WAHV 200.063.790
15 november 2010
CJIB [nummer]
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 30 maart 2010
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 13 september 2010 heeft de griffier van het hof de advocaat-generaal verzocht om nadere informatie.
De advocaat-generaal heeft op 5 oktober 2010 nadere informatie in het geding gebracht.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld te reageren op de informatie, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “stilstaan op kruispunt”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 juli 2009 om 20.41 uur op het Stationsplein te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-AB-AB].
2. De betrokkene heeft onder meer aangevoerd dat, wanneer de verbalisant ter plaatse aanwezig was, hij hem had moeten staandehouden.
3. Artikel 5 WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
4. De aanvullende verklaring van de verbalisant d.d. 16 september 2009 houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"Ik, verbalisant heb de betrokkene niet staandegehouden. Ik verbalisant werk met een handcomputer waardoor dit niet mogelijk is. Ik, verbalisant kan ook de gegevens van de betrokkene ter plaatse niet verifiëren via een database zoals de politie heeft."
5. Op een later moment heeft de verbalisant zijn bovengenoemde verklaring per emailbericht - voor zover hier van belang - als volgt toegelicht:
"…met deze computer kunnen wij wel kentekens invoeren maar geen identiteitsgegevens. Wij kunnen ook niet via een systeem achterhalen of de gegevens die op een identiteitsbewijs staan, bijvoorbeeld een rijbewijs nog kloppen. Als we een actie samen met de politie hebben dan kunnen we wel personen staande houden en worden deze ter plaatse meteen gecheckt in het systeem van de politie. Daarom schrijven we meestal op kenteken."
6. Naar het oordeel van het hof kan de vraag of zich een reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan niet afhankelijk gesteld worden van de wijze waarop de verbalisant op straat de gedragingsgegevens moet verwerken. Van belang is slechts of de verbalisant na de vaststelling dat de gedraging is verricht aanstonds in de gelegenheid is geweest de bestuurder aan te spreken en zijn identiteit vast te stellen. Nu de verbalisant enkel het gebruik van de handcomputer opgeeft als reden voor het afzien van staandehouding, houdt het hof het ervoor dat de gelegenheid daartoe zich wel heeft voorgedaan. Daarom had artikel 5 WAHV buiten toepassing moeten blijven en had de sanctie aan de bestuurder moeten worden opgelegd.
7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de inleidende beschikking niet in stand blijven. Het hof zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 3 november 2009, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer [nummer] de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 90,-, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. De Ruijter als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.