ECLI:NL:RBOVE:2016:3745

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
08.730400-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor inbraak en heling van gestolen goederen

Op 29 september 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een vonnis gewezen in de zaak tegen een 25-jarige man uit Hardenberg. De verdachte is veroordeeld voor inbraak in een bedrijfspand en het stelen van een geldwisselautomaat, evenals voor heling van gestolen goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 weken en een schadevergoeding van 2.700 euro aan het benadeelde bedrijf. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 15 september 2016, waar de officier van justitie, mr. S.P. Revis, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een geldwisselautomaat en andere goederen uit een vakantiewoning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden van het primair tenlastegelegde feit, maar wel van de subsidiaire feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte een bekennende verdachte was en dat de bewezenverklaring kon worden gebaseerd op de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, wat leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding vaststelde op 2.700 euro, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730400-15
Datum vonnis: 29 september 2016
Verstekvonnis (promis) van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
postadres: [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.P. Revis.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
tezamen met een of meer anderen, althans alleen, heeft ingebroken in een bedrijfspand;
feit 2:
primair
tezamen met een of meer anderen, althans alleen, heeft ingebroken in een woning;
subsidiair
zich schuldig heeft gemaakt aan heling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
Hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand heeft weggenomen een geldwisselautomaat (inhoudende Euro 1.500,--, althans enig geldbedrag) en/of een prullenbak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder
zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 06 oktober 2014 tot en met 07 december 2014 en/of de periode van 26 mei 2015 tot en met 18 juni 2015 te Rheezerveen, gemeente Hardenberg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vakantiewoning ( [bungalowpark] op de [adres 1] ) heeft weggenomen een schuurmachine en/of snoeischaar en/of flatscreen TV en/of broodrooster en/of sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel (door gebruikmaking van de eerder gestolen sleutels behorende bij voornoemde woning);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 21 juni 2015 te Rheezerveen, gemeente Hardenberg, althans in Nederland, een schuurmachine en/of snoeischaar en/of flatscreen TV en/of broodrooster en/of sleutelbos heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden en dat de onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
feit 2 primair
De rechtbank is, met de officier van justitie, van mening dat het onder 2 primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
feit 1 en feit 2 subsidiair
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 10 juni 2015 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (bedrijfs)pand heeft weggenomen een geldwisselautomaat (inhoudende enig geldbedrag) en een prullenbak, toebehorende aan [bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededader die geldwisselautomaat onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2 subsidiair
hij omstreeks 21 juni 2015 te Rheezerveen, gemeente Hardenberg, een schuurmachine en een flatscreen TV voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 juncto 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
opzetheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Op 10 juni 2015 heeft verdachte samen met een ander een geldwisselautomaat van de muur getrokken en meegenomen uit het pand waar (op dat moment) [bedrijf] was gevestigd.
Door de brutale wijze waarop verdachte en zijn medeverdachte deze diefstal hebben gepleegd, hebben zij er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Zij hebben daarbij een aanzienlijk bedrag buitgemaakt en schade aangericht. Daarnaast zijn bij verdachte enkele van diefstal afkomstige goederen aangetroffen, terwijl verdachte van die afkomst op de hoogte was. Ook hieruit blijkt van disrespect voor spullen die van een ander zijn.
Bij haar overweging heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 augustus 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld; in 2012 onder meer ook tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van een vermogensdelict. Kennelijk heeft die bestraffing hem er niet van weerhouden nieuwe vermogensdelicten te plegen. Dat heeft een straf verhogend effect bij het bepalen van de straf voor de thans bewezenverklaarde feiten.
De officier van justitie heeft als straf geëist een werkstraf voor de duur van 100 uren. De rechtbank is echter van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet op het strafblad van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.
Voor de duur van de gevangenisstraf is acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) terzake van gekwalificeerde vermogensdelicten.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Al het voorgaande, in combinatie met de wettelijke regels van samenloop en aftrek, maken dat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend en geboden acht.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam] , wonende te [adres 2] , heeft zich namens [bedrijf] voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.789,-.
De gevorderde schade bestaat uit de volgende materiële schadeposten:
- € 1.200,- geldwisselautomaat;
- € 1.500,- brief-kleingeld;
- € 800,- vloerreparatie;
- € 200,- wandreparatie;
- € 1.089,- kosten voor rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt tot een bedrag van € 3.789,- . Aangezien de schadeposten ‘vloerreparatie’ en wandreparatie’ niet voldoende zijn onderbouwd, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is en dat de vordering gegrond is voor wat betreft de schade in verband met de geldwisselautomaat (€ 1.200,00) en het brief-kleingeld (€ 1.500,00). Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.700,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand. De rechtbank matigt de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand echter tot een bedrag van
€ 200,-, uitgaande van het liquidatietarief voor (civielrechtelijke) kantonzaken met een hoofdsom tot € 5.000,-.
Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering voor zover onvoldoende is onderbouwd en een nadere onderbouwing door de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Dit deel van de vordering kan nog bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij [naam] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1 het misdrijf:
diefstal, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde
personen waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2 subsidiair het misdrijf:
opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam] (namens [bedrijf] ) van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 200,00;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk is in diens vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mrs. T. Avedissian en F. Koster rechters, in tegenwoordigheid van A.A. de Haan-Geertsema als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Vechtdal, met nummers PL0600-2015280208 en PL0600-2015295812 . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
feit 1
1. het proces-verbaal van aangifte van 11 juni 2015, pagina 100-102;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2015, pagina 154-156;
3. het proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2015, pagina 157-158;
4. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 juni 2015, pagina 197-204;
5. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 augustus 2015, pagina 205-207;
feit 2 subsidiair
1. het proces-verbaal van bevindingen van 26 juni 2015, pagina 159-160;
2. het proces-verbaal van verhoor aangever van 29 juni 2015, pagina 120-121;
3. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 augustus 2015, pagina 205-214.