ECLI:NL:RBOVE:2016:3477

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
08/730056-16 en 08/730345-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Deventer voor bedreiging en poging tot afpersing met een mes

Op 15 september 2016 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Deventer, die werd beschuldigd van bedreiging en poging tot afpersing. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De man heeft op 24 januari 2016 meerdere personen bedreigd met een mes, waaronder een politieman en zijn ex-vriendin. Hij heeft hen dreigende woorden toegesproken, zoals 'Ik steek je hartstikke dood' en heeft geprobeerd hen onder bedreiging van geweld geld af te persen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere strafbare feiten van de verdachte en zijn problematische achtergrond, waaronder psychische problemen en een geschiedenis van geweld.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/730056-16 en 08/730345-16 (P)
Datum vonnis: 15 september 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1987,
wonende te [woonplaats] ,
Huis van Bewaring Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.J. Wiegant en van wat door de verdachte en zijn raadsman
mr. A.C. Huisman, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08/730056-16 en 08/730345-16 tegen de verdachte aangebrachte zaken.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging aan de verdachte luidt, dat:
in de zaak met parketnummer 08/730056-16:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2016, in de gemeente Deventer, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) genomen en/of daarmee een/of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) gemaakt naar en/of in de richting van de keel/hals en/of het gezicht en/althans het hoofd
en/althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of heeft hij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (daarbij) opzettelijk dreigend toegevoegd de woorden: "Ik steek je hartstikke dood" en/of "Ik steek je in je kankerhart" en/of "Sodemieter op jij, ik schiet jou ook kapot" en/of "ik kom vanavond terug met een paar andere gasten en ik schiet iedereen overhoop hier" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 24 januari 2016, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van honderd Euro, in elk geval
enig bedrag aan geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zich, voorzien van een mes, althans van een scherp en/of puntig voorwerp, zich heeft begeven naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand(en) heeft genomen en/of daarmee één of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van de keel en/of de hals en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of heeft hij dat mes, althans dat scherpe en/of
puntige voorwerp getoond aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of heeft hij (daarbij) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend toegevoegd de woorden: "Ik steek je hartstikke dood" en/of -zakelijk weergegeven- dat hij honderd Euro van hem/hen wilde hebben en/of "100 Euro nu !!" terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
in de zaak met parketnummer 08/730345-16:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2016, in de gemeente Deventer, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn handen genomen en/of dat getoond aan die [slachtoffer 4] en/of daarmee ten overstaan van die [slachtoffer 4] gemanipuleerd en/of (daarbij) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 4] heeft toegevoegd de woorden "Ik snij je kop eraf. Ik steek je
neer, als je mij niet verteld waar mijn auto staat" en/of "Ik kom er direct aan. Ik zal bij jou alle ramen ingooien en ik zal je ook nog neersteken";
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2016, in de gemeente Deventer, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik weer in burger ben, dan vermoord ik die politieman die mij aangehouden en geboeid heeft" en/of "Ik zweer het je, als ik vrij ben, vermoord ik die politieman", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en welke woorden ter kennis van die [slachtoffer 5] zijn gebracht/gekomen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken dan wel op de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de voetnoten zijn genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08/730056-16 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 08/730345-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08/730056-16 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 08/730345-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08/730056-16 onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
verdachte heeft ontkend dat hij tegen de aangevers heeft gezegd dat hij € 100,- van hen wilde hebben. Verdachte heeft enkel de bedoeling gehad om een betalingsregeling voor zijn vader te treffen, niet om de aangevers op dat moment geld afhandig te maken. Gezien de wijze waarop de poging tot afpersing is ten laste gelegd, kan dan ook geen bewezenverklaring volgen.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 08/730056-16:
De rechtbank overweegt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen als volgt.
