ECLI:NL:RBOVE:2016:3250

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
08/955135-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 23 mei 2015 veroorzaakte een 27-jarige man uit Hengelo een ernstig verkeersongeluk door met zijn auto door rood licht te rijden op de Haaksbergerstraat, bij de oprit naar de A35. Hij botste tegen een andere auto, waarbij de inzittenden, een echtpaar met hun zes maanden oude dochter, gewond raakten. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de man onvoorzichtig en onoplettend had gereden, met een snelheid tussen de 80 en 85 kilometer per uur, wat te hoog was voor de verkeerssituatie. De rechtbank legde hem een werkstraf van 160 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. Bij herhaling binnen twee jaar zou hij een maand gevangenisstraf moeten uitzitten. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de spijtbetuiging van de verdachte en zijn blanco strafblad. De slachtoffers ondervonden zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken been en nekletsel, wat leidde tot langdurige gevolgen voor hun dagelijkse leven. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van dergelijke verkeersongevallen en de noodzaak om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955135-15
Datum vonnis: 24 augustus 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 augustus 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.P Revis en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D Beuving, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een personenauto (zeer) onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden door met een te hoge snelheid door rood licht een kruising op te rijden en tegen een auto aan te rijden of te botsen. Hierdoor hebben [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (zwaar) lichamelijk letsel opgelopen, dan wel is daaruit voor hen tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaan.
subsidiair:als bestuurder van een personenauto met een te hoge snelheid door rood licht is gereden waardoor hij in aanrijding met een personenauto is gekomen. Hierdoor heeft hij gevaar althans hinder op de weg veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (0), als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto, merk BMW), gaande in de richting van de kruising van de wegen,
de Haaksbergerstraat en de oprit van de A35, daarmee rijdende op de rijstrook
bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer, van de ter plaatse uit vier (4)
rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Haaksbergerstraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerde verkeerslicht, bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer
op die rijbaan/rijstrook rood licht uitstraalde, inhoudende: “Stop”,
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement
verkeersregels en verkeersteken 1990, met dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto, merk BMW) niet ingevolge het gestelde in artikel 79
van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die
rijbaan/rijstrook van die Haaksbergerstraat voor die kruising aangebrachte
stopstreep is gestopt en/of voor en/of bij het oprijden van voormelde kruising niet of in onvoldoende mate
heeft gekeken en/of is blijven kijken of zich verkeer op die kruising bevond
en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de
snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto,
merk BMW) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat
motorrijtuig (personenauto, merk BMW) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (de Haaksbergerstraat) en/of die
kruising kon overzien en waarover deze/die vrij was/waren en/of
met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 75 en 100 kilometer per uur, in
elk geval met een, gelet op die verkeerssituatie aldaar, te hoge snelheid
en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die
weg, de oprit van de A35 en/of die kruising rijdende, toen ter plaatse voor
hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander
motorrijtuig (personenauto, merk Opel) niet voor heeft laten gaan en/of
voormelde kruising met die snelheid is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg, de
oprit van de A-35 en/of die kruising rijdende, toen voor hem, verdachte van
links dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto, merk Opel)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer 3],
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 mei 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (0), als
bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, merk BMW), gaande in de
richting van de kruising van de wegen, de Haaksbergerstraat en de oprit van de
A35, daarmee heeft gereden op de rijstrook bestemd voor het rechtdoorgaande
verkeer, van de ter plaatse uit vier (4) rijstroken bestaande rijbaan van de
weg, de Haaksbergerstraat en
terwijl het zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes
rijrichting gekeerde verkeerslicht, bestemd voor het rechtdoorgaande verkeer
op die rijbaan/rijstrook rood licht uitstraalde, inhoudende: “Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement
verkeersregels en verkeersteken 1990, met dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto, merk BMW) niet ingevolge het gestelde in artikel 79
van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die
rijbaan/rijstrook van die Haaksbergerstraat voor die kruising aangebrachte
stopstreep is gestopt en/of
met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 75 en 100 kilometer per uur, in
elk geval met een, gelet op die verkeerssituatie aldaar, te hoge snelheid
en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die
weg, de oprit van de A35 en/of die kruising rijdende, toen ter plaatse voor
hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander
motorrijtuig (personenauto, merk Opel) niet voor heeft laten gaan en/of
voormelde kruising met die snelheid is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg, de
oprit van de A-35 en/of die kruising rijdende, toen voor hem, verdachte van
links dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Opel)
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren, eventueel te vervangen door 80 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen [1] .
