ECLI:NL:RBOVE:2016:2339

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
08/955125-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang

Op 28 juni 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 september 2015 in Deurningen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte verleende geen voorrang aan een motorrijder, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de motorrijder zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij een verkeersfout had gemaakt, niet aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig had gehandeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen, namelijk de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een geldboete op van 750 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 15 dagen. De rechtbank benadrukte dat de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer niet de enige factor is bij het bepalen van de straf, maar dat de ernst van de verkeersfout ook zwaar weegt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor verkeersovertredingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/955125-15
Datum vonnis: 28 juni 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juni 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
(primair)een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een motorrijder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel
(subsidiair)door zijn rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 september 2015 te Deurningen, gemeente Dinkelland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Venweg en gaande in de richting van de kruising, gevormd door de wegen, de Wiefferweg en de Vliegveldstraat, daarmee rijdende over de weg, de Wiefferweg
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Wiefferweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechter zijde van die weg (de Wiefferweg) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" was aangebracht,
dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig(personenauto) voor die kruising tot stilstand heeft gebracht en/of vervolgens dat motorijtuig (personenauto) zodanig naar voren heeft verplaatst en tot stilstand heeft gebracht, dat de voorwielen van dat motorrijtuig (personenauto), op het langs die Vliegveldtraat gesitueerde fietspad stonden en/of
werd het zicht naar links op die kruisende (voorrangs) weg (de Vliegveldstraat) voor hem, verdachte niet belemmerd en/of
is hij, verdachte, vanaf die positie in de gelegenheid geweest om op grote afstand van links komend verkeer over die weg (de Vliegveldstraat) te zien naderen en/of
terwijl hij, verdachte,- naar links kijkend-, een ander motorrijtuig (motorfiets) over die kruisende (voorrangs)weg (Vliegveldstraat) had zien naderen,
die kruisende (voorrangs)weg (de Vliegveldstraat) is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan dat andere over die weg (de Vliegveldstraat) rijdend, toen dicht van links genaderd zijnd ander motorrijtuig (motorfiets) en/of
is hij, verdachte gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere over die (voorrangs)weg (de Vliegveldstraat) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat zij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 16 september 2015 te Deurningen, gemeente Dinkelland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Venweg en gaande in de richting van de kruising, gevormd door de wegen, de Wiefferweg en de Vliegveldstraat, daarmee heeft gereden over de weg, de Wiefferweg en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Wiefferweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechter zijde van die weg (de Wiefferweg) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" was aangebracht,
die kruisende (voorrangs)weg (de Vliegveldstraat) is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan dat andere over die weg (de Vliegveldstraat) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of
is hij, verdachte gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere over die (voorrangs)weg (de Vliegveldstraat) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat ander motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is, in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
De raadsman van verdachte heeft – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleidooi –
vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Hij heeft betoogd dat niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtig rijgedrag door verdachte. Ontzegging van de rijbevoegdheid acht de raadsman niet op zijn plaats, mede gelet op het feit dat het rijbewijs van verdachte eerder is ingevorderd en later weer terug is gegeven. Ten aanzien van hetgeen subsidiair ten laste is gelegd heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 16 september 2015 als bestuurder van een personenauto te Deurningen, gemeente Dinkelland over de Wiefferweg reed en de T-kruising met de voorrangsweg, Vliegveldstraat naderde. [2] Op de Vliegveldstraat geldt een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Bestuurders op de Vliegveldstraat hebben voorrang op bestuurders vanuit de Wiefferweg. [3] Op het wegdek van de Wiefferweg waren, vlak voor het kruispunt met de Vliegveldstraat, haaientanden aangebracht, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”. [4] In de berm van de Wiefferweg, vlak voor de kruising met de Vliegveldstraat, stond in verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. [5]
Verdachte was ter hoogte van de T-kruising voornemens linksaf te slaan, om zijn weg over de Vliegveldstraat te vervolgen. Op dat moment reed [slachtoffer] (hierna: slachtoffer) op zijn motor over de kruisende (voorrangs)weg, Vliegveldstraat in de richting van Deurningen. [6] Op het moment dat verdachte de T-kruising opreed, was het slachtoffer al dicht van links genaderd. Verdachte heeft het slachtoffer geen voorrang verleend, ten gevolge waarvan de motor met de voorzijde, de linkerzijde van de auto raakte. De bestuurder van de motor werd door de aanrijding over de auto heen geslingerd en is ongeveer 60 meter verder op het wegdek gevallen. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij is gestopt voor de haaientanden met het kruisende fietspad, gelegen naast de Vliegveldstraat. Hij heeft naar rechts en naar links gekeken. Zijn zicht op de Vliegveldstraat werd belemmerd door een aan de linkerzijde geplaatste heg. Verdachte zag dat er geen fietsers aankwamen. Verdachte is iets naar voren gereden en is vervolgens opnieuw gestopt voor de haaientanden met de Vliegveldstraat. Hij heeft naar rechts en naar links gekeken. Hij zag dat er van rechts geen verkeer kwam. Hij zag links in de verte iets op de weg, maar dacht daar gezien de afstand nog goed voor langs te kunnen. Hij is vervolgens met zijn auto de weg opgedraaid alwaar hij in aanrijding is gekomen met het slachtoffer. [8]
Uit de verkeersongevalsanalyse (VOA) blijkt dat het ongeval is veroorzaakt doordat de bestuurder van de personenauto geen voorrang verleende aan de van links komende en op een voorrangsweg rijdende bestuurder van de motor. [9]
De verkeersfout die verdachte heeft gemaakt, bestaat hieruit dat hij geen voorrang aan het slachtoffer heeft verleend. De rechtbank dient ten aanzien van deze verkeersfout van verdachte – los van de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer – te beoordelen of er overige factoren zijn die maken dat deze fout zo ernstig is dat dit aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig handelen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert.