De rechtbank acht zowel de onder 1 ten laste gelegde bedreiging als de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen. Wat betreft de poging tot afpersing, die door verdachte wordt ontkend, stelt de rechtbank vast dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte gezegd dat hij 100 euro, dan wel geld, wilde hebben. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben daarbij gezien dat verdachte een mes in zijn handen had. Verdachte is mogelijk met een andere bedoeling - het treffen van een betalingsregeling voor zijn vader - naar aangever [slachtoffer 1] toegegaan, maar hij heeft wel bekend dat het om een geldkwestie ging. De rechtbank acht derhalve op grond van deze verklaringen voldoende bewijs voor de poging tot afpersing zoals ten laste gelegd, aanwezig.
De rechtbank overweegt dat in de zaak met parketnummer 08/730345-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- proces-verbaal van bevindingen; [2]
- aangifte [slachtoffer 4] ; [3]
- aangifte [slachtoffer 5] ; [4]
- verklaring verdachte. [5]
4.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08/730056-16 onder 1 en 2, en het in de zaak met parketnummer 08/730345-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 08/730056-16:
1.
hij op 24 januari 2016, in de gemeente Deventer, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand genomen en daarmee een/of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) gemaakt naar en/of in de richting van de keel/hals en/of het gezicht en/althans het hoofd en/althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en heeft hij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (daarbij) opzettelijk dreigend toegevoegd de woorden: "Ik steek je hartstikke dood" en/of "Ik steek je in je kankerhart" en/of "Sodemieter op jij, ik schiet jou ook kapot" en/of "ik kom vanavond terug met een paar andere gasten en ik schiet iedereen overhoop hier" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 24 januari 2016, in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van honderd Euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , zich, voorzien van een mes, zich heeft begeven naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] heeft vastgegrepen en vastgehouden en een mes in zijn hand heeft genomen en daarmee één of meer stekende en/of zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van de keel en/of de hals en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of heeft hij dat mes getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en heeft hij (daarbij) die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend toegevoegd de woorden: "Ik steek je hartstikke dood" en/of -zakelijk weergegeven- dat hij honderd Euro van hem/hen wilde hebben en/of "100 Euro nu !!" terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 08/730345-16:
1.
hij op 17 mei 2016, in de gemeente Deventer, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn handen genomen en dat getoond aan die [slachtoffer 4] en daarmee ten overstaan van die [slachtoffer 4] gemanipuleerd en daarbij opzettelijk dreigend die [slachtoffer 4] heeft toegevoegd de woorden "Ik snij je kop eraf. Ik steek je neer, als je mij niet vertelt waar mijn auto staat" en "Ik kom er direct aan. Ik zal bij jou alle ramen ingooien en ik zal je ook nog neersteken";
2.
hij op 17 mei 2016, in de gemeente Deventer, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik weer in burger ben, dan vermoord ik die politieman die mij aangehouden en geboeid heeft" en "Ik zweer het je, als ik vrij ben, vermoord ik die politieman", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en welke woorden ter kennis van die [slachtoffer 5] zijn gebracht/gekomen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285 en de artikelen 45 juncto 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 08/730056-16:
1.
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
2.
het misdrijf: poging tot afpersing.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het onder 2 bewezen verklaarde feit onderdeel is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr en zal derhalve één strafbepaling, te weten die van feit 2 toepassen, zijnde het feit waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
in de zaak met parketnummer 08/730345-16
1.
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2.
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd, met als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] .
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat:
  • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1.217,77, waarvan een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, wordt toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard;
  • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 300,- wordt toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard;
  • de vordering van de benadeelde [slachtoffer 3] voor het gevorderde bedrag van
€ 300,- wordt toegewezen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle drie de vorderingen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft verzocht, in het geval de rechtbank de poging tot afpersing niet bewezen acht, een gevangenisstraf op te leggen die qua duur gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. Indien de rechtbank de poging tot afpersing wel bewezen acht, heeft de verdediging verzocht de feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest tot het plegen van het feit bij de hoogte van de straf mee te laten wegen en bij de oriëntatiepunten niet van een ‘straatroof’ uit te gaan.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat:
  • de benadeelde partij [slachtoffer 1] wat betreft de gevorderde immateriële- en materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde schade aan de prothese is daarbij van belang dat bij de aangifte van deze schade geen melding is gedaan;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard;
  • de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De raadsman heeft zich wat betreft de gevorderde immateriële schade door de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat deze post telkens onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat blijkens de jurisprudentie op grond van concrete gegevens, te weten een rapport dat is opgemaakt door een deskundige, moet worden vastgesteld dat er bij de benadeelde geestelijk letsel door het gepleegde feit is ontstaan en dat een dergelijk rapport bij alle drie de vorderingen ontbreekt.
