ECLI:NL:RBOVE:2015:4605
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opschorting van het recht op aanvullende inkomensvoorziening ouderen door niet verstrekken van CIN-nummer
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Almelo, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres ontving een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De verweerder heeft op 19 januari 2015 het recht op AIO van eiseres opgeschort, omdat zij geen melding had gedaan van haar Carte d’Identité Nationale (CIN)-nummer. Dit leidde tot een intrekking van de AIO-uitkering per 1 januari 2015. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.
Tijdens de zitting op 2 september 2015 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door F.M. Aalders. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het onderzoek dat door verweerder was ingesteld naar haar buitenlandse bezittingen, en stelde dat het niet verstrekken van haar CIN-nummer niet verwijtbaar was. De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van artikel 53a van de Participatiewet (Pw) bevoegd was om onderzoek te doen naar de juistheid van de verstrekte gegevens en dat het niet verstrekken van het CIN-nummer een schending van de inlichtingenplicht inhield.
De rechtbank concludeerde dat het onderzoek van verweerder niet in strijd was met het verbod op ongerechtvaardigde discriminatie, aangezien het risicoprofiel dat was opgesteld voor AIO-gerechtigden objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de eis van het verstrekken van het CIN-nummer een redelijke en proportionele maatregel was in het kader van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de AIO-uitkering. Aangezien eiseres weigerde haar CIN-nummer te verstrekken, was verweerder bevoegd om de AIO-uitkering op te schorten en in te trekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.