Verdachte is alvorens hij de voorrangsweg is opgereden tot twee keer toe gestopt voor de haaientanden die zijn aangebracht op het wegdek van de Wiefferweg. Verdachte heeft naar links en naar rechts gekeken en heeft vervolgens de bocht naar links ingezet. Onder de gegeven omstandigheden moet dit in beginsel als voldoende verkeersveilig gedrag worden beschouwd. Dat verdachte hierbij de van links naderende motor niet heeft gezien dient als een inschattingsfout en een noodlottige omstandigheid beschouwd te worden. Er is evenwel onvoldoende grond om de conclusie te trekken dat verdachte aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft gereden.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Dat neemt niet weg dat verdachte, indachtig het bepaalde in artikel 80 van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, nog beter had moeten opletten en wel zodanig dat hij alvorens op te trekken zich ervan had moeten vergewissen de verkeerssituatie goed te overzien. Verdachte heeft kennelijk onvoldoende gekeken om zich ervan te verzekeren dat de weg vrij was. Uit de aanrijding zelf blijkt dat verdachte voornoemde verkeersregel heeft overtreden en gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De gedraging van verdachte leidt tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, te weten overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 september 2015 te Deurningen, gemeente Dinkelland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Venweg en gaande in de richting van de kruising, gevormd door de wegen, de Wiefferweg en de Vliegveldstraat, daarmee heeft gereden over de Wiefferweg en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Wiefferweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
voor die kruising, aan de gezien, zijn verdachtes rijrichting, rechterzijde van die weg (de Wiefferweg) een in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg" was aangebracht,
die kruisende (voorrangs)weg (de Vliegveldstraat) is opgereden en geen voorrang heeft verleend aan dat andere over die weg (de Vliegveldstraat) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en
is hij, verdachte in aanrijding gekomen met dat andere over die (voorrangs)weg (de Vliegveldstraat) rijdende, toen dicht van links genaderd zijnde motorrijtuig (motorfiets) en de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die bestuurder ten val is gekomen,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 16 september 2015 bij het links afslaan op een kruisende voorrangsweg, geen voorrang verleend, aan een van links komende motorrijder waardoor een noodlottige aanrijding is ontstaan, als gevolg waarvan de motorrijder zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De gevolgen van dit handelen zijn zeer ingrijpend voor het slachtoffer dat
levenslang aan een rolstoel gekluisterd zal zijn.
In deze zaak dient de rechtbank bij de bepaling van de hoogte van de straf echter niet enkel te letten op de ernst van de gevolgen, maar heeft voornamelijk als uitgangspunt te gelden de ernst van de gemaakte verkeersfout. In deze zaak bestond die verkeersfout er zoals gezegd in dat verdachte bij het oversteken van de voorrangsweg niet goed genoeg heeft opgelet. Sec bezien is dat in dit geval een relatief kleine verkeersfout die door de rechtbank wordt aangemerkt als een verkeersovertreding en niet als misdrijf.
De rechtbank acht het van belang verdachte niet eerder voor een verkeersovertreding is veroordeeld, waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte doorgaans op een verantwoorde en oplettende manier aan het verkeer deelneemt. De rechtbank overweegt dat dergelijke verkeersovertredingen doorgaans afgedaan worden met een geldboete. Al deze omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank oplegging van een geldboete van € 750,-- subsidiair 15 dagen hechtenis passend en geboden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van zevenhonderdvijftig euro
(€ 750,00);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
vijftien (15) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Cenik, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. T.G. Lautenbach, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2016.
Mr. T.G. Lautenbach is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2015453902 van 10 december 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2016, inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) ven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
4.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) ven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
5.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) ven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
6.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2016, inhoudende de verklaring van verdachte.
7.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) ven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 5 oktober 2015, pagina 35.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juni 2016, inhoudende de verklaring van verdachte.
9.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) ven verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 5 oktober 2015, pagina 64.