ECLI:NL:RBOVE:2016:1726

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
ak_15 _ 2239
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor paviljoen en waterskibaan in Zwolle; geschil over bestemmingsplan en horeca-activiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een paviljoen en een waterskibaan aan de Wijthmenerplas in Zwolle. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. K.A. Luehof, betwistte de vergunning op verschillende gronden, waaronder de stelling dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, dat ondergeschikte horeca niet is toegestaan, en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar verkeersstromen en geluidsoverlast. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, vertegenwoordigd door mr. M. Bekooy, stelde dat de vergunning zorgvuldig was voorbereid en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan ondersteunende horeca toestaat ten dienste van de hoofdfunctie dagrecreatie tot een maximum van 800 m². De rechtbank oordeelde dat het paviljoen, met een totale oppervlakte van ongeveer 810 m², niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de horecaruimte samen met het terras onder de toegestane oppervlakte blijft. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de ondergeschiktheid van de horeca-activiteiten aan de dagrecreatie niet betekent dat de horeca moet sluiten zodra de dagrecreatie eindigt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/2239

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te Zwolle, eiseres,
gemachtigde: mr. K.A. Luehof, werkzaam bij Univé Rechtshulp te Assen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Cablepark Lakeside Zwolle,werkmaatschappij van Vredestein Holding BV, vertegenwoordigd door mw. E.M. Vredeveld-Roosjen, wonende te Zwolle (verder te noemen: Lakeside)

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Lakeside een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het oprichten van een paviljoen en een waterskibaan inclusief starthuis, startsteiger, masten en vlonders op het perceel Zalnéweg 110 en voor het afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan voor wat betreft de goothoogte van het paviljoen en de bouwhoogte van de masten voor de waterskibaan.
Bij besluit van 15 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen in die zin dat ook omgevingsvergunning is verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan voor wat betreft de situering van het starthuis op minder dan 100 meter van het hoofdgebouw en deels in de bestemming “Water”. Voor het overige heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 18 maart 2016 heeft de gemachtigde van eiseres nog enkele foto’s aan de rechtbank toegezonden.
Het beroep is op 1 april 2016 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mw.mr. W.M. de Boer, advocaat en kantoorgenoot van mr. K.A. Luehof, voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle en A. Koop, projectmanager. Lakeside is verschenen bij gemachtigde mr. R. van Eck, advocaat te Deventer en E.M. Vredeveld-Roosjen.
Overwegingen
1. Eiseres heeft aangevoerd dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien:
a. ondergeschikte horeca niet is toegestaan;
b. als ondergeschikte horeca al is toegestaan, deze slechts ondersteunend mag zijn;
c. er een onjuiste uitleg van het begrip dagperiode heeft plaatsgevonden;
d. er maar één horecavoorziening is toegestaan;
e. er aansluiting gezocht dient te worden bij de algemene definitie en criteria van ondersteunende horeca;
f. het beleid van de gemeente Zwolle er op is gericht dat er geen uitbreiding komt van horeca in het buitengebied;
g. het aantal vierkante meters als bedoeld in artikel 4.5 en/of artikel 4.2.1 van het bestemmingsplan is overschreden;
h. tijdens evenementen het paviljoen niet bereikbaar is en er geen andere parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
Verder heeft eiseres aangevoerd:
i. dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid nu er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de verkeersstromen en geluidsoverlast daarvan;
j. dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de flora en fauna.
k. dat de onderliggende rapporten gebaseerd zijn op een oude aanvraag.
In de aanvullende beroepsgronden heeft eiseres nog naar voren gebracht dat de waterskibaan ook in strijd is met de bestemming water (l).
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verleende omgevingsvergunning zorgvuldig is voorbereid en de beroepsgronden niet slagen.
3. De gemachtigde van Lakeside heeft ter zitting aangevoerd dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden, dan wel ongegrond.
4. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat alle bezoekers van de Wijthmenerplas langs haar woning komen en dat door het inmiddels gerealiseerde paviljoen het aantal verkeersbe-wegingen is toegenomen. De rechtbank heeft geen reden gevonden hieraan te twijfelen, zodat eiseres reeds vanwege een mogelijke aantasting van haar woon- en leefklimaat als gevolg van de verleende omgevingsvergunning als belanghebbende kan worden beschouwd. Het namens haar ingestelde beroep is dan ook ontvankelijk.
5. Ter plaatse van het paviljoen is het bestemmingsplan “Wijthmenerplas” van kracht (verder: het bestemmingsplan). Het paviljoen is geprojecteerd op gronden met de bestem-ming “Recreatie-Dagrecreatie”. Op grond van het bij die bestemming behorende artikel 4, lid 4.1 van de planregels zijn de als zodanig op de verbeelding aangewezen gronden – voor zover hier van belang – bestemd voor:
“ a. dagrecreatie;
b. groenvoorzieningen;
c. evenementen ter plaatse van de functieduiding “evenemententerrein”;

