ECLI:NL:RBOVE:2016:2003

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
5055766 CV EXPL 16-4150
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentie- en relatiebedingen in kort geding met betrekking tot arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [X] en TVI B.V. [X] is sinds 2013 in dienst bij TVI en heeft meerdere arbeidsovereenkomsten gehad, waarvan de laatste is aangegaan na 1 januari 2015. In deze laatste overeenkomst zijn een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. [X] vordert in kort geding schorsing van deze bedingen, omdat zij per 1 mei 2016 in dienst is getreden bij [Z], een makelaarskantoor dat geen concurrent van TVI is. De kantonrechter oordeelt dat de bedingen in de laatste arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig zijn, omdat de zwaarwegende bedrijfsbelangen van TVI niet zijn opgenomen. De kantonrechter schorst daarom de concurrentie- en relatiebedingen, en oordeelt dat [X] in dienst kan treden bij [Z]. Daarnaast wordt het boetebeding geschorst, omdat het nietig is. TVI wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke motivering van concurrentie- en relatiebedingen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, vooral na de invoering van de Wet Werk en Zekerheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 5055766 CV EXPL 16-4150
Vonnis in kort geding van 31 mei 2016
in de zaak van
[X] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: mr. A.P. Oudhuis,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TVI B.V.
gevestigd te Enschede
gedaagde partij in conventie, eiseres in reconventie, hierna te noemen TVI,
gemachtigde: mr. F. Kolkman.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
de namens [X] betekende dagvaarding van 11 mei 2016, waarbij [X] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en TVI heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
TVI heeft ter voorbereiding van de mondelinge behandeling producties in het geding gebracht en bij akte van 24 mei 2016 reconventionele vorderingen ingesteld.
1.3.
De vorderingen zijn behandeld ter zitting van 24 mei 2016.
[X] is verschenen, bijgestaan door mr. Oudhuis.
TVI, vertegenwoordigd door haar algemeen directeur/eigenaar mevrouw [A] , is verschenen, bijgestaan door mr. Kolkman.
1.4.
[X] heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. De gemachtigde van TVI heeft tegen de vordering verweer gevoerd en heeft daarbij eveneens gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken proces-verbaal opgemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TVI is een onderneming die door taxateurs opgestelde taxatierapporten controleert en valideert.
2.2.
[X] is per 1 mei 2013 in dienst getreden bij TVI in de functie van validatiemedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vervolgens is een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten voor de periode van een jaar, op grond van welke overeenkomst [X] werkzaam was als validatie/support medewerker. Daarna is een laatste arbeidsovereenkomst gesloten voor de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 april 2016 betreffende de functie van assistent manager operationele zaken.
2.3.
In de tweede en de laatste arbeidsovereenkomst is in artikel 8, respectievelijk 9 het navolgende geheimhoudingsbeding opgenomen:
Werknemer is verplicht tot volledige geheimhouding van al hetgeen hij in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst zowel ten aanzien van de werkzaamheden als ten aanzien van de organisatie, of daarbij werkzame personen van de werkgever ter kennis is gekomen. Deze geheimhoudingsplicht geldt zowel tijdens de loop van de overeenkomst als na beëindiging hiervan.
2.4.
In de tweede en de laatste arbeidsovereenkomst is in artikel 11, respectievelijk 12 het navolgende concurrentiebeding opgenomen:
Behoudens schriftelijke toestemming van werkgever, is het de werknemer verboden binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging der dienstbetrekking om welke reden dan ook binnen Nederland in enigerlei vorm, direct of indirect, een bedrijf, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van werkgever verbonden onderneming, te vestigen, te drijven of mede te drijven, te doen drijven of bij een zodanig bedrijf financieel, in welke vorm dan ook, belang te hebben of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen een vergoeding, hetzij om niet, of in een dergelijk bedrijf aandeel van welke aard dan ook te hebben.
2.5.