7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zowel een politieman als zijn ex-vriendin bedreigd, waarbij hij zijn ex-vriendin een mes heeft getoond. Verder heeft verdachte nog drie personen verbaal en met gebruikmaking van een mes bedreigd. Hij heeft daarbij geprobeerd twee van hen onder diezelfde bedreiging af te persen. Verdachte heeft het laatste feit naar eigen zeggen gepleegd omdat zijn vader door één van de slachtoffers zou zijn opgelicht, waardoor zijn vader in de financiële problemen is gekomen. Hoewel hierdoor zou kunnen worden verklaard waarom verdachte tot deze feiten is gekomen, rechtvaardigen deze omstandigheden zijn handelen niet. Verdachte heeft door de onderhavige feiten te begaan angst en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers teweeggebracht.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie eerder met politie en justitie in aanraking geweest. In mei 2012 is verdachte door de politierechter voor onder meer een bedreiging tot een werkstraf veroordeeld. Verdachte is op 27 januari 2016 geschorst van de preventieve hechtenis, maar deze schorsing is in juni 2016 opgeheven omdat verdachte zich niet aan de aanwijzingen van de reclassering heeft gehouden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over verdachte opgemaakt, met als datum
23 augustus 2016. Het reclasseringsdossier laat volgens het rapport een patroon zien in een pro-criminele, antisociale en onbegeleidbare houding, waarbij meermalen een reclasseringstoezicht voortijdig negatief is beëindigd. Blijkens het rapport is er op dit moment sprake van problemen op meerdere leefgebieden, waaronder huisvesting, financiën, dagbesteding, huiselijk geweld richting zijn vriendin en zijn vader en toenemende agressie. Daarnaast is er vermoedelijk sprake van een toename in middelengebruik en oplopende psychiatrische problematiek. Volgens de reclassering heeft verdachte onvoldoende probleembesef en ontbeert hij copingsvaardigheden. Verdachte handelt impulsief en agressief, is vijandig en komt in de problemen wegens onvoldoende sociale vaardigheden. Daarnaast is eerder vastgesteld dat er sprake is van zwakbegaafdheid. Recente diagnostiek is niet bekend. Er is een trajectconsult uitgevoerd door het NIFP, maar verdachte heeft hier niet aan mee willen werken. Zonder psychologisch onderzoek wordt vanuit de reclassering geen mogelijkheden gezien om een plan van aanpak op te stellen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij van de feiten heeft geleerd en dat hij denkt dat hij, ook zonder hulp en begeleiding, niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Door de reclassering wordt het recidiverisico echter ingeschat als hoog in het geval verdachte niet voor zijn psychische problematiek wordt behandeld en hij geen begeleiding krijgt bij het op orde krijgen van zijn leven.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Bij een straatroof, waarbij sprake is van een licht geweld of een verbale bedreiging, wordt een gevangenisstraf van zes maanden als oriëntatiepunt genomen. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte de poging tot afpersing heeft gepleegd, wel degelijk onder de gegeven omschrijving van ‘straatroof’ vallen. Bij een bedreiging, waarbij een steekwapen wordt getoond, wordt als oriëntatiepunt een taakstraf van 60 uren genoemd. Hoewel de rechtbank de zorgen over verdachte, zoals deze in het rapport naar voren zijn gekomen, met de reclassering deelt, ziet zij vanwege de negatieve houding van verdachte ten aanzien van elke vorm van hulpverlening, geen andere mogelijkheid dan verdachte voor de onderhavige feiten af te straffen.
