5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
Op 23 oktober 2015, omstreeks 22.20 uur, ben ik op de Kuipersdijk in Enschede beroofd van mijn handtas. Hierbij ben ik ten val gekomen. Ten gevolge hiervan heb ik beide schouders gebroken. Ik zal aan deze gecompliceerde breuken geopereerd worden. Op het moment dat ik naar mijn auto liep, werd ik van achteren aangevallen en voelde ik een harde ruk aan mijn handtas. Ik ben toen voorover op straat gevallen. Ik zag dat een jonge knaap er vandoor ging met mijn handtas. Hij rende in de richting van de Beltstaat. Toen de jongen wegrende zag ik op een afstand van ongeveer drie meter van mij vandaan een portemonnee op staat liggen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
De getuige [getuige 1] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
Op 23 oktober 2015, omstreeks 22.25 uur ben ik getuige geweest van een beroving op de Kuipersdijk te Enschede. Ik zag een vrouw ons tegemoet komen. Ik zag dat achter haar, op enkele meters afstand, een man liep. Plotseling hoorde ik een harde gil achter ons. Ik keek om en zag dat de vrouw op de grond lag. Ik zag een man wegrennen in de richting van de Beltstraat. Ik zag dat het dezelfde man was die ons zojuist gepasseerd was en die achter de vrouw liep.
Ik herkende de man aan zijn kleding, zijn donkere haar en zijn gezicht. Toen de man ons tegemoet kwam lopen dacht ik dat het een kennis van mij was en daarom keek ik beter naar hem. Ik zag toen dat het die kennis niet was. De tijd vanaf het moment dat hij ons voorbij liep en dat de vrouw op de grond lag was kort en er was niemand anders. Ik keek achterom en hij was de enige die daar wegrende. Toen de politie met een man terugkwam, herkende ik hem aan zijn jas, kleding en gezicht als de man die ons voorbij was gelopen.
De getuige [getuige 2] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
Ik ben getuige geweest van een beroving aan de Kuipersdijk te Enschede. Op 23 oktober 2015 omstreeks 22.20 uur, liep ik met mijn vriendin in de richting van het centrum. Ik zag een oudere vrouw ons tegemoet komen lopen. Ik zag een man kort achter deze vrouw lopen.Dat was dezelfde man die ik daarna bij de vrouw zag. Hij had hetzelfde gezicht en hetzelfde jasje. Ik zag dat hij iets van de vrouw af wilde pakken. Hij trok harder en zij werd meegesleurd en kwam ten val. Toen wij daar aankwamen lag er een portemonnee op de grond. Toen wij er in keken zagen wij een identiteitskaart. Hierop herkende ik de man die de vrouw had beroofd. De man die later werd aangehouden was dezelfde man als de man die de vrouw had beroofd. Ik herkende hem aan zijn gezicht en jasje toen de politie met hem voor ons langsliep. Ik weet zeker dat de aangehouden man de man van de beroving is. Toen de vrouw gilde, gebeurde dat achter mij op een afstand van naar schatting vier á vijf meter.
Een proces-verbaal van aanhouding houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Op 23 oktober 2015, omstreeks 22.22 uur reden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op de Kuipersdijk te Enschede. Toen wij de Spelbergweg gepasseerd waren zagen wij een oudere vrouw op de grond liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , hoorde dat een omstander naar mij schreeuwde: “Hij is die kant op”, of woorden van gelijke strekking, waarbij hij wees in de richting van de Beltstraat.
Wij, verbalisanten, hebben de achtervolging ingezet. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag in de bocht van de Borneostraat een tas liggen. Op een gegeven moment zag ik een aantal personen vanuit de Borneostraat de Beltstraat inlopen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , hoorde dat door een van de personen werd gezegd: “Dit is hem”, of woorden van gelijke strekking. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de omstanders hierbij wezen naar een persoon die later bleek te zijn verdachte [verdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , pakte de verdachte vast en zei tegen hem dat hij was aangehouden. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoorden dat de verdachte zei: “Sorry, Sorry, het spijt mij”
Op 23 oktober 2015 omstreeks 22.24, hielden wij op de Beltstaat te Enschede als verdachte aan: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996.
Een proces-verbaal van bevindingen houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Toen wij, verbalisanten, terug waren bij ons dienstvoertuig, kreeg ik, verbalisant [verbalisant 1] , een portemonnee met een ID-kaart in de handen gedrukt. Ik hoorde dat deze nabij het slachtoffer was aangetroffen en dat de verdachte deze verloren was. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat het de ID-kaart van verdachte [verdachte] betrof.
Een tweetal als bijlage bij het door [slachtoffer] ingediend voegingsformulier gevoegde bescheiden houden, in onderling verband en samenhang bezien, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Op 24-10-2015 zagen wij [slachtoffer] , geb.dat: 18-10-1937.
Reden van komst: 112 melding: Pijnlijke schouder na val, na beroving.
Aanvullend onderzoek:
X-schouder bdz: Proximale mumerusfractuur bdz met dislocatie en betrokkenheid Tuberculum majus.
Met hoogachting,
A. Coenders, arts-assistent heelkunde
Namens: B.P Bertelink, chirurg-traumachirurg.
Vanaf 28-10-2015 zagen wij in consult [slachtoffer] , geb.dat: 18-10-1937.
Conclusie:
78-jarige patiente met status na proximale humerusfractuur beiderzijds, rechts 3 part en links 4 part/communitief met dislocatie. Pijn en immobilisatie van de schouders beiderzijds.
Met hoogachting, mede namens O.J.P Roukes, dr. K.A.J. Kuijpers, physician assistant i.o., revalidatiearts.
De rechtbank acht op basis van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de handtas van het slachtoffer [slachtoffer] heeft weggenomen, ten gevolge waarvan mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de inhoud van die bewijsmiddelen sluit de rechtbank de mogelijkheid uit dat een ander dan verdachte het feit heeft gepleegd.