In de tweede en de laatste arbeidsovereenkomst is in artikel 10, respectievelijk 11 het navolgende relatiebeding opgenomen:
Behoudens schriftelijke toestemming van werkgever, is het werknemer niet toegestaan binnen twee jaar na beëindiging van het dienstverband om welke reden dan ook, op eigen initiatief zakelijke contacten die in enigerlei vorm, direct of indirect, gelijksoortig of aanverwant zijn aan het bedrijf van werkgever en/of met werkgever verbonden onderneming te leggen of te doen leggen, voor eigen rekening, voor rekening van anderen of voor gezamenlijke rekening met anderen of op enigerlei wijze, met relaties die op het moment van beëindigen van het dienstverband behoorden tot de relatie en portefeuille van werkgever.
2.6.
In de tweede en de laatste arbeidsovereenkomst is in artikel 12, respectievelijk 13 een boeteding opgenomen.
2.7.
[X] is per 1 mei 2016 in dienst getreden bij [Z] te [plaats] (hierna: [Z] ) in de functie van assistent makelaar/administratief medewerker binnendienst.
2.8.
[Z] is, net als onder meer een groot aantal andere makelaarskantoren, gemeenten, en woningbouwverenigingen, een (grote) opdrachtgever en geen concurrent van TVI.

3.Het geschil

3.1.
De vordering in conventie
3.1.1.
[X] vordert - voor zover mogelijk - uitvoerbaar bij voorraad:
1. schorsing van de in de arbeidsovereenkomsten opgenomen concurrentie- en relatiebedingen, in die zin dat het [X] is toegestaan om in dienst te treden van [Z] per 1 mei 2016, in de functie van assistent makelaar/administratief medewerker binnendienst;
2. schorsing van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen boetebedingen;
3. voor zover het onder 1 gevorderde niet zal worden toegewezen, te bepalen dat TVI
gehouden is aan [X] voor de duur van de beperking maandelijks een vergoeding te voldoen, ter hoogte van € 2.350,00 bruto, althans enig ander door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, teneinde in haar levensonderhoud te kunnen voorzien;
4. veroordeling van TVI in de kosten van deze procedure.
3.1.2.
[X] legt aan haar vordering, naast de hiervoor opgenomen vaststaande feiten
– samengevat – het navolgende ten grondslag.
De laatst overeengekomen arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd aangegaan en dateert van na 1 januari 2015. Het concurrentie- en relatiebeding in die overeenkomst zijn derhalve ex artikel 7:653 BW nietig.
Ten aanzien van het in de voorlaatste arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding geldt in ieder geval dat beperking ervan tot de duur van één jaar redelijk is. Bovendien, een relatiebeding is ervoor bedoeld om te voorkomen dat werknemers relaties van de werkgever meenemen. Dat is hier niet aan de orde, [Z] is weliswaar een relatie c.q. opdrachtgever van TVI maar geen concurrent.
Met betrekking tot het boetebeding stelt [X] dat de in de arbeidsovereenkomsten opgenomen boetebedingen TVI het recht geven boete en volledige schadevergoeding te vorderen. De rechtspraak hierover is volgens [X] duidelijk: de boetebedingen zijn nietig. [X] wijst er daarbij op dat zij haar geheimhoudingsbeding zal respecteren.
3.2.
Het verweer in conventie en de vordering in reconventie
3.2.1.
TVI concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie met veroordeling van [X] in de kosten van deze procedure.
3.2.2.
Ter onderbouwing van haar verweer voert TVI – samengevat – het navolgende aan.
Het standpunt van [X] dat de bedingen in de laatste arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig zouden zijn geformuleerd is onjuist. TVI verwijst in dat kader naar de door haar overgelegde verklaringen welke door [X] ondertekend zijn en waaruit het zwaarwegend belang van de overgekomen bedingen blijkt.
3.2.3.
[Z] is een relatie als bedoeld in het relatiebeding. [X] heeft in haar functie bij TVI veelvuldig te maken gehad met vertrouwelijke persoons- en bedrijfsgegevens van klanten/relaties en de samenwerkingsverbanden tussen die relaties onderling. TVI heeft er groot belang bij dat die kennis niet gebruikt wordt door de nieuwe werkgever van [X] . Zij heeft dan ook wel degelijk een zwaarwegend belang in de zin van artikel 7:653 lid 2 BW om [X] aan de overeengekomen bedingen te houden.