met daaraan ondergeschikt:

d. wegen en palen;

e, parkeervoorzieningen;

f. geluidwerende voorzieningen;
g. openbare voorzieningen;
h. infrastructurele voorzieningen;
i. water;

met de daarbij behorende:

j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.”
In aanvulling hierop is in de specifieke gebruiksbepaling in artikel 4.5. van de planregels beschreven welk gebruik – voor zover hier van belang – in strijd is met de doeleinden-omschrijving als opgenomen in artikel 4.1. van deze planregel:
“Tot een strijdig gebruik met de bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
(…)
i. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie met een oppervlakte van meer dan 800 m² .”
Onder het begrip “dagrecreatie” wordt ingevolge artikel 1, lid 1.35 van de planregels verstaan:
“recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, buitensportcentrum, volkstuinen of nutstuinen.”
6. Het paviljoen heeft een totale oppervlakte van ongeveer 810m2 met een terras van ongeveer 414m2. Het is de bedoeling van Lakeside om vanuit het paviljoen outdoor- en health-gerelateerde activiteiten op het land en in het water te organiseren. Daarnaast is het de bedoeling om het paviljoen te gebruiken voor horeca-activiteiten voor zowel bezoekers van het outdoor centrum als passanten. Het paviljoen wordt voor ongeveer 327m2 als horecaruimte gebruikt. Tezamen met de oppervlakte van het terras, wordt ongeveer 741m2 voor horeca gebruikt.
7. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat er tussen partijen met name verdeeldheid bestaat over de beantwoording van de vraag of ondergeschikte horeca is toegestaan en zo ja, of deze alleen ondersteunend zou mogen zijn.
7.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat verweerder zijn visie en toetsingskader voor ontwikkelingen rond de Wijthmenerplas als dagrecreatieterrein reeds enige jaren geleden heeft neergelegd in een in mei 2012 verschenen visienota (verder: de visienota). Op bladzijde 20 van deze visienota is vermeld dat als toetsingskader voor initiatieven van ondernemers onder meer geldt dat leisurevoorzieningen passen in de scenario’s health en outdoor en dat horeca is toegestaan als financiële drager van de leisure en ondersteunend is aan de leisure. Een zelfstandig functionerende horecaonderneming is op deze locatie niet toegestaan, want leisure vormt de hoofdactiviteit.
Nu de visienota mede ten grondslag heeft gelegen aan de totstandkoming van het bestemmingsplan, is de rechtbank van oordeel dat de gemeenteraad en in navolging verweerder met dit bestemmingsplan heeft bedoeld activiteiten als een waterskibaan en ondersteunende horeca toe te staan.
7.2.
Daar komt bij dat uit de tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) van 18 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:832) in het kader van het mede door eiseres ingediende beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan blijkt dat in die procedure onder meer als beroepsgrond is aangevoerd dat door het toestaan van een horecaonderneming van 800 m² ernstige geluidsoverlast wordt gevreesd. In dit verband heeft de Afdeling vervolgens, kort samengevat, in rechtsover-weging 4.11.1. van die uitspraak overwogen dat de gemeenteraad zich terecht op standpunt heeft gesteld dat het bestemmingsplan uitsluitend ondersteunende horeca toestaat ten dienste van de hoofdfunctie (dagrecreatie) tot een maximum van 800 m². Hiermee is, hoewel niet rechtstreeks, de vraag of ondersteunende horeca is toegestaan bij de behandeling van het beroep bij de Afdeling aan de orde geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de ondergeschiktheid van de horeca-activiteiten niet alleen tegen de leisure-activiteiten die in en vanuit het paviljoen worden georganiseerd dient te worden afgewogen, maar tegen het gebruik van het gehele gebied van de Wijthmenerplas voor dagrecreatie. Het bestemmingsplan Wijthmenerplas voorziet immers in de mogelijkheid om ondergeschikte horeca-activiteiten te realiseren voor zowel bezoekers van de waterski-baan als andere bezoekers van de plas.
