ECLI:NL:RBOVE:2015:4605

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
Awb 15/1233
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van het recht op aanvullende inkomensvoorziening ouderen door niet verstrekken van CIN-nummer

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Almelo, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres ontving een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De verweerder heeft op 19 januari 2015 het recht op AIO van eiseres opgeschort, omdat zij geen melding had gedaan van haar Carte d’Identité Nationale (CIN)-nummer. Dit leidde tot een intrekking van de AIO-uitkering per 1 januari 2015. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.

Tijdens de zitting op 2 september 2015 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door F.M. Aalders. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het onderzoek dat door verweerder was ingesteld naar haar buitenlandse bezittingen, en stelde dat het niet verstrekken van haar CIN-nummer niet verwijtbaar was. De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van artikel 53a van de Participatiewet (Pw) bevoegd was om onderzoek te doen naar de juistheid van de verstrekte gegevens en dat het niet verstrekken van het CIN-nummer een schending van de inlichtingenplicht inhield.

De rechtbank concludeerde dat het onderzoek van verweerder niet in strijd was met het verbod op ongerechtvaardigde discriminatie, aangezien het risicoprofiel dat was opgesteld voor AIO-gerechtigden objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de eis van het verstrekken van het CIN-nummer een redelijke en proportionele maatregel was in het kader van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de AIO-uitkering. Aangezien eiseres weigerde haar CIN-nummer te verstrekken, was verweerder bevoegd om de AIO-uitkering op te schorten en in te trekken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/1233

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te Almelo, eiseres,

gemachtigde: mr. M.I. L’Ghdas,
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2015 (het primaire besluit I) heeft verweerder het recht op een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) van eiseres opgeschort vanaf 1 januari 2015.
Bij besluit van 5 februari 2015 (het primaire besluit II) heeft verweerder de AIO-uitkering van eiseres ingetrokken met ingang van 1 januari 2015.
Bij besluit van 4 mei 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2015.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M. Aalders.

