ECLI:NL:RBOVE:2016:1054

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
4620072 WM VERZ 15-1988
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke sanctie opgelegd aan Stichting Stadsorgel Oldenzaal voor fout parkeren tijdens de Vierdaagse

In deze zaak heeft de Stichting Stadsorgel Oldenzaal bezwaar gemaakt tegen een parkeerboete die was opgelegd aan haar transportwagen, die fout geparkeerd stond tijdens de Vierdaagse van Oldenzaal. De stichting betoogde dat de verbalisant de boete niet aan de kentekenhouder had mogen opleggen, maar de chauffeur had moeten aanspreken, aangezien het draaiorgel goed hoorbaar was en de transportwagen zichtbaar bij het draaiorgel hoorde. De kantonrechter, mr. F.C. Berg, oordeelde echter dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter stelde vast dat er een zonaal parkeerverbod gold en dat de stichting geen ontheffing had. De kantonrechter overwoog dat de verbalisant niet de plicht had om op zoek te gaan naar de bestuurder, vooral gezien de afstand van 50 meter tussen de transportwagen en het draaiorgel. De kantonrechter concludeerde dat de omstandigheden van de zaak niet zodanig bijzonder waren dat de opgelegde boete moest worden aangepast. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard, maar het beroep tegen de inleidende sanctie werd ongegrond verklaard. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

proces-verbaal
tevens aantekening mondelinge beslissing Wahv

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - zittingsplaats Enschede
zaaknummer : 4620072 WM VERZ 15-1988
CJIB-nummer : [CJIB-nummer]
In de Mulder beroepszaak met het hierboven genoemde zaaknummer heeft

Stichting Stadsorgel Oldenzaalhierna te noemen: betrokkene

Namens deze

[gemachtigde][adres][woonplaats]

