ECLI:NL:RBOVE:2015:5171

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
C/08/163477 / HA ZA 14-525
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende opheffing beslag en eigendom van paarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 oktober 2015 een vonnis gewezen in een incident dat betrekking heeft op de opheffing van beslag en de eigendom van paarden. Eiser in conventie, [X], is lid van de koninklijke familie van Saoedi-Arabië en vordert dat de rechtbank verklaart dat hij volledig eigenaar is van de paarden en de bijbehorende paspoorten. Hij stelt dat gedaagde, [Y], de paarden zonder zijn toestemming heeft toegeëigend en hen naar Nederland heeft gebracht. [Y], een olympisch springruiter, betwist de eigendom van de paarden en voert aan dat hij recht heeft op betaling van stallings- en trainingskosten, alsook op een retentierecht. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de ondeugdelijkheid van de vordering van [Y] en dat de belangen van [X] bij opheffing van het beslag niet zwaarwegend genoeg zijn. De vordering van [X] tot opheffing van het beslag wordt afgewezen, evenals zijn andere vorderingen. De rechtbank verwijst de hoofdzaak naar de rol voor uitlating van partijen op 28 oktober 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/163477 / HA ZA 14-525
Vonnis in incident van 14 oktober 2015
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats 1] , [land 1] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. L.M. Schelstraete te Tilburg,
tegen
[Y],
laatst wonende te [woonplaats 2] , [land 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo.
Partijen zullen hierna [X] en [Y] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 9 producties,
  • de akte houdende wijziging van eis en overlegging van producties (10 en 11),
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis is reconventie met 52 producties,
  • de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 11 Rv tevens houdende akte wijziging van eis met producties 10 t/m 32,
  • een viertal beslagstukken aan de zijde van [Y] ,
  • producties 53 t/m 64 aan de zijde van [Y] ,
  • de akte houdende wijziging van eis en overlegging van producties (33 t/m 43 aan de zijde van [X] ,
  • producties 65 t/m 69 aan de zijde van [Y] ,
  • producties 70 t/m 74 aan de zijde van [Y] ,
  • productie 75 aan de zijde van [Y] ,
  • producties 44 t/m 46 aan de zijde van [X] ,
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 5 maart 2015,
  • de conclusie van antwoord in het incident aan de zijde van [Y] ,
  • de conclusie van repliek in conventie met producties 47 t/m 49,
  • het vonnis in het incident van 15 april 2015,
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie met producties 53 t/m 77,
  • de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie tevens houdende incidentele conclusie ex artikel 223 Rv met producties 50 t/m 57,
  • de conclusie van antwoord in het incident met producties 1 t/m 14,
  • de akte houdende uitlating producties in het incident ex artikel 223 Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
[X] is lid van de koninklijke familie van Saoudi-Arabië. [X] is een zoon van [Z] (verder te noemen: [Z] ).
2.2.
[Y] is een olympisch springruiter.
2.3.
[Z] is eigenaar van de stal Old Lodge in Hickstead, Verenigd Koninkrijk. In die stal stonden onder meer de paarden Cougar III, Sawyer l’Enchante, Gucci van het Costerveld, Carat en Gracefull W. (verder te noemen: de paarden) gestald.
2.4.
De paarden werden verzorgd, getraind en bereden door [Y] die daarin werd bijgestaan door een aantal grooms en voor zijn verrichtingen werd betaald door [Z] .
2.5.
In de zomer van 2014 heeft [Y] de paarden overgebracht naar Nederland.
2.6.
[X] heeft hierop een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij vonnis van 2 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter de primaire vordering van [X] om [Y] te veroordelen tot afgifte van de paarden afgewezen en de subsidiaire vordering om [Y] te gebieden de paarden bij een derde te (laten) stallen toegewezen, in die zin dat [Y] op straffe van verbeurte van een dwangsom is veroordeeld de paarden te stallen en gestald te houden bij stal [G] in [plaats 1] tot het moment dat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de bodemrechter over de eigendom van de paarden en de paspoorten en het retentierecht van [Y] zal zijn beslist.
2.7.
Op 3 november 2014 heeft [X] na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir beslag tot afgifte gelegd op de paarden en de daarbij behorende paspoorten en deze ter gerechtelijke bewaring afgegeven aan [A] te [plaats 2] .
2.8.