Gelet op de oriëntatiepunten -uitgaande van een poging tot afpersing en het feit dat van eendaadse samenloop sprake is- en hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, verdachtes strafblad en de persoon van de verdachte, acht de rechtbank de vordering van de officier van justitie passend. Het voorwaardelijke deel heeft met name als doel verdachte van het plegen van strafbare feiten te weerhouden. Met name gezien het hoog ingeschatte recidiverisico zal de rechtbank daarbij de proeftijd op drie jaren bepalen. Ook gezien dit hoge herhalingsgevaar, acht de rechtbank het gevorderde locatie- en contactverbod met betrekking tot aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] nodig ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank zal dit verbod in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Als bijzondere voorwaarde kan dit verbod alleen aan de voorwaardelijke straf worden gekoppeld indien tevens reclasseringstoezicht wordt opgelegd, en daartoe is niet door de reclassering geadviseerd. De maatregel zal dadelijk uitvoerbaar worden verklaard nu aan de daaraan gestelde wettelijke eisen is voldaan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 1.717,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • herstelkosten beschadigde beenprothese € 705,56;
  • reiskosten € 12,21;
  • immateriële schade € 1000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij wordt in de vordering voor wat betreft de gevorderde materiële schade, te weten de herstelkosten beschadigde beenprothese, niet-ontvankelijk verklaard. Met name nu deze schade niet reeds in de aangifte van [slachtoffer 1] naar voren is gebracht, is onvoldoende vast komen te staan dat er van rechtstreekse schade sprake is.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij heeft gesteld psychisch leed te hebben ondervonden als gevolg van de in de zaak met parketnummer 08/730056-16 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
Voor het aannemen van psychisch leed dient aannemelijk gemaakt te worden dat er sprake is van geestelijk letsel. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD5356) is voor vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW vereist dat het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In het arrest van 9 mei 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF4606) heeft de Hoge Raad de aan geestelijk letsel als persoonsaantasting te stellen eisen gepreciseerd en bepaald dat de partij die zich op aantasting van de persoon beroept, voldoende concrete gegevens zal moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Dit zal in de regel betekenen dat rapportage door een deskundige onontbeerlijk is, aldus de Hoge Raad.
Gezien deze jurisprudentie van de Hoge Raad komt de rechtbank tot het oordeel dat het gestelde geestelijk letsel bij de benadeelde partij als gevolg van de genoemde feiten onvoldoende aannemelijk is geworden. De vordering is immers onvoldoende onderbouwd doordat er geen stukken van een deskundige zijn bijgevoegd waaruit dit zou kunnen blijken. De rechtbank zal de benadeelde partij aldus ook wat betreft dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan, desgewenst, de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2] , wonende te [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 850,-aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank constateert dat de gevorderde immateriële schade niet is onderbouwd met een rapport van een deskundige zoals hiervoor, bij de bespreking van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , is bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat de overweging zoals hiervoor bij de bespreking van die vordering is gedaan, eveneens op deze vordering van toepassing is. De rechtbank zal de benadeelde partij aldus niet-ontvankelijk in de vordering verklaren zodat de benadeelde partij, desgewenst, de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 3] , wonende te [adres 3], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 300,-aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten is gepleegd. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank constateert dat de gevorderde immateriële schade niet is onderbouwd met een rapport van een deskundige zoals hiervoor, bij de bespreking van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat de overweging zoals hiervoor bij de bespreking van die vordering is gedaan, eveneens op deze vordering van toepassing is. De rechtbank zal de benadeelde partij aldus niet ontvankelijk in de vordering verklaren zodat de benadeelde partij, desgewenst, de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27,38v, 38w, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08/730056-16 onder 1 en 2, en het in de zaak met parketnummer 08/730345-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 08/730056-16:
1.
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
2.
het misdrijf: poging tot afpersing
verstaat dat er sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr en past derhalve één strafbepaling, te weten die van feit 2 toe, zijnde het feit waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld;
in de zaak met parketnummer 08/730345-16:
1.
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2.
