ECLI:NL:RBOVE:2016:4151
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Strafvervolging voor economische delicten in de landbouwsector met betrekking tot dierenwelzijn en medicijngebruik
In deze zaak, behandeld door de economische politierechter van de Rechtbank Overijssel, stond de Maatschap [verdachte] terecht voor economische delicten gerelateerd aan de afvoer van kuikens naar de slacht zonder inachtneming van de wettelijke wachttermijnen en het niet voeren van de vereiste administratie. De zaak is ontstaan na een eerdere subsidiekorting opgelegd door de staatssecretaris, wat leidde tot de vraag of de strafvervolging in strijd was met het ne bis in idem-beginsel. De economische politierechter oordeelde dat de vervolging een inbreuk vormde op dit beginsel, zoals vastgelegd in artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De officier van justitie was van mening dat de subsidiekorting geen straf was en dat de vervolging dus ontvankelijk was. De rechter oordeelde echter dat de strafvervolging en de administratieve sanctie voortkwamen uit hetzelfde feit, wat leidde tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging voor feit 1. Voor de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op het aanbieden van vleeskuikens met een te hoog residugehalte aan antibiotica, werd de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf. De uitspraak werd gedaan op 24 oktober 2016, na een zitting op 15 april en 10 oktober 2016, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.B. Boone.