In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Enschede, en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De rechtbank oordeelt dat de gemeente Enschede een aanvraag voor bijzondere bijstand ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten. De zaak betreft een onderbewindstelling, waarbij Findool B.V. als bewindvoerder is aangesteld. De gemeente had de aanvraag opgeschort omdat niet alle gevraagde informatie was verstrekt, maar de rechtbank stelt vast dat het niet aan de gemeente is om te bepalen welke stukken nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank benadrukt dat de noodzaak van onderbewindstelling een gegeven is en dat de gemeente niet zelf mag beoordelen of er goedkopere oplossingen zijn.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De gemeente moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Daarnaast is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gericht aan de betrokken partijen, waaronder Findool B.V. die als gemachtigde van eiser optreedt. De rechtbank heeft ook overwogen dat Findool B.V. geen zelfstandig beroep kan instellen, omdat zij geen rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. De uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheid van de gemeente in het kader van bijzondere bijstand en de rol van de kantonrechter bij onderbewindstelling.