In ieder geval werkt het relatiebeding uit de eerdere arbeidsovereenkomst nog wel door tot 30 april 2017. TVI verwijst in dat verband naar het vonnis van de kantonrechter te Enschede van 15 september 2015. Door handhaving van het beding wordt [X] niet onredelijk benadeeld: zij gaat er bij [Z] in salaris en arbeidsvoorwaarden op achteruit. Zij heeft aldaar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van één jaar daar waar zij bij TVI een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde tijd kon krijgen met hetzelfde salaris maar met een auto van de zaak.
3.2.4.
In reconventie vordert TVI - samengevat weergegeven - dat de kantonrechter [X] gelast om haar werkzaamheden voor [Z] te staken en gestaakt te houden. Voorts vordert zij stipte nakoming van het geheimhoudingsbeding, het relatiebeding en het concurrentiebeding op verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 per overtreding voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt. Daarnaast vordert zij veroordeling van [X] tot betaling van een voorschot op de reeds verbeurde contractuele boetes ten bedrage van € 15.000,00 dan wel een door de kantonrechter in redelijkheid te betalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tenslotte vordert zij veroordeling van [X] in de kosten van deze (reconventionele) procedure.
3.2.5.
[X] heeft tegen deze reconventionele vorderingen mondeling ter zitting verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
In conventie en in reconventie
4.1.1
Vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.2.
In conventie
4.2.1.
Allereerst is de vraag aan de orde of het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding in de laatst overeengekomen arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is. Niet in geschil is dat aan het bepaalde in artikel 7:653 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek (BW), te weten het schriftelijkheidsvereiste en de meerderjarigheidseis, is voldaan. Nu sprake is van een tijdelijke arbeidsovereenkomst die na 1 januari 2015 is gesloten moet vervolgens worden beoordeeld of de uitzonderingsbepaling
(artikel 7:653 lid 2 BW, zoals dit sinds 1 januari 2015 in het kader van de - gedeeltelijke - invoering van de Wet werk en zekerheid luidt)van toepassing is. Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) kan een beding als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW (concurrentie- en relatiebeding) alleen dan rechtsgeldig in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden overeengekomen niet rechtsgeldig is als uit de bij het beding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De reden is dat een werknemer anders ‘dubbel nadeel’ ondervindt omdat het concurrentiebeding belemmerend werkt bij een overstap naar een andere baan, terwijl bij aanvang vast staat dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in beginsel van korte duur is.
De zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen moeten
in het beding zelfduidelijk zijn omschreven, alsmede de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel nopen. Nu in de laatste tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in het kader van de opgenomen bedingen als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW niet is opgenomen welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen daaraan ten grondslag liggen, is het voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zowel het concurrentie- als het relatiebeding van de laatst overeengekomen arbeidsovereenkomst zal vernietigen. De separate verklaringen die werknemer heeft getekend en waar werkgever naar verwezen heeft, hebben geen betrekking op de in geding zijnde bedingen en kunnende omissie van het ontbreken van de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen niet repareren. De kantonrechter zal de in de laatste arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebedingen dan ook bij wijze van voorlopige voorziening schorsen.
4.2.2.
De vraag waar het in deze procedure in de kern vervolgens om gaat is of [X] met het in dienst treden bij [Z] het in de tweede arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding heeft geschonden. [X] heeft primair betwist dat zij het relatiebeding zoals in de tweede arbeidsovereenkomst gesloten overtreedt door indiensttreding bij [Z] Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de duur waarvoor dat beding is aangegaan onredelijk lang is, zodat het geschorst dient te worden tot een jaar, gelijk aan het in die overeenkomst opgenomen concurrentiebeding. Ter zake wordt als volgt overwogen
4.2.3.
[X] is in beginsel, ondanks de in de laatste arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldige tot stand gekomen concurrentie- en relatiebedingen, nog steeds gebonden is aan het relatiebeding, zoals dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft gegolden van 1 mei 2014 tot 30 april 2015, oftewel de tweede (of voorlaatste) arbeidsovereenkomst.