Overwegingen

1. Eiseres heeft een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor een ongehuwde met een AIO-uitkering ontvangen. Verweerder heeft een controle van buitenlands verblijf en vermogen uitgevoerd. Hieromtrent is gerapporteerd op
2 december 2014. Bij brief van 15 december 2014 heeft verweerder eiseres verzocht het nummer van haar Carte d’Identité Nationale (CIN) te verstrekken. Eiseres heeft geen mededeling gedaan van haar CIN-nummer. Vervolgens heeft verweerder het besluit genomen, zoals vermeld in de rubriek “Procesverloop”.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het CIN-nummer nodig is om bij (vervolg)onderzoek in Marokko betrouwbare gegevens te verkrijgen. Door haar CIN-nummer niet te verstrekken heeft eiseres volgens verweerder verwijtbaar niet voldaan aan haar inlichtingenplicht. Verweerder heeft hierin aanleiding gezien de AIO-uitkering van eiseres op te schorten en vervolgens in te trekken.
2.2
Eiseres stelt dat verweerder op een wijze gebruikt heeft gemaakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 53a van de Participatiewet (Pw) die in strijd is met de wet en het verbod op discriminatie. Voor het onderzoek bestaat geen concrete en objectieve aanleiding, aangezien de door haar ingevulde vragenlijst en op vragen gegeven antwoorden geen informatie opleveren die nader onderzoek naar het bezit van een bepaalde woning in Marokko rechtvaardigt. Zonder concrete en objectieve aanleiding zijn volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) onderzoeken ter vaststelling van het recht op bijstand onrechtmatig. Het langdurige verblijf van eiseres vindt al vanaf de aanvang van de AIO-uitkering plaats en is toegestaan, omdat eiseres ouder is dan 65 jaar. Dit was ook al geruime tijd bekend bij verweerder.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Verweerder heeft in het kader van een project besloten tot een onderzoek naar bezittingen van AIO-gerechtigden in het buitenland. Daarbij is overwogen dat, anders dan op basis van de door de aanvrager versterkte informatie, het bestuursorgaan nauwelijks mogelijkheden heeft om buiten de aanvrager en andere reguliere bronnen om, informatie te verkrijgen over mogelijke bezittingen in het buitenland. Op grond van onderzoek en ervaring bestaat het vermoeden dat door veel allochtone uitkeringsgerechtigden in de diverse landen van herkomst in onroerend zaken wordt geïnvesteerd. Ten behoeve van het onderzoek is een “risicoprofiel” opgesteld. Daarbij is gelet op herkomst van de gerechtigde en langdurig verblijf in het buitenland.
3.2
Met dit risicoprofiel wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen AIO-gerechtigden en worden deze verschillend behandeld. De overgrote meerderheid van de AIO-gerechtigden is niet onderworpen aan een onderzoek naar vermogen in het buitenland. Een bepaalde kleine groep personen met een bepaalde dubbele nationaliteit is onderworpen aan een niet-regulier onderzoek. De vraag is of dit gehanteerde onderscheid in het onderhavige geval objectief gerechtvaardigd is.
3.3
Ingevolge artikel 53a van de Pw is verweerder bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van versterkte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Een bijzondere aanleiding voor het starten van een rechtmatigheidsonderzoek is niet nodig. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de CRvB van 31 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7881.
3.4
Uit de uitspraak van de CRvB van 14 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1229, volgt dat bij de inzet van de algemene onderzoeksbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 53a van de Pw het toepassen van risicoprofielen geoorloofd is. Met de uitvoering van de bijstandswetgeving zijn immers aanzienlijke publieke middelen gemoeid. Om te bereiken dat die middelen op de juiste wijze worden besteed, en dat misbruik wordt voorkomen, en aldus te bewerkstelligen dat het maatschappelijk draagvlak voor de uitvoering in stand blijft, is controle, en nadien indien nodig handhaving, van zeer groot belang. De kosten van controle kunnen, uitgedrukt in menskracht en geld, zeer hoog zijn, niet alleen voor het bestuursorgaan, bijvoorbeeld in gevallen als deze met onderzoeken in het buitenland, maar ook voor degenen, die met de controle worden geconfronteerd. Het bijstandverlenend orgaan kan daarom in de uitoefening van de algemene onderzoeksbevoegdheid in beginsel niet de ruimte worden ontzegd om redenen van efficiëntie en effectiviteit gerichte vormen van onderzoek te beperken tot bepaalde groepen AIO-gerechtigden waar, gelet op de kenmerken van die groep en vorm van onderzoek, een grotere kans bestaat dat het onderzoek bijdraagt aan de juiste uitvoering van de wetgeving.
3.5
Met de door verweerder gehanteerde doelgroep en het op grond daarvan verrichten van onderzoek in het buitenland, heeft verweerder niet gehandeld in strijd met het verbod op ongerechtvaardigde discriminatie. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder ter zitting heeft verklaard, dat sprake is geweest van een steekproef en dat daarbij niet is gevraagd naar CIN-nummers in die omvang, zoals door eiser wordt voorgesteld. Van de 40.000 AIO-gerechtigden zijn bijna 6.000 gerechtigden geselecteerd. Deze personen hebben een vragenformulier ontvangen, waarin is gevraagd naar verblijf in het buitenland. Op basis van de antwoorden is een selectie gemaakt. Deze ongeveer 1.600 AIO-gerechtigden zijn bezocht door medewerkers van verweerder, waarbij verder navraag en onderzoek is gedaan naar langdurig verblijf in het buitenland. In ongeveer 500 gevallen is gevraagd naar een CIN-nummer. Daarbij heeft verweerder tevens verklaard dat ook onderzoek is gedaan naar bezittingen in het buitenland van AIO-gerechtigden met een andere achtergrond, zoals een Turkse of Surinaamse achtergrond.
3.6
Gelet op het vorenstaande, was verweerder bevoegd om naar aanleiding van de gegevens voortkomend uit de controle nader onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de aan eisers verleende AIO-aanvulling. In dit kader heeft verweerder eiseres kunnen vragen haar CIN-nummer te verstrekken ten behoeve van nader onderzoek naar bezittingen in Marokko. Het betreft een nummer dat vergelijkbaar is met een Burgerservicenummer, zodat niet kan worden gesproken van een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiseres. De rechtbank volgt verweerders stelling dat de voorkeur moet worden gegeven aan onderzoek op basis van het CIN-nummer, omdat dit vanwege het unieke karakter meer betrouwbare gegevens oplevert dan onderzoek op andere wijze, bijvoorbeeld op basis van alleen de naam van betrokkene, waarbij het risico bestaat van persoonsverwisselingen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het middel hiermee in een redelijke verhouding tot het beoogde doel. De vooronderstelling van eiseres dat het CIN-nummer voor andere doeleinden zal worden gebruikt dan enkel voor het beoogde onderzoek, volgt de rechtbank niet. Artikel 53a van de Pw beperkt verweerder immers tot het opvragen van gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan. Niet aannemelijk is gemaakt dat verweerder zich hieraan niet zal houden.
Het vorenstaande maakt dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van schending van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
3.7
Nu eiseres heeft geweigerd het betreffende CIN-nummer aan verweerder te verstrekken, heeft zij de op haar rustende inlichtingenplicht verwijtbaar geschonden. Verweerder was dan ook bevoegd om met toepassing van artikel 54 van de WWB de AIO-uitkering van eiseres op te schorten en vervolgens in te trekken met ingang van 1 januari 2015. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, rechter, in aanwezigheid van
W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.