In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.W.J. Ruiter, en het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, vertegenwoordigd door A. Guliker en medewerkers S.A.P. Bruns Bosscha en M.P. de Boer. Eiseres had een indicatie voor huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aangevraagd, die aanvankelijk was vastgesteld op 3,5 uur per week. Na de invoering van de Wmo 2015 werd deze indicatie herzien naar een resultaatgerichte indicatie van een 'schoon en leefbaar huis', wat feitelijk neerkwam op 2,5 uur ondersteuning per week. Eiseres was van mening dat de verlaging van de uren niet gemotiveerd was en dat de zorgaanbieder niet in staat was om het resultaat te behalen met de verminderde ondersteuning.
De rechtbank oordeelde dat de herziening van de indicatie niet voldoende was onderbouwd en dat er geen objectief onderzoek was uitgevoerd naar de situatie van eiseres. De rechtbank stelde vast dat de zorgaanbieder het onderzoek had uitgevoerd zonder dat er een mandaat was verleend door het college, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank concludeerde dat er geen wijziging in de situatie van eiseres was aangetoond en dat de eerdere indicatie herleefde. Het bestreden besluit werd vernietigd en het griffierecht werd aan eiseres vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak van een gedegen onderzoek bij herziening van bestaande aanspraken op basis van de Wmo 2015.