Hierna te noemen: gemachtigde
een beroepschrift ingediend. Op de openbare zitting van 9 maart 2016 heeft mr. F.C. Berg,
kantonrechter, gemachtigde en mr D. Sikkes namens de officier van justitie gehoord. De zaak is eerder behandeld op de zitting van 7 januari 2016 en de behandeling is toen geschorst om de officier van justitie in staat te stellen een aanvullend proces-verbaal over te laten leggen van de verbalisant [verbalisant] , waarin zij ingaat op de vraag of er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder aan te houden.
Het volgende is ter zitting voorgevallen, besproken en door de kantonrechter overwogen:
Aan betrokkene is een sanctie opgelegd van € 90,-- vermeerderd met € 7,-- administratiekosten, ter zake van een bij de WAHV omschreven gedraging die in strijd is met een op het verkeer betrekking hebbend voorschrift, te weten: “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone”, gepleegd op 22 mei 2015 rond 20.24 uur in de Marktstraat in de gemeente Oldenzaal.
Betrokkene heeft kort gezegd aan het administratief beroep tegen de sanctie ten grondslag gelegd dat het draaiorgel van betrokkene is ingezet bij de verlevendiging van de Vierdaagse in Oldenzaal. Het draaiorgel wordt vervoerd in een transportwagen. Wanneer het draaiorgel speelt is het handig als de transportwagen in de directe omgeving blijft met zekere regelmaat zware kisten met draaiorgelmuziekboeken uitgeladen moeten worden en weer moeten worden opgeborgen. In het onderhavige geval stond de transportwagen op ongeveer 50 meter van het draaiorgel. Op de zijkant van de transportwagen stond een afbeelding van het op die plaats ook hoorbare draaiorgel. Het is dan weinig passend om zonder meer een boete op te leggen aan betrokkene, een stichting die met behulp van vrijwilligers en met weinig middelen probeerde met draaiorgel ‘t Piepenrek de sfeer van de Vierdaagse te verhogen en zo bij te dragen aan de gemeenschap van Oldenzaal. Wat was het probleem? De transportwagen stond niemand in de weg, waarom is niet aan de orgelman verteld dat er een probleem is? Desnoods had de wagen wat verplaatst kunnen worden.
De officier van justitie heeft dat administratief beroep “kennelijk ongegrond” verklaard omdat de aangevoerde grond geen aanleiding geeft tot vernietiging van de sanctie of de matiging van het bedrag ervan.
In het beroep tegen die beslissing heeft betrokkene aanvullend aangegeven dat deze beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Waarom is wat is de aangevoerde grond onvoldoende aanleiding tot vernietiging of matiging?
Ter zitting van 7 januari 2016 heeft gemachtigde het standpunt van betrokkene nader toegelicht aan de hand van pleitnotities en foto’s. Ook zijn bijdragen van de facebooksite van betrokkene overgelegd waaruit blijkt dat ook de burgemeester zich afvraagt waarom de boete nodig was. Betrokkene wijst erop dat de straat waarin het orgel en de transportwagen stond tijdens het spelen al was afgesloten voor verkeer. Betrokkene draait op vrijwilligers en heeft weinig middelen. Zo een boete is niet bemoedigend.
Betrokkene wees ook op een uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 15 november 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl ECLI:NL:GHLEE:2010:BQ2343, zoals ook door de officier van justitie naar voren gebracht herhaald in het arrest van 5 juni 2014, WAHV 200.131.438. Daaruit blijkt dat het gerechtshof van oordeel is dat als er een reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden, daarvan niet mag worden afgezien. En anders moet de sanctie vernietigd worden.
Desgevraagd heeft gemachtigde geantwoord dat hij ermee bekend is dat de plek waar geparkeerd is, ligt in een zone waar volgens verkeersbord E1 niet geparkeerd mag worden.
De officier van justitie stelde zich ter zitting van 7 januari 2016 op het standpunt dat de verbalisant niet de plicht heeft om op zoek te gaan naar een eventuele bestuurder. Wel is inderdaad juist dat, als hij aanstonds een bestuurder had kunnen aanspreken, het niet aanspreken volgens de jurisprudentie van het gerechtshof hoort te leiden tot vernietiging van de opgelegde sanctie. In dit geval was de bestuurder kennelijk niet bij de auto. En 50 meter is toch ook weer enige afstand daarvandaan. Er gold een zonaal parkeerverbod vanwege bord E1, en of er hinder was of niet is niet relevant. De verbalisant hoefde niet te vragen om verplaatsing of eerst een waarschuwing te geven. Het beroep moet ongegrond verklaard worden.
In vervolg op die zitting van 7 januari 2016 is een aanvullend proces-verbaal opgesteld. De verbalisante geeft in dat proces-verbaal van 15 februari 2016 aan dat zij een personenauto en een bedrijfsauto geparkeerd zag staan. De bedrijfsauto blijkt achteraf bij het Piepenrek te horen. Eerst heeft zij de bestuurder van de personenauto aangesproken. Deze bleek van de pers te zijn en zijn auto niet te willen verplaatsen. Na dreiging met een bekeuring verplaatste hij de auto toch. Zij liep vervolgens naar de al enige tijd geparkeerd staande bedrijfsauto en begon een bekeuring uit te schrijven.