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

maatregel

  • bepaalt dat verdachte gedurende een periode van twee jaar op geen enkele wijze - direct of indirect- contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 1] , en [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] , beide woonachtig [adres 4] , ook niet als deze contact zoeken met verdachte of laten zoeken. Op geen enkele wijze direct of indirect betekent: op geen enkele denkbare manier, dus ook niet per e-mail, WhatsApp, iMessage of sociale media zoals Facebook of Twitter. Dit geldt niet voor contacten onder leiding van de reclassering of onder leiding van een door de reclassering ingeschakelde therapeut. Bepaalt dat verdachte zich daarbij gedurende een periode van twee jaar niet zal bevinden in de straat [adres 5] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
  • beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , wonende te [adres 1] , niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] , wonende te [adres 2] , niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] , wonende te [adres 3] , niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2016.
Mr. Cenik is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, met nummer PL0600-2016041802. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 26 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Op zondag 24 januari 2016 omstreeks 14.50 uur, stond ik bij mijn auto en achter mijn auto was een paardentrailer gekoppeld. Dit was nabij mij woning aan de [adres 1] . (..) In de trailer stond mijn schoonzoon, [slachtoffer 2] , (..) Ik stond met de rug aan de zijde weg en ik keek naar mijn schoonzoon. Ik voelde dat ik van achteren in de kraag van mijn jas werd gepakt en dat er met kracht aan mijn getrokken werd. Ik voelde dat ik naar achteren viel en ik werd door [verdachte] op de motorkap geduwd. Ik zag namelijk dat het [verdachte] was op het moment dat ik op zijn motorkap terecht kwam. (..) Ik werd door [verdachte] met zijn rechterhand bij mijn kraag vast gehouden en hij duwde mij met kracht op de motorkap van zijn auto. Ik zag dat [verdachte] in zijn linkerhand een mes vast had. (..) Ik zag dat [verdachte] het mes richting mijn gezicht bracht. Ik voelde de punt van het mes op mijn keel drukken. Ik hoorde dat [verdachte] zei:” Ik steek je harstikke dood”. Ik zei op dat moment doe even normaal. Ik was op dat moment doodsbang. Ik dacht dat [verdachte] daadwerkelijk mij zou neersteken. (..) [verdachte] hing met zijn gezicht vlak boven mij ik voelde namelijk zijn adem. Ik hoorde vervolgens dat [slachtoffer 2] wat schreeuwde vanuit de trailer. Ik zag en voelde dat [verdachte] zich vervolgens van mij afdraaide en mij los liet. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zei: “Ik steek jou ook harstikke dood”. Ik zag dat daarbij dat [verdachte] het mes in de richting van [slachtoffer 2] had. [verdachte] stond op dat moment op een afstand van een halve meter van [slachtoffer 2] . Ik zag kans om mijn woning binnen te gaan en ik heb gelijk 112 gebeld. Bij het naar binnen gaan heb ik de voordeur niet goed dicht gedaan. Terwijl ik de politie belde zag ik dat mijn vrouw richting de voordeur liep. Ik ben haar achterna gelopen. Ik zag dat [verdachte] met 1 been in de gang van onze woning stond en dat mijn vrouw, [vrouw slachtoffer 1] probeerde de deur dicht te drukken. Ik hoorde dat mijn vrouw zei: “Op donderen”. Ik hoorde dat [verdachte] zei:” Sodemieter op jij ik schiet jou ook kapot en ik kom vanavond terug met een paar andere gasten en ik schiet iedereen overhoop hier”. (..)
1.2
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 29 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Toen ik op 24 januari 2016 bedreigd werd met een mes voelde ik de punt van het mes op mijn keel. Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Ik steek je hartstikke dood”. Wat ik toen ook hoorde was dat [verdachte] zei: “100 euro nu!!”. Anders moest mijn schoonzoon dat betalen. Hij moest nu geld hebben. (..)