Op 23 mei 2015 is verdachte met zijn personenauto (merk BMW) in Hengelo (O) met een snelheid tussen de 80 en 85 kilometer per uur door rood licht gereden, terwijl hij reed in de richting van de kruising van de Haaksbergerstraat en de oprit van de A35. Vervolgens botste hij op die Haaksbergerstraat met zijn auto op een personenauto (Opel), waarbij [slachtoffer 3],
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gewond raakten. [2]
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie heeft verdachte, door met hoge snelheid – te weten: tussen de 75 en 100 kilometer per uur – door rood licht te rijden en daarbij met zijn lichten te knipperen met kennelijk de bedoeling andere weggebruikers te waarschuwen en ze tot stoppen te manen, zeer onvoorzichtig gereden. Verdachte maakte zich schuldig aan een grove verkeersfout en, vanwege deze omstandigheden, was er bij verdachte sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij hebben de slachtoffers, zo volgt uit de medische verklaringen, letsel opgelopen. Aangezien mevrouw [slachtoffer 3] een been brak en nekletsel opliep en haar been met pinnen is gezet, is dat zwaar lichamelijk letsel. Vader en dochter waren tijdelijk ziek en ondervonden verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. De conclusie is dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsvrouw concludeert met de officier van justitie dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. Zij is met de officier van justitie van mening dat verdachte schuldig is aan het ongeluk aangezien hij door een rood verkeerslicht reed en te laat remde voor de Opel waarin de slachtoffers zich bevonden. Het moet er echter voor worden gehouden dat verdachte niet harder reed dan 85 kilometer per uur, en dat de verklaringen van de getuigen over die snelheid niet betrouwbaar zijn. Voorts was denkbaar dat het verkeerslicht – zoals vaak het geval is – bij de nadering van het voertuig van verdachte op groen zou springen. Aangezien er vervolgens tussen zijn voertuig en dat van de slachtoffers een auto reed, had verdachte onvoldoende zicht op laatstbedoelde personenauto en zag hij deze te laat opdoemen. Dat maakt dat er geen sprake was van roekeloos of van zeer onvoorzichtig rijgedrag, maar wel van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Ten slotte hebben de slachtoffers weliswaar letsel opgelopen, maar is dat letsel, gelet op jurisprudentie daarover, niet als “zwaar” te kwalificeren, zij het – wellicht – met uitzondering van het letsel van mevrouw [slachtoffer 3]. De raadsvrouw refereert zich met betrekking tot ernst van dat letsel aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het juridisch begrip “schuld” in het kader van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen. Bij de beoordeling hiervan gaat het om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Juridisch kader toegepast op verdachte
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld welke feiten zich hebben voorgedaan. Op basis van die feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte
zeeronvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Verdachte heeft ten minste diverse grove (verkeers)fouten gemaakt. Hij is bewust door rood licht gereden, heeft zich er niet tijdig van vergewist of zich ander verkeer op de kruising bevond, heeft gereden met een snelheid van tussen de 80 en 85 kilometer per uur, wat een te hoge snelheid was voor de verkeerssituatie ter plaatse en hij heeft geen voorrang verleend aan de kruising oprijdende Opel die groen licht had. Zoals ook blijkt uit onder meer de (ter terechtzitting getoonde) foto van het weggedeelte waar het ongeluk plaatsvond [3] , was er sprake van een complexe verkeerssituatie met vier rijstroken en diverse mogelijkheden om af te slaan, te weten de opritten naar de snelweg A35 in de richting van Almelo, Haaksbergen en Enschede. Verdachte was op de hoogte van de situatie ter plaatse aangezien hij, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard, voor het ongeval vaker met zijn auto over die kruising heeft gereden. Hij was dus op de hoogte met de complexiteit en mocht er niet zonder meer vanuit gaan dat er geen ander verkeer was. De bewuste keuze van verdachte om in een dergelijke complexe verkeerssituatie met die te hoge snelheid door een rood verkeerslicht te rijden en vervolgens pas op het laatste moment, toen een aanrijding met de Opel onvermijdelijk was, te remmen, maakt dat verdachte niet alleen zeer onvoorzichtig reed, maar ook onachtzaam. Verdachte heeft zich immers tot kort voor de botsing geen enkele rekenschap gegeven van de grote risico’s die zijn rijgedrag opriep. Dergelijk rijgedrag grenst naar het oordeel van de rechtbank aan roekeloosheid.