“Ik zag niemand in de nabije omgeving van deze bedrijfsauto en ik hoorde op dat moment geen muziekgeluiden, ook niet van een draaiorgel. Verbalisant heeft de foutparkeerders in de Marktstraat eerst de mogelijkheden geboden om hun voertuig te verplaatsen, maar verbalisant had niet de mogelijkheid om de bestuurder van de bedrijfsauto met het kenteken [kenteken] aan te spreken omdat deze niet aanspreekbaar was in de Marktstraat en verbalisant ook niet wist waar deze zich bevond. Ik deed de aankondiging van beschikking achter de ruitenwisser van de bedrijfsauto met het kenteken [kenteken] . Ik heb verder niet gesproken met de heren van het Piepenrek en ook hierna geen enkele reactie gehad [van de heren van het Piepenrek, begrijpt de kantonrechter] naar aanleiding van deze aankondiging van beschikking. Hierna heb ik nog een bedrijfsauto bekeurd in de Marktstraat waarvan de bestuurder ook weigerde om zijn voertuig te verplaatsen naar de vele dichtbij gelegen parkeerplaatsen.”
Bijgevoegd zijn bij dat proces-verbaal ook de foto’s die de verbalisante destijds van het voertuig van betrokkene heeft gemaakt.
Ter zitting is namens betrokkene aan de hand van pleitaantekeningen betoogd dat de verklaring van verbalisante leugenachtig is, waarbij betrokkene verwijst naar wat de burgemeester volgens een bericht in de krant van de verbalisante zou hebben vernomen, te weten dat de organisatie volgens de verbalisante gewaarschuwd was. Ook zijn enkele emails overgelegd.
Voorts is ter zitting een filmpje vertoond dat door een omstander op zijn telefoon is gemaakt van de verbalisante terwijl zij bezig is om het voertuig van betrokkene te bekeuren. Daaruit blijkt dat zij wordt aangesproken door iemand. Dat zou volgens betrokkene een medewerker van de Tubantia zijn. Op het filmpje is verder luid en duidelijk het draaiorgel te horen. Het filmpje is op verzoek van de kantonrechter per email ook aan de kantonrechter en de gemachtigde van de officier van justitie gestuurd zodat he deel kan uitmaken van het dossier.
Op het filmpje is het gesprek tussen de verbalisant en de persoon die haar aanspreekt niet te verstaan. Dat geldt ook voor de woorden van een derde die zich nog kort bij beiden voegt en nog wat roept voordat hij zijn weg weer vervolgt.
Van de kant van de officier van justitie is op 9 maart 2016 aan de kantonrechter voorgesteld om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren. Op zichzelf was er geen wettelijke verplichting om op zoek te gaan naar de bestuurder maar het zou billijk zijn gelet op de omstandigheden van het geval en gelet op de aard van de organisatie om het bedrag van de sanctie te verlagen naar € 0.
Betrokkene heeft verzocht om een vergoeding voor de gemaakte kosten.
De kantonrechter heeft aangekondigd twee weken later uitspraak te zullen doen. Die uitspraak wordt dan op schrift gesteld en aan beide partijen worden toegestuurd.
Na de zitting van 9 maart 2016 heeft betrokkene nog een mailtje toegestuurd aan de kantonrechter en aan de gemachtigde van de officier van justitie. Het zou afkomstig zijn van ene [verslaggever] die zegt aanwezig te zijn geweest als verslaggever van de Avondvierdaagse.
“Op de weg terug naar mijn auto zag ik dat er wat gedoe was rondom een parkeerwachter die een bon uitschreef voor het vrachtwagentje waarmee het Oldenzaalse draaiorgel wordt vervoerd. Omdat het Piepenrek iets verderop stond en gebruikt werd om de wandelaars te verwelkomen, kwam dat een beetje ongelukkig op mij over. Als ik het mij goed herinner, werd de bewuste ambtenaar daar ook op aangesproken door voorbijgangers. Ik zou niet met zekerheid kunnen zeggen dat ik haar daar ook op heb aangesproken. Een fotograaf van onze krant ( [fotograaf] ) heeft zich er ook nog mee bemoeid omdat hij ook bijna op de bon was geslingerd. Wel staat me bij dat de bewuste ambtenaar weinig coulance toonde en onverbiddelijk haar werk deed. Zoals verslaggevers dat meestal doen, heb ik ’t vooral vanaf een afstandje en met de nodige verbazing gevolgd. Die verbazing heb ik ook verwoord in een bijdrage aan onze rubriek Wa'k zegg'n wol.”
Beide partijen hebben in de volgende dagen per mail aan de kantonrechter toestemming gegeven om dit mailtje bij zijn oordeelsvorming te betrekken en om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Het beroep is tijdig ingesteld en betrokkene heeft binnen de bij de WAHV bepaalde termijn zekerheid gesteld, zodat het beroep ontvankelijk is.
De beslissing van de officier van justitie waartegen het beroep is gericht is om de aangevoerde reden inderdaad onvoldoende gemotiveerd. Het beroep ertegen moet gegrond verklaard worden en de beslissing op het administratief beroep moet vernietigd worden.
De kantonrechter zal daarom nu dat administratief beroep beoordelen en doen wat de officier van justitie had behoren te doen.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen en ook voor hemzelf voldoende vast staat dat in de Marktstraat in Oldenzaal een zonaal ingesteld parkeerverbod geldt.