1.3
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 34 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
“Ik doe aangifte van bedreiging met de dood dan wel ernstig letsel door middel van woorden en een mes. Dit is gebeurd vandaag, 24 januari 2016 omstreeks 15:15 uur, voor de woning van mijn vriendin aan de [adres 1] . Ik weet niet hoe de man heet die mij bedreigd heeft, maar hij heeft ook mijn schoonvader, [slachtoffer 1] , bedreigd met een mes. Hij heeft hiervan ook aangifte gedaan en weet hoe de man heet. Ik heb van mijn schoonvader gehoord dat die man [verdachte] heet. (..) Vandaag, 24 januari 2016 omstreeks 15:15 uur, was ik bezig met een klusje voor de woning van mijn vriendin. Ik had samen met mijn schoonvader een ijzeren kast opgehaald(..) Ik stond met de auto en de daaraan gekoppelde paardentrailer op de straat [adres 1] met de kruising met de straat [straat] . De klep van de trailer was geopend in de richting van de kruising met [straat] . Omdat er een stukje uit de kast moest, had ik de slijptol gepakt en was bezig om het betreffende stukje er uit te slijpen. Ik deed dit in de paardentrailer. Hierdoor zag en hoorde ik niet goed wat er om mijn heen gebeurde. Op een gegeven moment hoorde ik een mannenstem roepen:” Ik steek dit mes in je
kankerhart’. Ik herkende de stem niet. Ik keek daarom op en zag toen een auto vlak achter de klep van de paardentrailer stond midden op het kruispunt. Ik zag er een voor mij onbekende man uit de auto was gestapt en in mijn richting liep. (..) Ik zag vanaf de stoep mijn schoonvader naar de man toe lopen. Ik zag dat de man mijn schoonvader een duw dan wei een zwaai met de arm gaf. Mijn schoonvader heeft een kunstbeen en is daardoor snel uit balans. Ik zag dat mijn schoonvader door de zwaai een beetje voorwaarts en zijwaarts viel. Ik zag dat mijn schoonvader op de motorkap van de auto van de onbekende man viel. Ik zag dat mijn schoonvader zich een beetje omdraaide. Ik zag dat de man een mes uit zijn broekzak pakte en deze voor zich uit hield en er mee zwaaide. Ik zag dat bij het mes meermaals voor het gezicht en het bovenlichaam van mijn schoonvader langs zwaaide. Ik denk dat dit op een afstand van ongeveer één a anderhalve meter was. Ik reageerde hier meteen op en schreeuwde meteen meerdere malen ‘Hee” naar de man. Ik schreeuwde omdat ik geschrokken was. Ik liep wel naar de man en mijn schoonvader toe. Ik zag dat de man zich omdraaide en in mijn richting liep. Ik zag dat mijn schoonvader kans zag om weg te lopen. Ik zag dat de man het mes weer hief en in mijn richting zwaaide. Ik hoorde dat de man meermaals tegen mij schreeuwde:” Ik steek je in je kankerhart”. Ik schrok erg van de man en zijn gedrag. Ik zag dat hij het mes in mijn richting hield. Ik was bang dat hij het mes daadwerkelijk tegen mij zou gebruiken. Ik zag dat de man dicht bij mij ging staan, ik denk nog wel minder dan een halve meter. Ik zag dat de man recht voor mij ging staan. Ik zag dat de man het mes naar beneden hield en in zijn broekzak stopte. Ik zag dat het zijn rechterbroek zak was. Ik zag dat de man het mes weer uit zijn broekzak pakte en naast zijn lichaam hield. Ik zag dat de man het mes weer hief en voor zich hield tussen ons in. Ik zag
dat de man dit meerdere malen deed. Ik hoorde dat de man tegen mij schreeuwde dat hij
van mij honderd euro (100,-) wilde hebben. Ik hoorde dat hij dit meerdere malen schreeuwde. Ik hoorde dat de man ook weer schreeuwde dat hij mij in mijn hart zou
