2.7.In de Nota van Inlichtingen is onder meer - voor zover relevant - het volgende vermeld (waarbij niet (exact) de opmaak van het document is gevolgd).
“Vraag 31:
In het rectificatie document verzonden 26 mei 2016 geeft u aan dat de weging van EMVI is gewijzigd. (...). Vraag welke wij hebben heeft betrekking op de vervangingstabel met fictieve aftrek per rapportcijfer. U schrijft in het bestek dat u wilt gunnen op basis van de economisch meest voordelige inschrijving. In onze visie is dit niet realiseerbaar door de grote verschillen in het toekennen van fictieve waardebedragen per rapportcijfer. Zo is het verschil in fictieve waarde tussen rapportcijfer 8 en 10 factor 2 wat kan uitmonden in een totaal verschil tussen beide rapportcijfers G1, G2 en G3 van € 980.000. De waardetoekenning tussen deze rapportcijfers is buitenproportioneel groot gezien de te verwachte financiële omvang van dit bestek. Het verschil is zo groot dat inschrijver met de hoogste score op alle kwalitatief plannen heeft ten alle tijden het bestek wint. Hierbij mag inschrijver bij deze specifieke waarde toekenning ook nog eens € 980.000 duurder zijn. Hiermee kan een substantieel prijs verschil op de totale inschrijving van bijvoorbeeld 15 tot 30% tussen inschrijver 1 en 2 compleet te niet gedaan worden door een marginaal kwaliteitsverschil.Wij verzoeken u de fictieve waardeverschil tussen rapportcijfers proportioneel te laten zijn met de totaal te verwachten inschrijfsom van het bestek.
Antwoord:
In totaal weegt kwaliteit c.a. 70% mee. De Opdrachtgever heeft bewust gekozen om een groot verschil te hanteren tussen een 10 en een 8. De reden hiervoor is dat Opdrachtgever grote waarde hecht aan kwaliteit. Aanbestedende dienst zal de fictieve bedragen daarom ook niet aanpassen.”
(…)
“Vraag 33:
Op vraag 31 antwoordt u verder dat in totaal de kwaliteit c.a. 70% meeweegt. Wij begrijpen dit percentage niet. In de Aanbestedingsstukken is nergens gesteld en toegelicht dat de verhouding tussen prijs en kwaliteit 30/70 is. Hoe moeten wij deze verhouding zien in het licht van de methodiek ‘gunnen op waarde’ waarbij op de fictieve totale inschrijfprijs de totale fictieve waarde op de gunningscriteria in mindering wordt gebracht? En waarom vermeldt u dat sprake is vanc.a.70%? Dit is niet transparant. Graag ontvangen wij daarom aan de hand van een concreet voorbeeld alsnog een toelichting hierop zodat wij uw beoordelings- en gunningsystematiek voldoende begrijpen.
Antwoord:
In deze aanbesteding wordt, zoals u aangeeft, de methodiek Gunnen Op Waarde gehanteerd, waarbij de totaal behaalde kwaliteitswaarde in mindering wordt gebracht op de fictieve totale inschrijvingsprijs. De door inschrijvers in te dienen inschrijfprijzen en de door inschrijvers te behalen kwaliteitswaarde zijn altijd leidend voor de EMVI beoordelingsmethodiek. Het in de beantwoording op vraag 31 genoemde percentage is slechts indicatief, speelt geen formele rol in de weging en poogt hiermee enig inzicht te geven in de gekozen prijs/kwaliteitsverhouding. Hieronder een toelichting op het indicatief weergegeven percentage:
• Demaximaalte behalen kwaliteitswaarde (€1.960.000) staat op voorhand vast, deze is niet afhankelijk van de door inschrijvers in te dieneninschrijfprijzen.
• De uiteindelijke verhouding prijs/kwaliteit binnen de Gunnen Op Waarde methodiek is altijdafhankelijkvan de door inschrijvers in te dienen prijzen.
• Op basis van de interne prijsraming voor de fictieve totaalprijs vertegenwoordig de maximale kwaliteitswaarde grogweg een waarde van 70% daarvan.
Voorbeeld 1:Totale fictieve inschrijfsom inschrijver A: € 3.000.000, maximale kwaliteitswaarde € 1.960.000. Kwaliteitswaarde is hier circa 65%
Voorbeeld 2:Totale fictieve inschrijfsom Inschrijver B: € 2.500.000, maximale kwaliteitswaarde € 1.960.000. Kwaliteitswaarde is hier 78,4%.
Deze illustratieve voorbeelden laten zien dat het percentage prijs/kwaliteit op basis van de daadwerkelijk ingediende prijzen kan fluctueren en dus niet op voorhand vast staat. De als toelichting genoemde ca.70% is gerelateerd aan de interne raming.
