4.3.Voorts heeft [eiser] gevorderd dat de werking van het relatie- en non-concurrentiebeding wordt geschorst, althans dat het hem wordt toegestaan om – zonder dat hij boetes verschuldigd raakt – werkzaam te zijn voor VVBHUSAN.
4.3.1.Op de eerste plaats heeft [eiser] betoogd dat het non-concurrentiebeding haar werking heeft verloren, omdat het beding zwaarder is gaan drukken als gevolg van de functiewijziging per 1 januari 2013. Het relatie- en non-concurrentiebeding had betrekking op de functie van Commercieel Technisch Adviseur. Wijzonol heeft een ingrijpende wijziging in haar organisatie doorgevoerd onder de projectnaam ‘Grip op groei’. Als gevolg daarvan is de functie van [eiser] veranderd in die van Verftechnisch Adviseur. Volgens [eiser] is dat een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding, die voor hem overigens niet voorzienbaar was.
4.3.2.Wijzonol heeft ter zitting toegelicht dat de functiebenaming inderdaad is veranderd en dat wat het werk van [eiser] betreft sprake is geweest van een accentverschuiving. Voorheen bestond 60% van het werk van [eiser] uit het geven van verftechnische adviezen. In zijn rol als adviseur bezoekt hij de schilderprojecten van potentiële klanten, beoordeelt hij de te verven materialen en schrijft hij in een advies welke Wijzonol-producten geschikt zijn voor het betreffende project. Daarnaast bestond het werk van [eiser] voor 40% uit commerciële taken: het onderhouden van klantcontact, acquisitie, bevorderen van de klanttevredenheid en het geven van toolbox-presentaties. Na de functieaanpassing is die verhouding 70% - 30% geworden, waarbij 30% de commerciële taak is. De voornaamste verandering houdt in dat de Verftechnisch Adviseur niet meer belast is met de acquisitie van nieuwe klanten c.q. nieuwe opdrachten van bestaande klanten. Volgens Wijzonol is deze verandering in het takenpakket van [eiser] geen ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding waardoor het non-concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken.
4.3.3.Een concurrentiebeding in de zin van artikel 7:653 BW moet opnieuw schriftelijk worden overeengekomen, zo overweegt de kantonrechter, indien de wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is, dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Het concurrentiebeding verliest niet onder alle omstandigheden volledig zijn geldigheid, maar voorzover de in de maatstaf genoemde, tezamen genomen, omstandigheden dit nodig maken met het oog op enerzijds de bescherming die artikel 7:653, eerste lid, BW de werknemer biedt tegen het niet weloverwogen aangaan van een concurrentiebeding en anderzijds het te beschermen belang van de werkgever bij dat beding. Daartoe dient de rechter niet alleen te onderzoeken of sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, maar ook of, en zo ja op grond waarvan die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Daarbij zal de rechter betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde. Voorts is de enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan, in het algemeen onvoldoende voor het aannemen van het oorzakelijk verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding. Bij de beoordeling of van dit laatste sprake is zal de rechter moeten onderzoeken - en in zijn motivering tot uitdrukking moeten brengen - of, en zo ja in hoeverre en in welke mate - die wijziging, na een eventuele beëindiging van het dienstverband van de werknemer, bij handhaving van het concurrentiebeding een belemmering voor hem zal vormen om, een nieuwe, gelijkwaardige, werkkring hetzij in loondienst hetzij als zelfstandig ondernemer te vinden.
4.3.4.De kantonrechter is van oordeel dat voorshands kan worden aangenomen dat sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding. De nadruk is meer komen te liggen bij het opstellen van verftechnische adviezen, waardoor [eiser] volgens hem in de meer specialistische hoek gezet. Daarnaast verricht hij zijn taken in een groter werkgebied en ligt de nadruk minder op commerciële taken. Die wijzigingen acht de kantonrechter echter niet van dien (ingrijpende) aard dat het non-concurrentiebeding daardoor zwaarder is gaan drukken.
