Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende en kantoorhoudende te Hengelo (O),
1.[B] ,
2.[C] ,
niet verschenen.
1.Het procesverloop in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
- i) dagvaarding, met 49 producties;
- ii) akte zijdens eiser met 3 producties;
- iii) conclusie van antwoord, tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met 5 producties;
- iv) conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring;
- v) conclusie van repliek met 13 producties (genummerd 50 tot en met 62);
- vi) conclusie van dupliek met 2 producties (genummerd 6 en 7);
- vii) akte uitlating producties zijdens eiser.
2.De feiten
niet voldoende betwist, en voor zover hier van belang, als vaststaand worden
aangenomen.
[E] was een "katvanger", naar onder andere bleek bij zijn verhoor door de rechter-commissaris in maart 2014.
3.De vorderingen
subsidiair ieder van hen afzonderlijk, zal veroordelen tot betaling van de beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente over die beslagkosten indien en voor zover betaling van die beslagkosten niet plaatsvindt binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis,
4.De standpunten van partijen
Daarnaast, aldus de curator, ontbreken in [D] 's administratie verkoopfacturen – van 22 mei 2013 en 15 augustus 2013, welke de curator van de Belastingdienst Utrecht heeft ontvangen. De curator vermoedt dat het om valse facturen gaat.
Nadat, op 5 juni 2013, [C] in zijn plaats bestuurder van [D] was geworden kwam hij, [B] , nog maar sporadisch over de vloer bij [D] . Hij heeft nog wel, op 27 juni 2013 de melding van betalingsonmacht gedaan, welke door zijn echtgenote was opgesteld. Zij heeft ook nog tot en met de bouwvakantie 2013 (eindigende op 9 augustus 2013) de administratie bijgehouden.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
De door [B] in het geding gebrachte informatie op die website bevat echter slechts algemene en summiere informatie, waaronder de beschrijving van de werkzaamheden ("minimaliseren van de belasting en kostendruk", "begeleiden van ondernemers om het bedrijfsresultaat te verbeteren", en "ondersteunen […] bij het verkrijgen van financieringen"). [B] heeft niet gesteld daarnaast enig antecedentenonderzoek te hebben gedaan.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, nu vaststaat dat [B] , behalve het genoemde summiere onderzoek op het internet, geen verdere naspeuringen heeft gedaan en in het bijzonder geen refertes heeft ingewonnen over zijn nadien geheel onbetrouwbaar gebleken zakenpartners.
6.De beslissing
[D] kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, [B] in de zin van artikel 2:248 lid 1 BW en [C] in de zin van artikel 2:248 lid 1 en 2 BW juncto artikel 2:10 BW, en dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van [D] ;
bevrijd, tot betaling van het tekort in het faillissement van [D] , vermeerderd
met de boedelvorderingen waaronder het salaris van de curator en de
faillissementskosten, zoals dat zal komen vast te staan na de verificatievergadering;
vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien en voorzover betaling van de
beslagkosten niet plaatsvindt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van de curator, tot op heden begroot op
€ 6.817,40, gespecificeerd als volgt:
zover de betaling niet plaatsvindt binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
hoofdzaak is veroordeeld;
op € 2.676,16, gespecificeerd als volgt:
voorraad;