Dit relatiebeding is vóór 1 januari 2015 tot stand gekomen, zodat ingevolge de Overgangsbepaling XXIIc van de Wet Werk en Zekerheid artikel 7:653 BW van toepassing is zoals dat vóór 1 januari 2015 luidde. Dat betekent dat de eis van het vermelden van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen niet geldt en dat in die overeenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebedingen wel rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. De werkingsduur van het in die arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding is reeds op 30 april 2016 verstreken. Het relatiebeding is evenwel voor een jaar langer overeengekomen,
de werkingsduur van dat beding zal eerst op 30 april 2017 verstreken zijn.
4.2.4.
De kantonrechter stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of [X] het concurrentiebeding geschonden heeft beoordeeld moet worden nu zij bij een opdrachtgever, niet zijnde een concurrent van TVI in dienst is getreden. Daartoe dient bepaald te worden wat het overeengekomen relatiebeding betekent. Voor beantwoording van de vraag welke betekenis aan het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst moet worden gegeven is een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract niet beslissend. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981: AG4158). Voorts volgt uit HR 20 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:O1427) dat bij de uitleg van – in dit geval – het relatiebeding telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben (zie ook ECLI:GHARL:2016:3055).
4.2.5.
Toetsing van het in geding zijnde relatiebeding aan dit criterium leidt tot het volgende. In zijn algemeenheid, en dus ook in de jurisprudentie, wordt met een relatiebeding - een lichte vorm van concurrentiebeding - een beding bedoeld op grond waarvan het de werknemer verboden wordt om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zakelijk gebied nog contact te onderhouden met relaties/cliënten van de werkgever dan wel deze relaties/cliënten mee te nemen naar zijn of haar nieuwe werkgever/werkkring, om oneerlijke concurrentie te voorkomen en het bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever te beschermen. Oftewel een (redelijk geformuleerd) relatiebeding is bedoeld te voorkomen dat de werknemer niet met de (potentiële) klanten van de werkgever aan de haal kan gaan. Een dergelijk beding staat niet in de weg aan het in dienst treden bij een
nietconcurrerende onderneming of aan het starten van een
nietconcurrerende onderneming.
4.2.6.
[X] verstaat onder ‘relaties’ klanten van TVI die meegenomen zouden kunnen worden naar een directe concurrent van TVI op het gebied van het valideren van taxaties, daar waar TVI de zuiver taalkundige uitleg van verband/verhouding/betrekking tussen haar en haar opdrachtgevers hanteert.
Het mag dan zo zijn dat [Z] in de letterlijke zin van het woord een relatie is van TVI, maar nu een zuivere taalkundige uitleg niet beslissend is en verder geen eenduidige betekenis valt te halen uit de zin die partijen over en weer redelijkerwijs op dit punt in het beding mochten toekennen, ligt een uitleg als door [X] voorgestaan in de rede, nu het beding door de werkgever is opgesteld en [X] treft in haar mogelijkheden om in haar levensonderhoud te voorzien (vgl. HR 4 april 2003, JAR 2003,107).
Dat klemt te meer nu niet valt in te zien welke cliënten en/of relaties van TVI [X] mee zou kunnen nemen naar [Z] is in het geheel géén concurrent van TVI. In tegendeel, zij is een grote opdrachtgever van TVI. De door [X] bij [Z] te verrichten werkzaamheden kunnen dan ook niet concurrerend van aard noch schadelijk voor TVI zijn. Immers, [Z] is geen onderneming zoals TVI dat taxaties valideert maar een makelaarskantoor dat taxaties aanlevert.
4.2.7.
TVI wil [X] aan het relatiebeding houden, met name omdat bij haar de vrees leeft dat [X] vertrouwelijke informatie over opdrachtgevers en taxateurs zal gebruiken ten faveure van haar nieuwe werkgever. Of dat nu koudwatervrees is of niet, [X] is gehouden aan het geheimhoudingsbeding, waarmee de belangen van TVI voor wat betreft het mis- dan wel gebruiken door [X] van bij TVI opgedane vertrouwelijke informatie, voldoende zijn afgedekt.