4.3.5.In de eerste plaats is niet betwist dat [eiser] in zijn voorheen beklede functie van Commercieel Technisch Adviseur ook al circa 60% van zijn werktijd besteedde aan het geven van verftechnisch advies en thans, in de functie van Verftechnisch Adviseur, 70%. Dat laatste percentage erkent [eiser] bovendien in randnummer 6 in de dagvaarding. Niet bestreden is de stelling van Wijzonol dat de voornaamste wijziging van de functie naar aanleiding van ‘Grip op groei’ inhoudt dat het aanboren van nieuwe klanten en opdrachten, de acquisitie dus, niet langer tot het takenpakket van de Verftechnisch Adviseur behoort, maar tot die van de accountmanager. Kennelijk was 10% van de werktijd van [eiser] voor dat doeleinde gereserveerd. Een en ander brengt de kantonrechter tot de conclusie dat Wijzonol terecht spreekt van een accentverschuiving en dat is niet een wijziging van ingrijpende aard. Er is hoogstens een taak uit het pakket overgeheveld naar de functie van accountmanager. De analyse door [eiser] van de cijfers uit productie 11 van Wijzonol, zoals weergegeven in zijn productie 20 kan aan het voorgaande niet afdoen. Zelfs als juist is dat [eiser] meer in technische zin verantwoordelijk is geworden voor de omzet van Wijzonol dan in commerciële zin, dan nog geldt dat dit slechts een verschuiving van taken is en geen ‘zwaarder drukken’ meebrengt. In de functie van Commercieel Technisch Adviseur legde [eiser] immers ook klantbezoeken af en schreef hij naar aanleiding van een dergelijk advies een verftechnisch advies en dat is [eiser] in zijn nieuwe functie als Verftechnisch Adviseur blijven doen.
4.3.6.Voorts heeft Wijzonol toegelicht dat [eiser] tijdelijk in het rayon Gelderland is ingezet in verband met veranderingen in het accountmanagementteam. Zijn inzet in een groter werkgebied hangt dus niet samen met een verandering in functie en dat is door [eiser] niet bestreden.
4.3.7.In de laatste plaats, zo overweegt de kantonrechter, heeft [eiser] onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is van het benodigde oorzakelijke verband tussen enerzijds de wijziging van de arbeidsverhouding en anderzijds het zwaarder gaan drukken van het non-concurrentiebeding. [eiser] had aannemelijk moeten maken dat
de wijziging van zijn functiemeebrengt dat het non-concurrentiebeding bij de beëindiging van het dienstverband met Wijzonol een belemmering voor hem zal vormen om elders in dienst te treden, maar daaromtrent heeft [eiser] niets gesteld en onderbouwd.
4.3.8.De kantonrechter komt tot de conclusie dat het non-concurrentiebeding haar gelding heeft behouden na de functiewijziging per 1 januari 2013. [eiser] heeft ter discussie gesteld of VVBHUSAN is aan te merken als een concurrent van Wijzonol. VVBHUSAN verkoopt verf, terwijl Wijzonol verf produceert. Dat blijkt volgens [eiser] uit de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De kantonrechter kan [eiser] daarin niet volgen. Wijzonol verkoopt Wijzonolverf, maar produceert die verf niet zelf. Dat doet [bedrijf] Uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel blijkt dat de activiteiten van Wijzonol bestaan uit ‘groothandel in verf en verfwaren’. Wijzonol is verantwoordelijk voor de afzet van de verf via groothandels, bouwmarkten en timmerfabrieken en met het oog daarop had [eiser] ook een aandeel in het verkoopproces. VVBHUSAN verkoopt naast Wijzonol ook verf van andere merken. Zij vervult daarmee de positie van relatie van Wijzonol, maar tevens die van concurrent. Via VVBHUSAN vindt immers ook verf van andere merken haar weg naar de eindgebruiker. Het non-concurrentiebeding geldt dus ook bij indiensttreding bij VVBHUSAN.