Uit de plankaart blijkt dat het als zodanig bestemde plandeel voor “Recreatie-dagrecreatie” een oppervlakte heeft van 293.436 m² , terwijl het paviljoen een oppervlakte heeft van in totaal 810 m², waarvan –als onder 6. weergegeven- een deel als horecaruimte wordt gebruikt. Tezamen met de oppervlakte van het terras wordt minder dan 800 m2 voor horeca gebruikt. Nu dit blijft onder genoemde grens van 800 m2 is geen sprake van strijd met het bestemmingsplan.
7.3.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat in de desbetreffende planregels een duidelijke koppeling is gemaakt tussen het hoofdgebruik ten aanzien van dagrecreatie en de mogelijke horeca als ondergeschikte nevenactiviteit aan het hoofdgebruik. Hierin zijn geen openings- en sluitingstijden van een mogelijk te vestigen paviljoen opgenomen. Daarbij komt dat de begrippen “dagrecreatie” en “dagperiode” in de planregels niet zijn beperkt tot de periode tussen zonsopgang en zonsondergang. De rechtbank kan verweerder volgen dat dagrecreatie een vorm van recreatie is die niet langer duurt dan een dag en waarbij geen sprake is van overnachtingen. Dit betekent dat bezoekers ’s avonds naar Lakeside kunnen gaan, en dat zolang leisure de hoofdactiviteit blijft van Lakeside geen strijd met het bestemmingsplan optreedt. De stelling van eiseres dat de ondergeschiktheid van het gebruik voor horecadoel-einden aan het hoofdgebruik van de dagrecreatie ertoe zou strekken dat indien de dag-recreatie is beëindigd, ook de horeca moet worden gestaakt, kan door de rechtbank niet worden gevolgd.
7.4.
De aangevoerde beroepsgrond dat er maar één horecavoorziening is toegestaan en dat deze al aanwezig is in de vorm van een “friettent” treft geen doel, nu er ter zake geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
7.5.
Met betrekking tot de vraag of sprake is van ondersteunende horeca “ten dienste van de hoofdfunctie” is naar het oordeel van de rechtbank eveneens beslissend dat het bestemmingsplan ondersteunende horeca toestaat ten dienste van de hoofdfunctie (dagrecreatie) tot een maximum van 800 m². Indien de vergunninghouder in strijd met het bestemmingsplan handelt, kunnen belanghebbenden verweerder verzoeken om tot handhaving over te gaan.
8. De stelling van eiseres dat het aantal vierkante meters als bedoeld in artikel 4.5 van het bestemmingsplan is overschreden, is onvoldoende onderbouwd, zodat deze stelling geen doel treft.
9. De beroepsgrond dat tijdens evenementen het paviljoen niet bereikbaar is en er geen andere parkeerplaatsen beschikbaar zijn is naar het oordeel van de rechtbank door verweerder onder paragraaf 2.8. van het ingediende verweerschrift voldoende weerlegd.
10. De rechtbank is van oordeel dat ook de onder 1. i, j en k genoemde beroepsgronden voldoende en navolgbaar zijn weerlegd in het verweerschrift. Daarbij tekent de rechtbank nog aan, dat hetgeen hierover is aangevoerd niet kan worden gerelateerd aan de (beperkte) afwijkingen van het bestemmingsplan, die onder 11. aan de orde komen
11. Voor zover eiseres betoogt dat de locatie van het starthuis strijdig is met de bestemming ‘recreatie-dagrecreatie’, slaagt dit betoog niet, nu verweerder onder de gegeven motivering gebruik heeft kunnen maken van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 4.3.1, onder c.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding om de beroepsgrond over de strijdigheid van de waterskibaan met de bestemming water als tardief aan te merken. Daarbij betrekt de recht-bank dat verweerder heeft kunnen reageren op deze grond. Naar het oordeel van de rechtbank treft deze beroepsgrond geen doel, nu er sprake is van aan de bestemming water ondergeschikte dagrecreatie.
13. Het beroep is dan ook ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Hardonk-Prins, voorzitter, en mr. J.H. Keuzenkamp en mr. W.J.B. Cornelissen, leden, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.