Een zonaal parkeerverbod geldt voor alle bestuurders behalve voor diegenen die een ontheffing ervan hebben. Betrokkene had geen ontheffing. Dus kon zij een sanctie krijgen. Het door de minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde bedrag daarvan is € 90. Daaraan doet niet af dat betrokkene door vrijwilligers wordt gerund en dat die door velen voor hun inspanningen gewaardeerd worden, dat het wenselijk en begrijpelijk is dat de transportwagen dicht bij het draaiorgel staat, dat niemand er last van heeft dat het voertuig verkeerd staat geparkeerd of als alle andere wel bekeurde bestuurders en mensen de hun auto wel verplaatsten of van het begin af aan goed parkeerden een oogje dicht voor het Piepenrek wel zouden begrijpen. De wet is hard en zij geldt voor iedereen, ook voor ‘t Piepenrek.
De vraag die partijen verdeeld houdt is vooral of de sanctie gelet op artikel 5 Wahv wel mocht worden opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder.
Artikel 5 Wahv bepaalt voor zover relevant dat de sanctie aan de kentekenhouder van het voertuig wordt opgelegd “indien […] niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is. Het gerechtshof heeft deze bepaling in de beide arresten in identieke bewoordingen zo uitgelegd dat “ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, […] de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.”
In het filmpje is te zien dat de verbalisante zich voortdurend voor de voorkant van de transportwagen van betrokkene bevindt. Er is geen enkele aanwijzing dat zij de zijkant heeft gezien waarop het draaiorgel is afgebeeld. Zoals te zien is op haar foto’s staat boven de voorruit op de cabine de vermelding van een met zijn naam genoemd bedrijf dat gelet op de prominente vermelding van zijn website kennelijk in bouwmachines handelt. Op de motorkap staat de niet te missen naam en logo van een bedrijf dat kennelijk opslagruimte verhuurt. Wat zij zag doet niet denken aan een draaiorgel.
Er is ook verder niets in het dossier dat de verbalisante kennelijk door visuele waarneming op de gedachte had behoeven te brengen dat dit het voertuig is van een stichting die met een draaiorgel de sfeer in de stad Oldenzaal verlevendigt.
Zou zij ook het draaiorgel hebben gehoord zoals dat inderdaad duidelijk te horen is op het filmpje, dan zou zij nog niet de gedachte hebben moeten krijgen dat zij nu mogelijk bezig was om de kentekenhouder van de transportwagen van dat draaiorgel te bekeuren.
Gelet op de email van de verslaggever was hij juist niet degene die verbalisante aansprak. Noch in zijn herinnering zoals de kantonrechter die leest noch in wat de kantonrechter op het filmpje hoort kan in redelijkheid worden afgeleid dat in het gesprek aan de verbalisante duidelijk is gemaakt dat de transportwagen die bekeurd werd die van het hoorbare draaiorgel was. Dat kan zo zijn geweest maar zeker is dat allerminst.
De kantonrechter concludeert dat op grond van een en ander niet aannemelijk is gemaakt dat de verbalisante zich ervan bewust was of zich in redelijkheid bewust had moeten zijn, dat zij bezig was een boete aan te kondigen voor betrokkene en dat de bestuurder een relatie had met het hoorbare draaiorgel waarvan een afbeelding op de zijkant van het voertuig stond. In dat geval kan ook niet de verplichting bestaan om bij het draaiorgel op zoek te gaan naar de bestuurder, los van de vraag of die verplichting er gelet op de afstand van 50 meter is.
Bij de beantwoording van die vraag of zij 50 meter had moeten lopen om de bestuurder bij het draaiorgel te zoeken, moet overigens rekening worden gehouden met allerlei denkbare alternatieven van deze casus: dat er een briefje achter de voorruit ligt met teksten als ”aan het werk op nr 11”, “even bij de slager, ben zo terug” of “ben bij het draaiorgel”. De kantonrechter meent dat het snel te ver gaat om al deze gevallen te zien als gevallen waarin zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder voordoet, al is het ook maar omdat wie de bestuurder was helemaal nog niet is vastgesteld en ook niet meer is vast te stellen anders dan door de al of niet waarachtige verklaring van iemand die zich even later 50 meter verder, bij nr 11, bij de slager of later bij het voertuig of bij het draaiorgel, voor bestuurder uitgeeft. Het gaat in het onderhavige geval dus niet om een “achtervolgen of tot stoppen manen van een waargenomen bestuurder” zoals in beide arresten van het gerechtshof maar om “een op zoek gaan naar iemand die zich bekend maakt als bestuurder”, en de vraag is of artikel 5 Wahv daarop doelt.
Maar zelfs als de verbalisante wel wist dat zij de kentekenhouder van de transportwagen van het draaiorgel aan het bekeuren was, op grond waarvan is dan uit het onderzoek in deze zaak aannemelijk geworden dat de bestuurder van die transportwagen zich ook ophield in de directe omgeving van het draaiorgel? Waarom zou hij daar voortdurend bij blijven staan wachten tot de avond om is, of waarom zou hij specifiek rond 20.24 uur daar hebben moeten zijn of waarom kon hij daar worden verwacht te zijn? De verbalisant zou op onderzoek hebben kunnen gaan bij degene die het draaiorgel bedient, maar met welke kans op succes op het aantreffen van de bestuurder? Ook bij het onderzoek in deze zaak is niet gesteld noch aannemelijk gemaakt wie de bestuurder was en dat hij rond 20.24 uur daadwerkelijk aanwezig was bij het draaiorgel. Evenmin is dus aannemelijk gemaakt dat het feitelijk mogelijk was om de bestuurder bij het draaiorgel staande te houden en hem te bekeuren of, ook mogelijk, om hem te vragen de wagen te verplaatsen.