Het gevolg van het door verdachte veroorzaakte ongeluk was dat mevrouw [slachtoffer 3], zoals blijkt uit de medische verklaringen, naast (onder meer) een gebroken nekwervel ook haar rechter bovenbeen brak, wat geleid heeft tot een operatie waarbij een pin is aangebracht [4] . Dat kwalificeert de rechtbank als “zwaar lichamelijk letsel”. Ook het dochtertje van de betrokken echtelieden, [slachtoffer 2] heeft een bovenbeenbreuk opgelopen, naast een gekneusde long. [5] [slachtoffer 2], ten tijde van het ongeluk een baby van zes maanden, was volgens een verklaring van een kinderfysiotherapeut [6] ten gevolge van het ongeluk overprikkeld en sliep slecht: [slachtoffer 2] was volgens deze deskundige licht vertraagd in haar motoriek en zij constateerde een verstijving van de onderste extremiteit. Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank bij [slachtoffer 2] sprake van een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
De bestuurder van de Opel, de heer [slachtoffer 1], heeft volgens de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, na het ongeluk enige tijd niet kunnen werken vanwege onder meer nek- en schouderpijn ten gevolge van het ongeval. Er is daarom in zijn geval sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 mei 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (0), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, merk BMW), gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Haaksbergerstraat en de oprit van de A35, daarmee rijdende op de rijstrook bestemd voor het rechtdoor gaande verkeer, van de ter plaatse uit vier (4) rijstroken bestaande rijbaan van de weg, de Haaksbergerstraat, zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht, bestemd voor het rechtdoor gaande verkeer op die rijbaan/rijstrook rood licht uitstraalde, inhoudende: “Stop”, in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk BMW) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die rijbaan/rijstrook van die Haaksbergerstraat voor die kruising aangebrachte stopstreep is gestopt en voor en bij het oprijden van voormelde kruising niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken of zich verkeer op die kruising bevond en in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk BMW) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat motorrijtuig (personenauto, merk BMW) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Haaksbergerstraat) en die kruising kon overzien en waarover deze vrij waren en met een, gelet op die verkeerssituatie aldaar, te hoge snelheid en in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en een op die weg, de oprit van de A35 en die kruising rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto, merk Opel) niet voor heeft laten gaan en voormelde kruising met die snelheid is opgereden en in aanrijding is gekomen met dat over die weg, de oprit van de A-35 en die kruising rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (personenauto, merk Opel) en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
- Uitgangspunt
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), voor overtreding van artikel 6 WVW 1994, als uitgangspunt voor de op te leggen straf genomen. Dat oriëntatiepunt houdt in dat in het geval een grove verkeersfout wordt gemaakt, waarvan zwaar lichamelijk letsel het gevolg is, een taakstraf van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van een jaar wordt opgelegd.
- Feit en persoon verdachte
Verdachte heeft als ervaren bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte is bewust met een te hoge snelheid door een rood verkeerslicht gereden en heeft vervolgens niet tijdig geremd toen een auto (Opel), die optrok nadat het verkeerslicht groen werd, op zijn weghelft kwam. De rechtbank merkt dit gevaarzettend, aan roekeloosheid grenzend, verkeersgedrag aan als een grove verkeersfout. Verdachte is met zijn auto tegen die Opel aangereden waardoor een vrouw en haar baby ernstig letsel opliepen en de bestuurder van die Opel lange tijd niet heeft kunnen werken. Verdachte is volstrekt voorbij gegaan aan de gevaren en de risico’s waaraan hij zichzelf en – vooral – zijn medeweggebruikers heeft bloot gesteld.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ter zitting ruiterlijk heeft erkend dat hij bij het rijden die dag fouten heeft gemaakt en oprechte spijtgevoelens heeft geuit. Voorts heeft verdachte een blanco strafblad. Hij heeft geen contact met de slachtoffers opgenomen, maar hij is wel van plan om via zijn raadsvrouw zijn spijt te betuigen aan die slachtoffers. Het voorgaande neemt niet weg dat verdachte door zijn zeer onvoorzichtige en onachtzame rijgedrag, bij een baby en zijn ouders de nodige fysieke en mentale ellende heeft bezorgd, wat met name blijkt uit de slachtofferverklaring. De maatschappelijke impact van dit soort ongevallen is groot. Om herhaling te voorkomen acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te noemen duur passend.
- Conclusie
Op grond van al deze overwegingen vindt de rechtbank een werkstraf voor de duur van 160 uren, een onvoorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar (met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest) en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 91 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • ontzegtveroordeelde de
    bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
    één (1) jaar;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge art. 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. H.J.H. van Meegen, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met pv-nummer PL0600-2015249508 van 18 augustus 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 augustus 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv. Een specialistenbericht d.d. 13 augustus 2015 betreffende [slachtoffer 3], opgesteld door M. Welling (blz. 67 en 68). Een medische verklaring van het Medisch Spectrum Twente, Kindergeneeskunde, d.d. 23 juni 2015 opgesteld door C. Richter (blz. 76 en 77). De ter terechtzitting van 10 augustus 2016 voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en (voor) [slachtoffer 2], gedateerd 8 augustus 2016. Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 29 juni 2016 (blz. 37).
3.Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 29 juni 2016 (blz. 40, foto 4, alsmede blz. 53, foto 24).
4.Een specialistenbericht d.d. 13 augustus 2015 betreffende [slachtoffer 3], opgesteld door M. Welling (blz. 67 en 68).
5.Een medische verklaring van het Medisch Spectrum Twente, Kindergeneeskunde, d.d. 23 juni 2015 opgesteld door C. Richter (blz. 76 en 77).
6.Schriftelijke verklaring van B. de Rover, kinderfysiotherapeut i.o. en G. Vuuren, kinderfysiotherapeut, d.d. 19 januari 2014 (blz. 74 en 75).