ECLI:NL:RBOVE:2016:4095

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
08.208669-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens noodweer na mishandeling

Op 25 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van (zware) mishandeling. De zaak vond plaats in Zwolle en was het resultaat van een incident dat zich op 14 oktober 2015 had voorgedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd het slachtoffer, na een woordenwisseling, meerdere keren met zijn hand of vuist te hebben geslagen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. Tijdens de zitting op 11 oktober 2016 werd de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Veen, besproken, evenals de verdediging door mr. U. Yildirim, advocaat van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De feiten die niet ter discussie stonden, waren dat de verdachte het slachtoffer had geslagen, maar dat het slachtoffer ook een klap had uitgedeeld aan de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een noodweersituatie, waarbij de verdachte zich verdedigde tegen een wederrechtelijke aanranding. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij wederrechtelijk had gehandeld.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de noodweer als rechtvaardigingsgrond werd erkend. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.208669-15 (P)
Datum vonnis: 25 oktober 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2016 na verwijzing op 12 februari 2016 door de politierechter naar de meervoudige kamer. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Veen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. U. Yildirim, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
[slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, dan wel dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen of dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging – zoals gewijzigd ter terechtzitting van 11 oktober 2016 – aan de verdachte, dat:
Primair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Zwolle, [slachtoffer] heeft mishandeld door een (of meerdere) malen (met kracht) met zijn hand en/of vuist een klap/stoot te geven tegen het lichaam en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de kaak en/of de neus van die [slachtoffer] ,
waarna die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een hersenschudding en/of
- een bloeding in het hoofd en/of
- een gebroken neus en/of
- een gebroken jukbeen en/of
- een zwelling rondom het oog en/of
- onderhuids bloedverlies rondom het oog (een blauw oog) en/of
- een zwelling rond het linker kaakgewricht en/of
- onderhuids bloedverlies rond het linker kaakgewricht en/of
- kneuzing van een aantal ribben en/of
- een gebroken rib en/of
- een schaafwond op de rechter bil en/of
- een schaafwond op de rechter arm en/of
- een enkelbreuk en/of
- gebroken middenvoetsbeentjes en/of
- een ontwrichting van het gewricht tussen het eerste middenvoetsbeentje en de voetbasis en/of
- schaafwonden aan het rechter been en/of de knie en/of de voet,

ten gevolge heeft gehad;

Subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Zwolle,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een (of meerdere) malen (met kracht) met zijn hand en/of vuist een klap/stoot heeft gegeven tegen het lichaam en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de kaak en/of de neus van die [slachtoffer] , waarna die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2015 te Zwolle,
[slachtoffer] heeft mishandeld door een (of meerdere) malen (met kracht) met zijn hand en/of vuist een klap/stoot te geven tegen het lichaam en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de kaak en/of de neus van die [slachtoffer] , waarna die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde ontslagen wordt van alle rechtsvervolging.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte [slachtoffer] , hierna: het slachtoffer, twee of drie keer met zijn hand/vuist tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en dat deze daarbij ten val is gekomen.
Evenmin staat ter discussie dat het slachtoffer daaraan voorafgaand vanuit zijn woning - na een discussie waarbij verdachte zich op straat bevond en het latere slachtoffer in zijn woning was voor een geopend raam - snel op verdachte is toe komen lopen en dat het slachtoffer verdachte daarbij een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Op dat moment stond verdachte met zijn rug tegen de muur, met zijn fiets schuin voor zich, waardoor de enige kant die hij op kon gaan de richting was van waaruit het slachtoffer kwam.
Verdachte heeft het slachtoffer een klap gegeven, waarbij deze ten val is gekomen. Het slachtoffer is vervolgens direct weer opgestaan en is wederom op verdachte afgelopen. Verdachte heeft het slachtoffer daarop nogmaals geslagen. Nadat de zoon van het slachtoffer tussenbeide kwam, heeft verdachte zich uit de voeten kunnen maken.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het beroep op noodweer acht de officier van justitie toewijsbaar, waardoor verdachte in zijn visie ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
De verdediging heeft bepleit dat het lichamelijk letsel niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, omdat het letsel aan de voet/het been van het slachtoffer in alle redelijkheid niet gezien kan worden als een gevolg van de klap die verdachte het slachtoffer in het gezicht gegeven heeft. Welke variant van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden, heeft de verdediging overgelaten aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft bepleit dat er sprake was van een noodweersituatie, te weten een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht op het lijf van verdachte, waartegen verdachte zich noodzakelijk en proportioneel verdedigd heeft. Gelet hierop moet verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor onder 5.1 geschetste feiten en omstandigheden aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een noodweersituatie, waarbij de verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen. De rechtbank acht de daarbij door verdachte gehanteerde wijze van verdediging geboden en proportioneel. Dit betekent dat verdachte zich tegen het handelen van het slachtoffer heeft mogen verdedigen zoals hij heeft gedaan, terwijl voor verdachte, gelet op de plek waar hij stond ten opzichte van het slachtoffer, geen alternatief voorhanden was.
Zoals de Hoge Raad heeft uitgelegd in zijn arrest van 5 juli 2011 [1] wordt in de term ‘mishandeling’ mede de ‘wederrechtelijkheid’ van de gedraging tot uitdrukking gebracht. Onder mishandeling wordt daarom verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. De ernst van het letsel doet daarbij niet ter zake.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld, hetgeen betekent dat er sprake is van een rechtvaardigingsgrond als hiervoor bedoeld. Om die reden kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de ten laste gelegde gedraging van verdachte ‘wederrechtelijk’ was. De verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling, opzet is vereist op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier noch uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is de rechtbank gebleken dat verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Evenmin is de rechtbank gebleken dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Omdat het vereiste ‘opzet’ aldus niet kan worden bewezen, zal verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat voor de meer subsidiair tenlastegelegde eenvoudige mishandeling hetzelfde geldt als voor het primair tenlastegelegde in die zin dat vanwege de aangenomen noodweersituatie (rechtvaardigingsgrond) ook hier de ‘wederrechtelijkheid’ van het handelen van verdachte niet kan worden bewezen. De verdachte zal daarom ook van het meer subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem zal vrijspreken.

6.De vordering van de benadeelde partij

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , in haar vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr.
C.H. Beuker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2016.
Mr. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.