4.3.9.Aan de orde is de vraag of er de redenen zijn om het non-concurrentiebeding te schorsen, zoals door [eiser] is gevorderd, of althans zo te beperken dat indiensttreding bij VVBHUSAN is toegelaten. De ter zake daarvan gevraagde voorziening kan worden gegeven indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het non-concurrentiebeding conform artikel 7:653, tweede lid, BW (oud) geheel, althans gedeeltelijk, zal vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Daarom dient op basis van alle relevante omstandigheden van het geval een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van [eiser] bij schorsing van het beding en de belangen van Wijzonol bij onverkorte handhaving daarvan.
4.3.10.[eiser] heeft aangevoerd dat hij met zijn beoogde overstap naar VVBHUSAN zijn positie aanmerkelijk verbetert. Het salaris stijgt met ruim € 500,00 bruto per maand. Daarnaast is hij minder tijd kwijt met reizen, omdat het rayon Noord-Limburg aan hem wordt toegewezen. Voor Wijzonol was hij werkzaam in de regio’s Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. In de beoogde functie kan [eiser] meer op het commerciële vlak werkzaam zijn. Volgens [eiser] behoeft Wijzonol niet te vrezen voor benadeling. [eiser] zal een andere functie bekleden in een ander werkgebied, er geldt een geheimhoudingsbeding en het is zeer reëel dat [eiser] bij VVBHUSAN als een uithangbord zal optreden voor Wijzonol. Tot slot heeft [eiser] betoogd dat Wijzonol oneigenlijke motieven heeft voor de handhaving van het relatie- en non-concurrentiebeding. Zij wil [eiser] behouden voor haar eigen organisatie en een voorbeeld stellen richting de groothandels dat Wijzonol niet dient als opleider voor de markt.
4.3.11.Wijzonol heeft hiertegenover gesteld dat zij een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft bij de handhaving van het non-concurrentiebeding. Door het vertrek van [eiser] naar VVBHUSAN zal zij zonder Verftechnisch Adviseur in het rayon Limburg/Noord-Brabant moeten opereren. Het opleiden van een vervanger voor [eiser] zal circa twee jaren vergen. In de tussentijd bestaat voor de concurrentie optimale gelegenheid om in het gat te springen dat Wijzonol daardoor laat liggen. VVBHUSAN kan – met [eiser] in dienst als commerciële medewerker, profiterend van het netwerk dat hij bij Wijzonol heeft opgebouwd – deze relaties bedienen en mogelijk overhalen verf van concurrerende merken te kopen.
4.3.12.De kantonrechter is van oordeel dat Wijzonol er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat [eiser] niet door zijn kennis van haar werkwijze, haar prijsstelling en haar klanten zichzelf een positie verschaft waarbij sprake is van ongerechtvaardigd voordeel bij het concurrerend handelen. Het rechtens te respecteren belang van een werkgever is in dezen niet het tegengaan van concurrentie in het algemeen. Het gaat erom te voorkomen dat een ex-werknemer met gebruikmaking van de kennis van de onderneming van de ex-werkgever, die hij zonder de werkzaamheden voor die onderneming niet zou hebben, zijn vorige werkgever rechtstreeks concurrentie zal kunnen aandoen en daarmee zichzelf of een derde (de nieuwe werkgever) een ongerechtvaardigde voorsprong in de concurrentie zal bezorgen. [eiser] heeft een klantennetwerk bediend in de regio waar VVBHUSAN ook opereert. De omvang van dat netwerk heeft ter zitting ter discussie gestaan, omdat Wijzonol voor het aantal relaties uitgaat van ieder klantcontact dat [eiser] heeft gehad, terwijl [eiser] pas een relatie meetelt wanneer