Bij arrest van 13 januari 2015 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is voornoemd vonnis van 2 oktober 2014 bekrachtigd met dien verstande dat in het dictum in plaats van Stal [G] te [plaats 1] , [A] te [plaats 2] gelezen dient te worden. Tegen dit arrest is geen beroep in cassatie ingesteld.
2.9.
Op 4 februari 2015 heeft [Y] na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch conservatoir verhaalsbeslag op de paarden gelegd.
2.10.
De paarden en de paspoorten bevinden zich thans nog steeds bij [A] te [plaats 2] .

3.Het geschil in de hoofdzaak

In conventie
3.1.
[X] vordert na wijzigingen van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. te verklaren voor recht dat [X] volledig eigenaar is van de paarden en de paspoorten;
II. [Y] te gebieden om binnen 24 uur na betekening aan hem van het vonnis [X] feitelijk in het bezit te stellen van de paarden en paspoorten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. te verklaren voor recht dat [Y] uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens [X] uit hoofde van het zich zonder recht en/of titel toe-eigenen van de paarden en de paspoorten, met veroordeling van [Y] tot vergoeding van de dientengevolge door [X] geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. [Y] te veroordelen om binnen een termijn van 14 dagen na betekening aan hem van het vonnis aan [X] een bedrag te voldoen van € 100.000,00 ten titel van voorschot op de door [Y] aan [X] uit hoofde van zijn onrechtmatig handelen te betalen schadevergoeding;
V. [Y] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het nasalaris, de kosten van de conservatoire beslagleggingen en de kosten van de gerechtelijke bewaring, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[X] stelt daartoe -kort gezegd- dat hij volledig eigenaar is van de paarden en de daarbij behorende paspoorten en dat [Y] de paarden en paspoorten zonder medeweten en/of instemming van [X] en derhalve zonder recht en/of titel heeft toegeëigend, heeft laten transporteren naar Nederland en voor [X] verborgen heeft gehouden. [Y] heeft hiermee onrechtmatig jegens [X] gehandeld en is als gevolg hiervan aansprakelijk voor de door [X] geleden en nog te lijden schade. [X] wenst zijn eigendommen te revindiceren
3.3.
[Y] voert verweer. [Y] betwist dat sprake is van een onrechtmatige daad. De paarden zijn niet van [X] , zodat geen sprake kan zijn van een inbreuk op het eigendomsrecht van [X] . [X] kan derhalve geen schade hebben geleden, waarvoor [Y] aansprakelijk gehouden kan worden. Ook wanneer wel sprake zou zijn van een inbreuk op een eigendomsrecht van [X] , dan is daarvoor een rechtvaardigingsgrond aanwezig. Deze bestaat eruit dat [Y] al geruime tijd onbetaald is gebleven ter zake de afgesproken stallingskosten, trainingskosten en overige aan de paarden gerelateerde kosten, zodat [Y] een gerechtvaardigd beroep kan doen op het retentierecht ex artikel 3:291 BW. Tot slot betwist [Y] de hoogte van het schadebedrag en alle door [X] gestelde schadeposten.
In reconventie en voorwaardelijke reconventie
3.4.
[Y] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
In reconventie:
I. [X] te veroordelen aan [Y] te voldoen het bedrag van € 298.950,07, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW;
II. [X] te veroordelen aan [Y] te voldoen de schade die [Y] heeft geleden als gevolg van de ernstige blessure van Cougar die Cougar heeft opgelopen tijdens de gerechtelijke bewaring, welke schade een bedrag van € 400.000,00 beloopt, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. te verklaren voor recht dat de melding die door [Z] op 22 september 2014 is gemaakt en door [X] op 16 december 2014 is gemaakt bij de Saudi Arabian Equestrian Federation en de Fédération Equestere Internationale onrechtmatig is en [X] te veroordelen aan [Y] te betalen de schade die [Y] ten gevolge daarvan heeft geleden en nog zal lijden, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In voorwaardelijke reconventie, voor zover in rechte vast mocht komen te staat dat [X] (mede-)eigenaar is van de paarden:
IV. voor recht te verklaren dat [Y] zich op goede gronden jegens een ieder (waaronder [X] ) heeft beroepen op het hem toekomende retentierecht en dat [X] schadeplichtig is, doordat hij [Y] de paarden heeft ontnomen;
V. [X] te veroordelen aan [Y] op grond van de ongerechtvaardigde verrijking te voldoen, de schade die [Y] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden door de onrechtmatige inbeslagname en gerechtelijke bewaring vanaf de dag van inbeslagname, zijnde 2 oktober 2014 tot aan de dag dat de paarden weer aan [Y] ter hand gesteld worden, bestaande uit de door [Y] gederfde vergoeding voor zijn arbeid, die hij ten gevolge van de beslagname niet kan uitvoeren ad £ 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Zowel in conventie als in reconventie
[X] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.5.