4.2.8.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat de kantonrechter het aannemelijk acht dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat het relatiebeding, zoals opgenomen in de tweede arbeidsovereenkomst, er voor [X] niet aan in de weg staat om bij [Z] in dienst te treden in de functie van assistent makelaar/administratief medewerker binnendienst. Reeds om die reden dient het relatiebeding geschorst worden met ingang van 1 mei 2016, de datum waarop [X] bij [Z] in dienst is getreden.
4.2.9.
Ten overvloede wordt overwogen dat de kantonrechter, mede omdat het concurrentiebeding in de tweede overeenkomst is aangegaan voor één jaar, in een bodemprocedure, indien onverhoopt wordt geoordeeld dat van overtreding van het relatiebeding wel sprake is, het relatiebeding zal worden gematigd tot de duur van een jaar, weshalve ook om die reden tot schorsing van het relatiebeding met ingang van 1 mei 2016 zal worden overgegaan.
4.2.10.
Ten aanzien van de vordering om het overeengekomen boetebeding te schorsen wordt het volgende overwogen. [X] zou op grond van artikel 12.1 van de arbeidsovereenkomst een boete verschuldigd zijn van twee bruto maandsalarissen, onverminderd het recht van werkgever om volledige schadevergoeding te vorderen. Artikel 7:651 BW bepaalt evenwel dat een werkgever niet tegelijkertijd een boete kan innen krachtens een boetebeding en daarnaast een schadevergoeding kan eisen. Een dergelijk beding is nietig en dat betekent dat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de rechter het boetebeding vernietigt. Het boetebeding zal dan ook geschorst worden.
4.2.11.
Nu het concurrentie- en relatiebeding, overeengekomen in de laatste arbeidsovereenkomst en het relatiebeding overeengekomen in de tweede arbeidsovereenkomst worden geschorst, wordt aan de vordering onder 3 in het petitum van de dagvaarding niet toegekomen.
4.2.12.
TVI wordt als de in het ongelijk gestelde partij in conventie met de proceskosten belast.
4.3.
In reconventie
4.3.1.
Nu, zoals in conventie is overwogen, het concurrentiebeding en relatiebeding overeengekomen in de laatste overeenkomst en het relatiebeding uit de tweede arbeidsovereenkomst worden geschorst, is er geen grond de gevorderde veroordeling tot stipte naleving en/of de vordering tot betaling een voorschot op de verbeurde boete toe te wijzen. De vordering tot betaling van bedoeld voorschot dient voorts te worden afgewezen nu, zoals in conventie is overwogen, aannemelijk is dat het boetebeding in een bodemzaak geen stand zal houden.
4.3.2.
[X] is wel gehouden tot stipte nakoming van het geheimhoudingsbeding, zoals dat volgt uit het beding zelf. TVI heeft bij het enkel gelasten van de nakoming geen belang. Ook die vordering wordt afgewezen. Ook bij de gevorderde dwangsom heeft TVI geen dan wel onvoldoende belang nu in de arbeidsovereenkomst zelf reeds sancties in geval van overtreding zijn opgenomen en voor wijziging of verzwaring van die sancties, bijvoorbeeld omdat van overtreding sprake is of lijkt te zijn, geen aanleiding bestaat.
4.3.3.
TVI wordt ook in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

5.De beslissing in kort geding

de kantonrechter:
in conventie:
I. schorst de in arbeidsovereenkomsten opgenomen concurrentie- en relatiebedingen in die zin dat het [X] is toegestaan met ingang van 1 mei 2016 in dienst te treden bij [Z] in de functie van assistent makelaar/administratief medewerker binnendienst;
II schorst de in de arbeidsovereenkomsten opgenomen boetebedingen;
III veroordeelt TVI in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 178,88 wegens verschotten en € 400,00 wegens salaris gemachtigde;
IV verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
V wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:
VI wijst de vordering af;
VII veroordeelt TVI in de proceskosten, aan de zijde van [X] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2016.