand staan. (…) Binnen een meter uit de gevel van de woning en de berging, zag ik een brandhaard van ongeveer 1 vierkante meter. Deze brand brandde flink. Ik zag dat er een grote kans van overslag was van de brand naar de woning. (…)
3.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier, op 23 december 2015, pagina 24, onder meer inhoudende:
(…) Op woensdag 23 december 2015 te 11:32 uur, werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker (…) een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot brandstichting, gepleegd op maandag 21 december 2015 te 23:39 uur. (…)
Het onderzoek is verricht in een woning (…) te [adres 2], (…) Raalte. (…)
Ik zag op aanwijzen van de bewoonster van de woning enkele plekken achter de woning waar een brand gewoed had. Ik zag dat deze verbrande plek bedekt was met verbrand papier.
Ik zag in de achtertuin dat in de rolcontainer verschillende stapels papieren lagen. Ik zag dat dit papier door vuur was aangetast. (…)
De brand in de achtertuin heeft een geringe gevaarzetting gehad daar deze brand in een open en geventileerde ruimte plaats vond. Stralingswarmte van het vuur zou de houten bijkeuken deur wel kunnen hebben doen ontbranden. (…)
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 december 2016, pagina 27-30, onder meer inhoudende:
(…) Ik heb mijn (…) eigen papieren verbrand in de achtertuin (…).
Wat betreft parketnummer 08.145151-16
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met registratienummer PL0600-2016346890. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 juli 2016, pagina 09-10, onder meer inhoudende:
(…) Vanavond op 13 juli 2016 is het geëscaleerd. (…) Een andere bewoner genaamd [verdachte] stond op de buitenplaats. Ik zag dat bij naar mij toe kwam lopen. (…) Op een gegeven moment stonden [verdachte] en ik bijna neus aan neus. Hij spuugde mij 2 of 3 keer recht in mijn gezicht. Ik voelde mij beledigd. Ik vond dit respectloos. Andere bewoners hebben dit zien gebeuren. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 13 juli 2016, pagina 11-12, onder meer inhoudende:
(…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 3] in het gezicht spuugde. Ik vond de situatie erg bedreigend, [verdachte] stond namelijk erg dicht op [slachtoffer 3]. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2016, pagina 13-17, onder meer inhoudende:
(…) Hij heeft mij in mijn gezocht gespuugd en ik hem ook. (…)
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier, van 15 juli 2016, onder meer inhoudende:
(…) Op donderdag 14 juli 2016 werden door mij de beelden uitgekeken die waren aangeleverd door (…) [opvang] (…) Zwolle. (…)
Elke keer met een dreigende houding waarbij de verdachte zich breed maakt en vervolgens heel dicht op de aangever gaat staan. Bij een tweetal van dit soort momenten spuugt de verdachte de aangever in zijn gezicht. Dit zie ik, verbalisant [verbalisant 3], op de beelden omdat ik, verbalisant [verbalisant 3], duidelijk kan zien dat de aangever op twee momenten bewegingen maakt met zijn handen om zijn gezicht te verschonen van het spuug. (…)
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 juli 2016, pagina 09-10, onder meer inhoudende:
(…) Plaats delict: (…) Zwolle (…)
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict (…).
Vanavond op 13 juli 2016 is het geëscaleerd. (…) Opeens stond [verdachte] (…) op mijn kamer. (…) Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn keel greep. Hij stond voor mij en hij greep met twee handen mijn keel vast. Ik voelde dat hij dit met kracht deed. Ik probeerde met mijn handen zijn handen los te maken maar dit lukte niet. Vervolgens kwam hij met zijn hele lichaam bovenop mij zitten. Toen [verdachte] bovenop mij kwam zitten voelde ik pijnscheuten in mijn ribbenkast. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 13 juli 2016, pagina 11-12, onder meer inhoudende:
(…) Omstreeks 21.30 uur zag ik dat [verdachte] de kamer van [slachtoffer 3] binnenging. Ik deed de kamerdeur open. Ik zag dat [slachtoffer 3] half op de grond, half op het bed lag. Ik zag dat [verdachte] bovenop hem lag en een (1) hand om de keel van [slachtoffer 3] had. (…) Ik zag dat [slachtoffer 3] in paniek was. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2016, pagina 13-17, onder meer inhoudende:
(…) Ik ben naar zijn kamer gegaan (…). Ik heb om zijn nek gepakt met mijn rechter arm. Ik heb hem in de houdgreep gehad (…)

Voetnoten

1.In de zaak met parketnummer 08.760283-15 wordt hierna telkens verwezen naar processen-verbaal uit het dossier van Politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2015624172. Het betreffen in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte van 22 december 2015, pag. 04-08.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 december 2015, pag. 27-30.