Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DEXIA NEDERLAND B.V .,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
wonende te Deurningen,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde partij met betrekking tot een effectenleaseovereenkomst. Dexia vorderde een verklaring voor recht dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan ten aanzien van de overeenkomst met nummer [nummer 3] en dat zij niets meer aan de gedaagde verschuldigd is. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, betwistte dit en stelde dat de overeenkomsten met de contractnummers [nummer 1] en [nummer 2] tijdig zijn vernietigd door zijn echtgenote, waardoor Dexia onterecht betalingen heeft ontvangen.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 4 augustus 2015, waarin de kantonrechter de zaak aanhield in afwachting van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2015 deze vragen beantwoord, wat leidde tot verdere discussie tussen partijen over de stuitende werking van de collectieve actie en de gevolgen daarvan voor de individuele vordering van de gedaagde.
De kantonrechter oordeelde dat de termijn voor het indienen van een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring pas begon na het royement van de procedure op 25 augustus 2005. Aangezien de gedaagde de vernietigingsverklaring op 19 januari 2006 heeft ingediend, was deze tijdig. De kantonrechter concludeerde dat Dexia de overeenkomsten met de contractnummers [nummer 1] en [nummer 2] onterecht heeft behandeld en dat de gedaagde recht heeft op terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 500,00 voor gemachtigdesalaris.