[Y] stelt daartoe dat hij primair nakoming vordert van de mondelinge overeenkomst, zoals deze is gesloten tussen hem en [Z] in 2009 in Fointainebleau, Frankrijk. Uit hoofde van deze overeenkomst heeft [Y] een bedrag van € 261.890,89 (exclusief rente en incassokosten) te vorderen van [Z] nu laatstgenoemde al ruim twee jaar uitblijft met zijn betalingen. [Y] wenst de paarden weer in bezit te krijgen, zodat hij deze weer kan trainen en kan uitbrengen op hoog niveau. Tijdens de gerechtelijke bewaring is het paard Cougar ernstig geblesseerd geraakt, hetgeen voor rekening en risico van [X] dient te komen. Daarnaast hebben [Z] en [X] een klacht ingediend bij de Saudi Arabian Equestrian Federation, die daar melding van heeft gemaakt bij het Fédération Equestre Internationale. Hierdoor is [Y] uitgesloten van iedere deelname aan nationale en internationale wedstrijden en loopt hij enorme schade op. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de paarden wel in eigendom toebehoren aan [X] , is [Y] van mening dat [X] ongerechtvaardigd wordt verrijkt. De ongerechtvaardigde verrijking voor [X] bestaat uit de waardestijging van de paarden over de jaren 2009 en 2010 tot op heden, welke voor het leeuwendeel gerealiseerd is door de kennis, ervaring en trainingsarbeid van [Y] .
3.6.
[X] voert gemotiveerd verweer. Op dit verweer wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.
4. Het geschil in het incident
4.1.
[X] vordert:
primair:
  • het conservatoire verhaalsbeslag van [Y] van 4 februari 2015 op te heffen;
  • [Y] te gebieden om te gehengen en te gedogen dat [A] de aan hem in gerechtelijke bewaring gegeven paarden en paspoorten aan [X] afgeeft, nadat [X] het door hem op deze paarden en paspoorten op 3 november 2014 gelegde conservatoire beslag tot afgifte heeft opgeheven en daarmee van rechtswege ook een einde is gekomen aan de gerechtelijke bewaring, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
althans
[Y] te gebieden om binnen 24 uur na betekening aan hem van dit vonnis [X] feitelijk in het bezit te stellen van de paarden en paspoorten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- een en ander onder de opschortende voorwaarde dat [Y] niet uiterlijk 31 juli 2015
( i) een bedrag van € 90.749,75 aan [X] heeft voldaan ter dekking van de reeds gemaakte stallings- en verzorgingskosten bij stal [G] en [A] althans een voorschot daarop van € 85.000,00 en
(ii) een bedrag van € 200.000,00 aan [A] heeft voldaan ten titel van voorschot op de nog in de toekomst te maken stallings- en verzorgingskosten;
subsidiair:
  • [Y] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een bedrag van € 90.749,75 aan [X] te voldoen ter dekking van reeds gemaakte stallings- en verzorgingskosten van de paarden althans een voorschot daarop van € 85.000,00;
  • [Y] te veroordelen om maandelijks met ingang van 1 augustus 2015 uiterlijk op de 1e dag van de maand een bedrag van € 9.075,00 (incl. BTW) aan [A] te voldoen ter dekking van de kosten van stalling en verzorging van de paarden, tot op het moment dat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de bodemrechter over de eigendom van de paarden en de daarbij behorende paspoorten en het beweerdelijk retentierecht van [Y] zal zijn beslist, althans partijen hun geschil op andere wijze finaal zullen hebben geregeld;
zowel primair als subsidiair:
- [Y] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen het nasalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[Y] voert gemotiveerd verweer.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [X] voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vorderingen. De gevraagde voorlopige voorzieningen hangen samen met de hoofdvordering en zijn gericht op voorzieningen die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kunnen worden gegeven.
Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregelen rechtvaardigt.
5.2.
[X] vordert primair allereerst dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende het opheffen van het door [Y] gelegde conservatoire verhaalsbeslag.
5.3.