Concluderend:De reeds vermelde kwaliteitswaarde blijft onverminderd in stand, waarbij de geaccepteerde methodiek Gunnen Op Waarde eveneens blijft gehanteerd.”
“Vraag 34:
In het antwoord op vraag 31 van de 1e Nota van Inlichtingen heeft u afwijzend gereageerd op ons verzoek om de fictieve waardeverschillen tussen de te behalen rapportcijfers op de kwalitatieve (sub)gunningscriteria G1, G2 en G3 aan te passen. De reden die u hiervoor geeft, is dat u grote waarde hecht aan kwaliteit. Dat u waarde hecht aan de kwaliteit van de inschrijvingen vinden wij op zich een goede zaak. Wel wijzen wij u erop dat u als aanbestedende dienst op grond van artikel 1.4 lid 2 Aw2012 dient zorg te dragen voor het leveren van zo veel mogelijk maatschappelijke waarde voor de door u te besteden publieke middelen bij het aangaan van een overeenkomst. In artikel 2.114 lid 1 Aw2012 wordt hier invulling aan gegeven door als uitgangspunt te nemen dat een overheidsopdracht wordt gegund op grond van het gunningcriterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’.Dit betekent dat u moet streven naar de beste prijs-/kwaliteitverhouding. De inschrijver die de beste prijs-kwaliteitverhouding aanbiedt, heeft recht op gunning van de opdracht. In dat geval wordt zo veel mogelijke maatschappelijke waarde gecreëerd. De gunningsystematiek die u nu toepast, is onverenigbaar met het gunningscriterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’. Uw systematiek leidt namelijk niet tot de ‘economisch meest voordelige inschrijving’. In paragraaf 1.4 van de Aanbestedingsleidraad heeft u toegelicht op welke wijze de rapportcijfers 2, 4, 6, 8 en 10 (onvoldoende, matig, slecht, voldoende, goed en uitstekend) op de subgunningscriteria G1, G2 en G3 door inschrijvers kunnen worden behaald. Gelet op uw methodiek van ‘gunnen op waarde’ vertegenwoordigt elke rapportcijfer per subgunningscriterium een bepaalde fictieve waarde in Euro’s die op de totale inschrijfprijs in mindering wordt gebracht. Wij hebben bezwaar tegen het substantiële verschil van deze fictieve aftrekwaardes per rapportcijfer. Het verschil in fictieve waarde tussen de rapportcijfers 8 en 10 is bijvoorbeeld factor 2. Ingeval een inschrijver op alle subgunningscriteria G1, G2 en G3 een 10 als rapportcijfer behaalt, dan ontstaat met de nummer 2 in rangorde een verschil in fictieve waarde van € 980.000,-.- Hoewel het kwalitatieve verschil van de inschrijvingen minimaal is (het verschil tussen uitstekend en goed), betekent dit dat de inschrijver die op de subgunningscriteria een 10 heeft behaald, met een inschrijfprijs die € 980.000,— hoger is dan de nummer 2, toch de aanbesteding wint. De winnaar van de aanbesteding kan dus € 980.000,— duurder zijn dan de nummer 2 ondanks dat de kwaliteit die hij aanbiedt slechts een fractie beter is. Naar ons oordeel leidt uw gunningssystematiek (meer in het bijzonder de weging van de rapportcijfers) daarom niet tot de ‘economisch meest voordelige inschrijving’, oftewel de besteprijs-/kwaliteitverhouding. Ons verzoek is daarom nogmaals om de weging van de subgunningscriteria (de fictieve aftrekwaardes) aan te passen zodanig dat maatschappelijke waarde door u wordt gecreëerd. Meer concreet moet het verschil tussen de fictieve waardes per rapportcijfer substantieel kleiner worden en in redelijke verhouding staan met de te verwachten inschrijfprijzen.
Antwoord:
Aanbestedende dienst gaat niet in op uw verzoek om de weging van de subgunningscriteria (de fictieve aftrekwaardes) aan te passen. Zoals ook al eerder is aangegeven in vraag 31 van de 1e Nota van Inlichtingen heeft Opdrachtgever bewust gekozen om een groot verschil te hanteren tussen de verschillende rapportcijfers, waarbij wordt opgemerkt dat de gekozen systematiek voor opdrachtgever onverminderd aansluit bij haar wens om te komen tot de Economisch Meest Voordelige Inschrijving met de voor opdrachtgever beste prijs/kwaliteitsverhouding.”2.8. Bij brief van 30 juni 2016 is namens [eiseres] (nogmaals) uiteengezet en onderbouwd waarom zij het niets eens is met de gunningsystematiek van de Provincie. Bij brief van 4 juli 2016 heeft de Provincie (de advocaat van) [eiseres] - kort gezegd - meegedeeld dat in de Nota van Inlichtingen de vraag van [eiseres] door haar reeds is beantwoord en dat zij daarom niet ingaat op de klacht/het dringende verzoek.