ECLI:NL:RBOVE:2016:3748

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
08.770262-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling en diefstal met taakstraf van 60 uur

Op 29 september 2016 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Hardenberg, die werd beschuldigd van heling en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. De zaak kwam aan het licht na de diefstal van een fiets en een geldwisselautomaat, waarbij de verdachte zijn schuur ter beschikking stelde voor het opslaan van gestolen goederen, waaronder vuurwerk. Tijdens de zitting op 15 september 2016 heeft de officier van justitie, mr. S.P. Revis, een werkstraf geëist. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de diefstal van de fiets en dat hij wist dat de geldautomaat van diefstal afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzetheling had gepleegd, omdat hij feitelijke zeggenschap had over de geldautomaat en niet heeft ingegrepen toen deze in zijn schuur werd opengebroken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de heling en diefstal voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het criminele circuit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770262-15
Datum vonnis: 29 september 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.P. Revis en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
van misdrijf afkomstige goederen voorhanden heeft gehad;
feit 2:
primair
een fiets heeft gestolen;
subsidiair
een van misdrijf afkomstig goed voorhanden heeft gehad;
feit 3:
een van misdrijf afkomstig goed voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.

hij in of omstreeks 30 december 2014 tot en met 01 januari 2015 te Hardenberg, althans in Nederland, een (grote) hoeveelheid vuurwerk (ter waarde van ongeveer 10.000 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed (eren) betrof;

2.

hij in of omstreeks de periode van 20 april 2015 tot en met 26 april 2015 te Hardenberg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 20 april 2015 tot en met 26 april 2015 te Hardenberg, althans in Nederland, een fiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.

hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 15 juni 2015 te Hardenberg, althans in Nederland, een geldwisselautomaat met inhoud heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed (eren) betrof.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Zijn cliënt zou niet de beschikkingsmacht hebben gehad over de (inhoud van de) geldwisselautomaat.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
feit 1 en 2 primair
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
feit 3
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte een geldwisselautomaat met inhoud voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het goed van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat op 10 juni 2015 uit een (bedrijfs)pand een geldwisselautomaat is gestolen door medeverdachte [medeverdachte] en zijn mededader. [medeverdachte] heeft bekend dat hij schuldig is aan deze diefstal en heeft tevens een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, inhoudende dat de geldwisselautomaat na de diefstal is overgebracht naar de schuur van verdachte en daar is opengebroken. Verdachte ontkent dit niet en heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat de geldwisselautomaat van diefstal afkomstig was.
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit en beargumenteerd dat zijn cliënt op geen enkel moment de beschikkingsmacht heeft gehad over de geldwisselautomaat, waardoor niet bewezen kan worden dat zijn cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan heling. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit standpunt en is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte in de gegeven omstandigheden niet op die wijze heeft gereageerd die van hem had mogen worden verwacht. Verdachte heeft – volgens zijn eigen verklaring bij de politie – de daders bij zijn schuur zien aankomen met achterop de fiets een vuilniszak met daarin een geldkist. Hij wist dat de geldautomaat van diefstal afkomstig was. Op dat moment heeft verdachte ervoor gekozen om toe te staan dat de automaat in het schuurtje werd geplaatst en aldaar werd opengebroken, in plaats van (bijvoorbeeld) de politie in te schakelen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen kan de conclusie worden getrokken dat verdachte door zijn handelen feitelijke zeggenschap heeft uitgeoefend over het goed, door toe te staan dat in de schuur van zijn woning (al dan niet met behulp van verdachte) beschikkingshandelingen met betrekking tot de geldwisselautomaat zijn verricht. Dat hij dit slechts gedurende een korte periode heeft gedaan (verdachte heeft verklaard dat de geldwisselautomaat ongeveer een uur in de schuur heeft gestaan), maakt dit niet anders.
Dat verdachte de dader(s) zou hebben gesommeerd om weg te gaan door (naar eigen zeggen) te zeggen ‘Ga maar weg, straks komt er iemand’, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Aangezien verdachte op het moment van het voorhanden krijgen wist dat de geldwisselautomaat van diefstal afkomstig was, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij omstreeks 30 december 2014 tot en met 01 januari 2015 te Hardenberg, een grote hoeveelheid vuurwerk voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 2 primair
hij in de periode van 20 april 2015 tot en met 26 april 2015 te Hardenberg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [bedrijf 1] of anderen;
feit 3
hij omstreeks de periode van 10 juni 2015 tot en met 15 juni 2015 te Hardenberg, een geldwisselautomaat met inhoud voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemd goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzetheling,
feit 2 primair
het misdrijf:
diefstal,
feit 3
het misdrijf:
opzetheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich niet alleen schuldig heeft gemaakt aan diefstal, maar zich ook anderszins heeft ingelaten met diefstallen die door andere personen zijn gepleegd, door zijn schuur ter beschikking te stellen om de gestolen spullen op te slaan (vuurwerk) dan wel open te breken (geldwisselautomaat). Op deze manier heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit. Door heling wordt het plegen van andere vermogensdelicten namelijk bevorderd.
Bij haar overweging heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 augustus 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar niet recentelijk, is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
2 primair het misdrijf:
diefstal;
3 het misdrijf:
opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mrs. T. Avedissian en F. Koster rechters, in tegenwoordigheid van A.A. de Haan-Geertsema als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Vechtdal, met nummers PL0600-2014247145, PL0600-20151911104 en PL0600-2015280208. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ten aanzien van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
feit 1
1. het proces-verbaal van aangifte van 31 december 2014, pagina 93-94;
2. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 juni 2015, pagina 236-237;
3. het proces-verbaal van verhoor getuige Wolters van 6 mei 2015, pagina 250-251.
feit 2 primair
1. het proces-verbaal van aangifte van 20 april 2015, pagina 85-86;
2. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 juni 2015, pagina 238-239;
3. het proces-verbaal van verhoor getuige Wolters van 6 mei 2015, pagina 248-249.
feit 3
1.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 juni 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina 234-235):
(…) Het is ongeveer 2 weken geleden (…) [naam 1] had een fiets bij zich met achterop een vuilniszak met daarin een geldkist. (…) In mijn schuur hebben [naam 1] en [medeverdachte] de geldkist opengemaakt met gereedschap. (…) Ik was buiten toen [naam 1] en [medeverdachte] de automaat open maakten, zij maakten hierbij veel lawaai. (…) Ik ben het schuurtje ingegaan en zag dat [naam 1] en [medeverdachte] het genoemde tasje bij zich hadden en ik hoorde het gerinkel van muntgeld uit die tas komen.(…) Ik wist dat de geldautomaat van diefstal afkomstig was. (…);
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 9 augustus 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina 205-207):
(…) Ik heb toen samen met [naam 1] de geldautomaat van de muur getrokken en deze in een vuilniszak gedaan. [naam 1] heeft deze op zijn fiets naar de woning van [verdachte] vervoerd. (…) Even later ben ik ook naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik zag toen dat [verdachte] en [naam 1] de geldautomaat openbraken met een klauwhamer. Ik zag dat er muntgeld uit kwam. (…);
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina 166):
(…) Vervolgens heb ik, verbalisant, samen met politieagent [verbalisant] (…) een gesprek gehad met [naam 2] . (…) Zij vertelde ons dat een tijdje terug [naam 1] bij haar in de schuur was geweest. Hij had een fiets en een hele grote tas of iets dergelijks bij zich. Zij hoorde dat er in de schuur veel lawaai werd veroorzaakt. (…) Een paar dagen hierna las zij op Facebook van de diefstal van een geldautomaat bij [bedrijf 2] . Zij dacht toen meteen dat [naam 1] de geldautomaat had gestolen en die in hun schuur had opengebroken. (…);
4.
Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] d.d. 11 juni 2015, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina 100-102):
(…) Ik doe namens [bedrijf 2] aangifte van diefstal door middel van verbreking gepleegd door meerdere personen. (…) Hierna ben ik naar achteren in de zaak gelopen. Normaal hangt hier, links achterin, een geldwisselautomaat. Ik zag dat deze van de muur was getrokken en dat deze in zijn geheel was weggenomen. (…) Op de grond, naast de plaats waar normaal de automaat hangt, zag ik de deksel van een prullenbak liggen. De prullenbak zelf is ook weggenomen. Later zag ik op de beelden van de bewakingscamera dat men de prullenbak heeft gebruikt om de geldautomaat mee te vervoeren. (…) De automaat was kort ervoor gevuld en bevatte geschat een bedrag van 1500 euro aan papier- en kleingeld. (…).