Ten aanzien van deze vordering overweegt de rechtbank dat uit artikel 705 lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, de opheffing van het beslag wordt uitgesproken. In beginsel ligt het op de weg van degene die opheffing van het beslag vordert, om aannemelijk te maken dat sprake is van een opheffingsgrond, maar de rechter dient telkens te beslissen aan de hand van de beoordeling van hetgeen door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Deze beoordeling kan niet los geschieden van een afweging van de wederzijdse belangen, waarbij van belang is de inschatting van het risico enerzijds dat de beslaglegger geen verhaal heeft indien hij over een deugdelijke vordering blijkt te beschikken en het risico anderzijds dat geen verhaal mogelijk zal zijn voor door een onterecht gelegd beslag bij de beslagene ontstane schade.
5.4.
Op grond van de stellingen en verweren van partijen en de door hen in het geding gebrachte stukken is de rechtbank van oordeel dat thans niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [Y] is gebleken en ook niet het onnodige van het beslag is komen vast te staan. In het incident is een nadere onderbouwing van deze vordering door [X] achterwege gebleven. Een enkele verwijzing naar hetgeen [X] in conventie en (voorwaardelijke) reconventie heeft gesteld, is hiertoe onvoldoende.
5.5.
Het is de rechtbank voorts niet voldoende aannemelijk geworden dat [X] een zodanig groot belang bij opheffing van het beslag heeft, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. De enkele stelling van [X] dat hij zich genoodzaakt heeft gezien de stallings- en verzorgingskosten van de paarden tot op heden te dragen en dat deze kosten oplopen, terwijl het maar de vraag is of hij deze kosten ooit op [Y] kan verhalen, is hiertoe onvoldoende. Dit klemt temeer nu [Y] betwist dat [X] deze kosten heeft voldaan en thans voldoet en [X] niet heeft gesteld dat hij niet in staat is deze kosten te voldoen.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat thans geen gronden bestaan voor opheffing van het beslag en dat de belangen van [X] bij de opheffing voorshands niet als voldoende zwaarwegend moeten worden beoordeeld, zodat de vordering van [X] tot opheffing van het beslag wordt afgewezen. Reeds gelet hierop dienen de overige primaire vorderingen ook te worden afgewezen.
5.7.
[X] vordert subsidiair een voorziening die, kort gezegd, strekt tot betaling van een geldsom. De rechtbank overweegt dat bij een gevorderde voorziening in de vorm van betaling van een geldsom van belang is dat, in verband met het restitutierisico, toewijzing over het algemeen alleen gerechtvaardigd is indien de vordering reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
5.8.
[X] stelt dat [Y] gehouden is om de maandelijkse kosten van stalling en verzorging van de paarden bij stal [G] en [A] te voldoen, terwijl [X] deze kosten tot nu toe heeft voldaan. Dit volgt volgens [X] uit het vonnis in kort geding van 2 oktober 2014 en het daarop volgende arrest van 13 januari 2015 en de door [Y] jegens [X] gepleegde onrechtmatige daad.
5.9.
Anders dan [X] heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat uit het vonnis in kort geding van 2 oktober 2014 en het arrest van 13 januari 2015 niet valt af te leiden dat [Y] gehouden is om de maandelijkse kosten van stalling en verzorging van de paarden bij stal [G] en [A] te voldoen. Dit was ook geen onderdeel van de vorderingen en kan evenmin uit de overwegingen van voornoemd vonnis en/of arrest worden afgeleid. Voorts heeft [Y] in de hoofdzaak uitvoerig de door [X] gestelde onrechtmatige daad betwist. Zoals ook reeds in voornoemd vonnis en arrest is overwogen, is tussen partijen sprake van een groot aantal geschilpunten van zowel feitelijke als juridische aard. Voor een beantwoording van deze geschilpunten is nader onderzoek nodig. Voor een dergelijk onderzoek is geen ruimte in het kader van een incident.
5.10.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op dit moment de door [X] gestelde vordering onvoldoende vast staat en ook niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Het voorgaande betekent dat de afweging van de belangen van partijen, bij de huidige stand van zaken, tot afwijzing van de gevorderde voorlopige voorziening moet leiden.
5.11.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
De rechtbank zal de zaak naar de rol van woensdag 28 oktober 2015 verwijzen voor uitlating partijen ex artikel 2.11 van het landelijk procesreglement.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst het gevorderde af,
7.2.
veroordeelt [X] in de kosten van het incident, aan de zijde van [Y] tot op heden begroot op € 452,00,
7.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
7.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 oktober 2015voor uitlating partijen ex artikel 2.11 van het landelijk procesreglement.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Lorist en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.