steken. Terwijl hij dit schreeuwde had hij het mes nog steeds tussen ons in. Ik was echt bang dat hij mij echt in mijn hart zou steken. (..) Mijn schoonvader was inmiddels naar de voordeur gelopen van de woning van mijn vriendin. Ik zag dat de man bij mij wegliep en achter mijn schoonvader aan liep. Ik zag dat mijn schoonvader bij de voordeur stond en dat hij een mobiele telefoon vast hield. Ik zag dat de man weer met het mes is zijn rechterhand liep. Ik zag dat hij het mes steeds in zijn broekzak stopte en weer er uit trok en voor zich uit hield en er mee zwaaide. Ik hoorde dat hij ook naar mijn schoonvader riep dat hij honderd euro (100,-) wilde hebben. Hij bleef herhalen wat hij ook tegen mij had gezegd. Ik zag dat
de man nu ook bij de voordeur stond. Mijn vriendin woont daar met haar zoontje van
twee jaar. Ik was bang dat hij hen wat zou aan doen. Dat ging mij te ver. Ik liep daarom weer achter de man aan in de richting van de woning. Ik zag dat de man weer terug liep en in mijn richting. (..) Ik zag dat de man in mijn richting liep en voor weer vlak voor mij ging staan. Ik hoorde dat de man schreeuwde dat hij terug zou komen. Ik hoorde dat de man schreeuwde;” Ik kom terug en dan schiet ik de hele kankerzooi overhoop. Je weet niet met wie je te maken hebt”. Terwijl hij dit zei hield hij weer het mes tussen ons in en hield deze dreigend voor mij gezicht en bovenlichaam.
1.4
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 38 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Op zondag 24 januari 2016 omstreeks 15.10 uur, bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 1] . Ik was samen met mijn kleinzoon in onze woning en was net bezig om hem zijn schoentjes aan te doen. Ik zag toen dat mijn man ineens de woning kwam binnen stormen. Ik schrok daar erg van. Ik zag dat hij de voordeur, waardoor hij naar binnen waas gekomen, open had laten staan. Ik stond op en liep naar de voordeur om deze te sluiten.
Terwijl ik naar de voordeur liep, zag ik de voor mij bekende [verdachte] staan. Ik ken [verdachte] omdat hij bevriend was met een ex-vriend van mijn dochter. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen dat hij geld wilde hebben en dat ik bij de voordeur weg moest gaan. Ondanks dat hij dat riep, wilde ik toch de voordeur dicht doen. Ik hoorde dat hij vervolgens schreeuwde: “Weet je wel wat ik in mijn zak heb”. (..) Ik probeerde de voordeur dicht te doen maar ik zag en voelde dat dat niet lukte doordat [verdachte] een (1) been naar binnen had gezet. Ik zag dat hij dit deed om te voorkomen dat ik de deur kon sluiten. Ik zei toen: “Opdonderen” en daarna heb ik heb gezegd hoe hij het in zijn hoofd durfde te halen om bij ons aan de deur te komen. Wij hadden immers een klein kind bij ons thuis. Ik bleef toch tegen de voordeur aan duwen. Ik hoorde hem schreeuwen dat hij geld wilde hebben (..) Ik hoorde dat hij vervolgens nog schreeuwde: “Ik schiet je kapot” en “Ik kom vanavond terug met een paar man en schiet ik de hele teringzooi kapot hier”.
(..)
1.5
De door verdachte ter terechtzitting van 1 september 2016 afgelegde verklaring:
Ik ben op 24 januari 2016 naar de woning van [slachtoffer 1] te Deventer gegaan. Ik heb bij de woning [slachtoffer 1] op de motorkap van een auto geduwd en heb een mes in de richting van zijn hoofd en lichaam gehouden. Ik was erg boos op hem omdat mijn vader door hem in de financiële problemen is gekomen en mijn vader nog geld van [slachtoffer 1] te goed had. Het kan wel kloppen dat ik de bedreigingen heb geuit zoals deze in de tenlastelegging onder 1 zijn genoemd. Het klopt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] er bij aanwezig waren toen ik aldaar met het mes in mijn hand stond.

Voetnoten

1.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 11 t/m 13.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , pagina 14 t/m15.
5.De door verdachte ter terechtzitting van 1 september 2016 afgelegde bekennende verklaring.