Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Nu voor de aanvang van de verjaringstermijn niet is vereist dat degene die weet dat er schade is geleden ook bekend is met de exacte oorzaak van de schade en de juridische grondslag van zijn vordering, kan aan het rechtsgeldig stuiten van de verjaringstermijn niet de eis gesteld worden dat bij de stuitingshandeling steeds de exacte feitelijke en juridische grondslagen genoemd worden. Een dergelijke eis wordt in artikel 3:317 BW ook niet gesteld. Daarbij is niet van belang of de belegger Dexia aansprakelijk stelt voor eigen gedragingen van Dexia in verband met niet toegestane handelingen van de tussenpersoon of dat hij Dexia aansprakelijk stelt in verband met toerekening van gedragingen van die tussenpersoon. Dexia moet immers in die tijd ook zelf bekend worden verondersteld met de reikwijdte van artikel 41 NR en had er dan ook rekening mee moeten houden dat de aansprakelijkheidstelling mede betrekking had op artikel 41 NR.
25 januari 2007 definitief is komen vast te staan wat de uitkomst is geweest van de hiervoor bedoelde collectieve actie, en dat een belanghebbende pas op dat moment wist waar hij aan toe was.