Het beroep op artikel 5 Wahv faalt daarom.
Wat de hoogte van de opgelegde boete betreft overweegt de kantonrechter het volgende.
De hoogte van de boetes wordt op grond van de Wahv vastgesteld door de minister van Veiligheid en Justitie die ze vervolgens bekend maakt aan de Tweede kamer. De Tweede Kamer heeft op de tarieven voor het fout parkeren geen kritiek geuit. De kantonrechter moet daarom alleen in heel bijzondere omstandigheden de hoogte van een opgelegde boete aanpassen of zelfs op € 0 stellen. Artikel 9, tweede lid onder b Wahv noemt het geval dat “de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden” de sanctie niet billijken en het geval dat “de omstandigheden waarin betrokkene verkeert” het bedrag van de sanctie niet passend is.
De omstandigheden van het geval waarmee de kantonrechter rekening zou kunnen houden zijn in deze zaak met name de – in het zicht van iedereen – fout geparkeerde nogal grote auto waarvoor ruim op voorhand vast stond dat die (om dicht bij het draaiorgel te zijn) geparkeerd moest worden in een straat in een zone waar niet geparkeerd mag worden. Toch is er niet van te voren een ontheffing gevraagd of op een informele manier met de gemeentelijke handhavingsdienst afgesproken waar de auto zou kunnen staan zonder boete te krijgen. In tegendeel, de auto is “zo maar” neergezet en er is zelfs geen briefje in achtergelaten waar de bestuurder is of met welk telefoonnummer hij is te bereiken. En als de kantonrechter het goed ziet, is dit de vaker voorkomende praktijk van betrokkene: dat de sfeer in Oldenzaal moet worden verhoogd en dat de transportwagen dan in de buurt moet staan terwijl dat niet mag. Daar zou betrokkene dan toch zijn voorbereidingen voor moeten treffen.
Betrokkene vindt dat de kantonrechter naast haar drijven op vrijwilligers bij zijn afweging vooral gewicht moet toekennen aan haar doel van de sfeerverhoging voor het algemeen belang van Oldenzaal. De kantonrechter wordt echter in zijn praktijk van de beoordeling van verkeersovertredingen geconfronteerd met erg veel mensen die naar zij zelf menen goede bedoelingen hebben en lovenswaardige motieven hebben om op de plaats van bestemming aan te komen maar daarbij de verkeersregels bewust of onbewust negeren. In zijn praktijk komen talloze vrijwilligers, mantelzorgers, thuiszorgmedewerkers die fout parkeren, vaders en moeders die op tijd bij een bso moeten zijn, mensen onderweg naar een stervende of een examen, en zo voort, voorbij. Bijna iedereen lijkt wel onderweg met of naar een goed doel! En velen zijn ook nog sympathiek of hebben maar weinig om van rond te komen. Maar het verkeer zou een chaos worden als we allemaal maar zelf uitmaken dat de verkeersregels voor onszelf niet gelden en de boete vervolgens door de officier van justitie of de kantonrechter gemakkelijk bij elk hem goed voelend verhaal ongedaan wordt gemaakt. De andere verkeersdeelnemers hebben er recht op dat zij mogen vertrouwen dat de andere verkeersdeelnemers ook de verkeersregels naleven en dat alleen in heel bijzondere gevallen een boete vanwege een echt bijzondere omstandigheid ongedaan wordt gemaakt. Een lichtvaardig doorhalen van de verkeersboetes kan alleen maar stimuleren dat men het “erop waagt” zoals betrokkene dat nu kennelijk ook bewust heeft gedaan. Ter beoordeling staat dus niet de sympathie die men voor betrokkene kan hebben maar vooral het belang van de verkeersveiligheid en de naleving van de verkeersregels en de vraag of er heel bijzondere omstandigheden zijn om het wettelijk vastgestelde tarief in dit geval aan te passen.
De kantonrechter komt in deze zaak tot de conclusie dat de omstandigheden van het geval en van betrokkene niet dermate bijzonder zijn dat het sanctiebedrag moet worden aangepast.
Voor een vergoeding van proceskosten ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding.

Beslissing:

Verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt deze.
Verklaart het beroep tegen de inleidende sanctie ongegrond.
Wijst af het verzoek om een proceskostenvergoeding.
Aldus gegeven te Almelo door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en in tegenwoordigheid van de griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2016.
Afschrift toegezonden aan betrokkene en de officier van justitie op:
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken vanaf datum van toezending hoger beroep instellen bij het gerechtshof te
Arnhem-Leeuwarden.
Het beroepschrift moet tijdig worden ingediend bij de rechtbank Overijssel, afdeling strafkanton, locatie Almelo (postadres: postbus 323, 7600 AH Almelo) en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Het beroepschrift mag niet via e-mail worden ingediend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift om een zitting wordt gevraagd om uw standpunt mondeling toe te lichten.