hij met die relatie een uitgebreide commerciële relatie heeft opgebouwd. Afgaande op het aantal klantenbezoeken, zoals dat blijkt uit Wijzonols productie 11 (ruim 700 in zes jaar), acht de kantonrechter het aannemelijk dat [eiser] een aanzienlijk aantal bestaande relaties kan bedienen vanuit de beoogde nieuwe functie. Het kan in theorie een voordeel zijn dat [eiser] , eenmaal werknemer van VVBHUSAN, voormalige klanten van Wijzonol de Wijzonol-producten adviseert. Maar het is evenzogoed voorstelbaar dat [eiser] verfproducten van concurrenten van Wijzonol zal gaan verkopen. [eiser] heeft immers niet bestreden dat VVBHUSAN op producten van concurrerende verven (dus niet-Wijzonol) een hogere marge behaalt en dat VVBHUSAN vooral (circa 80% van haar omzet) verfproducten van concurrenten verkoopt. [eiser] kan in dit opzicht geen enkele zekerheid bieden en ook om die reden leunt Wijzonol op het met [eiser] overeengekomen non-concurrentiebeding. Gelet op het voorgaande neemt de kantonrechter het zwaarwegende bedrijfsbelang van Wijzonol bij de handhaving van het non-concurrentiebeding aan. Dat brengt mee dat het betoog van [eiser] , dat Wijzonol het beding oneigenlijk handhaaft, geen verdere bespreking behoeft.
4.3.13.De kantonrechter is verder van oordeel dat het belang van Wijzonol bij de handhaving van het non-concurrentiebeding zwaarder weegt dan het belang van [eiser] om bij VVBHUSAN in dienst te mogen treden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet eerder kenbaar heeft gemaakt ontevreden te zijn over zijn werkzaamheden voor Wijzonol of dat sprake is van andere omstandigheden die [eiser] richting de uitgang hebben bewogen. Hij heeft zelf het initiatief genomen om te vertrekken naar VVBHUSAN, terwijl Wijzonol zich juist heeft ingespannen [eiser] te behouden voor haar organisatie. Onbestreden is dat Wijzonol tweemaal een vacature heeft gehad voor de functie van accountmanager, waar [eiser] geen belangstelling voor heeft getoond. Daarmee wordt het belang dat [eiser] hecht aan het verleggen van zijn focus van de technische aspecten van de verkoop van verf naar het commerciële vlak in behoorlijke mate ondergraven. Zijn voorgespiegelde positieverbetering bij VVBHUSAN is niet onaanzienlijk, maar daar staat tegenover dat Wijzonol de bereidheid heeft uitgesproken die verbetering te willen (proberen te) evenaren, door een hoger salaris te bespreken en een verkleining van het werkgebied. Op dat aanbod is [eiser] niet ingegaan. Andere (zwaarwichtige) belangen bij zijn overstap naar VVBHUSAN heeft [eiser] niet gesteld. Afgezet tegen het zwaarwichtige bedrijfsbelang dat Wijzonol heeft gesteld bij de handhaving van het non-concurrentiebeding, ziet de kantonrechter geen aanleiding om het non-concurrentiebeding te schorsen en evenmin om te bepalen dat het [eiser] wordt toegestaan om in dienst te treden van VVBHUSAN zonder dat hij de contractuele boetes aan Wijzonol verschuldigd raakt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vordering betreffende het relatiebeding die, gegeven hetgeen is overwogen ten aanzien van vordering betreffende het non-concurrentiebeding, geen aparte bespreking behoeft. Het relatiebeding verschaft Wijzonol in de gegeven omstandigheden (kort gezegd: directe concurrenten en een deels overlappend werkgebied) onvoldoende bescherming tegen oneerlijke concurrentie.
[eiser] heeft niet gevorderd de geografische werking en tijdsduur van het non-concurrentiebeding te beperken. De kantonrechter zal zich hieromtrent dan ook niet uitspreken.